Background Total laryngectomy with or without adjuvant (chemo)radiation often induces speech, swallowing and neck and shoulder problems. Speech, swallowing and shoulder exercises may prevent or diminish these problems. The aim of the present paper is to describe the study, which is designed to investigate the effectiveness and cost-utility of a guided self-help exercise program built into the application “In Tune without Cords” among patients treated with total laryngectomy. Methods/design Patients, up to 5 years earlier treated with total laryngectomy with or without (chemo)radiation will be recruited for participation in this study. Patients willing to participate will be randomized to the intervention or control group (1:1). Patients in the intervention group will be provided access to a guided self-help exercise program and a self-care education program built into the application “In Tune without Cords”. Patients in the control group will only be provided access to the self-care education program. The primary outcome is the difference in swallowing quality (SWAL-QOL) between the intervention and control group. Secondary outcome measures address speech problems (SHI), shoulder disability (SDQ), quality of life (EORTC QLQ-C30, QLQ-H&N35 and EQ-5D), direct and indirect costs (adjusted iMCQ and iPCQ measures) and self-management (PAM). Patients will be asked to complete these outcome measures at baseline, immediately after the intervention or control period (i.e. at 3 months follow-up) and at 6 months follow-up. Discussion This randomized controlled trial will provide knowledge on the effectiveness of a guided self-help exercise program for patients treated with total laryngectomy. In addition, information on the value for money of such an exercise program will be provided. If this guided self-help program is (cost)effective for patients treated with total laryngectomy, the next step will be to implement this exercise program in current clinical practice.
DOCUMENT
The background and purpose of this paper is to investigate adherence, exercise performance levels and associated factors in head and neck cancer (HNC) patients participating in a guided home-based prophylactic exercise program during and after treatment [swallowing sparing intensity modulated radiation therapy (SW-IMRT)]. Fifty patients were included in the study. Adherence was defined as the percentage of patients who kept up exercising; exercise performance level was categorized as low: ≤1, moderate: 1–2, and high: ≥2 time(s) per day, on average. Associations between 6- and 12-week exercise performance levels and age, gender, tumour site and stage, treatment, intervention format (online or booklet), number of coaching sessions, and baseline HNC symptoms (EORTC-QLQ-H&N35) were investigated. Adherence rate at 6 weeks was 70% and decreased to 38% at 12 weeks. In addition, exercise performance levels decreased over time (during 6 weeks: 34% moderate and 26% high; during 12 weeks: 28% moderate and 18% high). The addition of chemotherapy to SW-IMRT [(C)SW-IMRT] significantly deteriorated exercise performance level. Adherence to a guided home-based prophylactic exercise program was high during (C)SW-IMRT, but dropped afterwards. Exercise performance level was negatively affected by chemotherapy in combination with SW-IMRT.
DOCUMENT
Een stoornis van het velofaryngale mechanisme leidt tot een gestoorde spraakproductie. Velofaryngale stoornissen kunnen veroorzaakt worden door een anatomisch, neurogeen of functioneel defect. Om de spraak en spraakverstaanbaarheid bij deze patiënten te optimaliseren worden verschillende behandelingsmogelijkheden toegepast, met name chirurgische en/of prothetische en/of logopedische interventies. In de internationale literatuur werden tot nog toe echter weinig studies gepubliceerd omtrent de effectiviteit van de logopedische behandelingsstrategieën. In dit artikel zullen de verschillende therapiestrategieën voor spraakproblemen bij patiënten met velofaryngale stoornissen worden voorgesteld. Vervolgens zal specifiek de effectiviteit van spraakverbeterende chirurgie en naso-endoscopische biofeedback worden aangetoond aan de hand van twee casussen vanuit de klinische praktijk.
DOCUMENT
Background: Early detection and remediation of language disorders are important in helping children to establish appropriate communicative and social behaviour and acquire additional information about the world through the use of language. In the Netherlands, children with (a suspicion of) language disorders are referred to speech and hearing centres for multidisciplinary assessment. Reliable data are needed on the nature of language disorders, as well as the age and source of referral, and the effects of cultural and socioeconomic profiles of the population served in order to plan speech and language therapy service provision. Aims: To provide a detailed description of caseload characteristics of children referred with a possible language disorder by generating more understanding of factors that might influence early identification. Methods & Procedures: A database of 11,450 children was analysed consisting of data on children, aged 2–7 years (70% boys, 30% girls), visiting Dutch speech and hearing centres. The factors analysed were age of referral, ratio of boys to girls, mono‐ and bilingualism, nature of the language delay, and language profile of the children. Outcomes & Results:Results revealed an age bias in the referral of children with language disorders. On average, boys were referred 5 months earlier than girls, and monolingual children were referred 3 months earlier than bilingual children. In addition, bilingual children seemed to have more complex problems at referral than monolingual children. They more often had both a disorder in both receptive and expressive language, and a language disorder with additional (developmental) problems. Conclusions & Implications: This study revealed a bias in age of referral of young children with language disorders. The results implicate the need for objective language screening instruments and the need to increase the awareness of staff in primary child healthcare of red flags in language development of girls and multilingual children aiming at earlier identification of language disorders in these children.
DOCUMENT
Dit artikel besteed aandacht aan de context en omstandigheden van het werken aan een internationaal onderwijsproject, in dit geval gericht op verbetering van het onderwijs in Turkije ten behoeve van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. In dit project lag de nadruk op kwaliteitsverbetering, het bieden van gelijke onderwijskansen aan kinderen en jongeren met een beperking of handicap en het streven naar integratie van deze leerlingen in het reguliere onderwijs. Het project paste in de ondersteuning die Turkije krijgt vanuit de EU om op termijn te voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden aan toetreding tot de EU. In dertien regio's zijn pilots opgezet met het doel kleinschalige onderwijsveranderingen en -vernieuwingen te realiseren, die als voorbeelden van good practice zouden kunnen dienen voor andere regio's.
DOCUMENT
Leerkrachten basisonderwijs ervaren dat de verschillen tussen leerlingen toenemen. De samenstelling van de schoolpopulatie wordt diverser en de huidige generatie leerlingen heeft meer dan voorheen specifieke interesses en behoeften. De veranderende maatschappij en jeugdcultuur waarin nieuwe communicatiemiddelen een dominante rol spelen, hebben daar volgens velen een rol in gespeeld (Inspectie van het Onderwijs, 2006; Kok, 2003). Ook de instroom van migranten en beleidsprogramma’s als ‘Weer Samen Naar School’ en de 'Regeling Leerlinggebonden Financiering’ hebben eraan bijgedragen dat de leerkracht voor de klas steeds meer geconfronteerd wordt met een groep leerlingen met zeer uiteenlopende behoeften (Oostdam, Peetsma & Blok, 2007). Daar komt nog bij dat op schoolniveau problemen sneller en beter gesignaleerd en gediagnosticeerd worden, waardoor eventuele verschillen tussen leerlingen scherper in beeld komen. Op dit moment wordt bijvoorbeeld steeds vaker een ‘rugzakje’ (een persoonsgebonden financiering) aangevraagd om ook kinderen met taal- en spraakproblemen, lichamelijke beperkingen en gedragsproblemen te kunnen laten deelnemen aan het reguliere basisonderwijs. De verwachting bij de introductie van deze rugzakregeling in 2003 was dat de groei van het speciaal onderwijs zou afnemen. Deze verwachting is niet uitgekomen. Naast een explosieve toename van het aantal rugzakleerlingen in het reguliere onderwijs is er nog steeds sprake van een stijging van het aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Om de stijgende kosten het hoofd te kunnen bieden, wil de overheid in de toekomst naar een ander systeem voor zorgleerlingen. Zo liggen er plannen om vanaf 2011 de zogeheten ‘zorgplicht’ in te voeren. Schoolbesturen mogen een zorgleerling dan niet meer weigeren. Elke leerling moet een plek krijgen op een van de scholen die onder het bestuur vallen of er moet gezocht worden naar een passende oplossing. Deze toekomstige ontwikkelingen zullen een extra taak neerleggen bij basisscholen om goed in te spelen op de verschillen tussen leerlingen
DOCUMENT
(Inter)nationaal is er discussie over de vraag of auditieve verwerkingsproblemen (AVP) gezien moeten worden als een unieke klinische diagnose en over de meest geschikte diagnostisering en verwijzing van kinderen in deze doelgroep. Binnen de Nederlandse Audiologische Centra (AC) wordt mede hierdoor verschillend omgegaan met kinderen met zogenaamde onverklaarde luisterproblemen.Het doel van het huidige document is om professionals handvatten te bieden bij het identificeren, diagnosticeren en behandelen van kinderen met luisterproblemen. Het ‘Dutch Position Statement Kinderen met Luisterproblemen’ is ontwikkeld op basis van het huidige wetenschappelijke bewijs omtrent luisterproblemen en op basis van bijeenkomsten gehouden met professionals. Over de volgende 9 statements is consensus bereikt onder professionals van de Nederlandse Audiologische Centra:Definitie:(1) De doelgroep ‘kinderen met luisterproblemen’ is geen unieke en aantoonbare klinische entiteit.(2) De problemen van kinderen met luisterproblemen zijn multimodaal.(3) De symptomen die kinderen met luisterproblemen vertonen kunnen ook voorkomen bij kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen, zoals AD(H)D, TOS, dyslexie en leerstoornissen.Signalering en verwijzing:(4) Na signalering van luisterproblemen kan worden doorverwezen naar een multidisciplinair centrum.Diagnostiek:(5) Bij het diagnosticeren van een kind met luisterproblemen zijn minimaal een klinisch- fysicus audioloog, logopedist en gedragswetenschapper betrokken.(6) Luisterproblemen worden in eerste instantie in kaart gebracht met behulp van een anamnese (hulpvraag centraal) en indien beschikbaar een gevalideerde vragenlijst.(7) Bij kinderen met luisterproblemen wordt naast het toon- en spraakaudiogram altijd een spraak-in-ruis test afgenomen.(8) De diagnostische procedure bij luisterproblemen start vanuit een breed ontwikkelingsperspectief.Behandeling:(9) Bij kinderen met luisterproblemen is de interventie gericht op de hulpvraag en staat het handelingsgericht werken centraal.Dit document informeert professionals in Nederland, die te maken hebben met kinderen die worden aangemeld met klachten met betrekking tot het luisteren bij een goed perifeer gehoor over het huidige beschikbare bewijs en over het gezamenlijke standpunt hierover in Nederland.
DOCUMENT
Deze handreiking is voortgekomen uit het onderzoeksproject ‘Hulpverlening voor kinderen en jongeren met FASD’. Het onderzoek is gefinancierd door het Centre of Expertise Preventie in Zorg & Welzijn van de hogeschool Inholland en is uitgevoerd door het lectoraat GGZ-Verpleegkunde (Inholland) in samenwerking met de FASD Stichting, ’s Heeren Loo en de FAS-poli van Gelre ziekenhuizen in Zutphen. Tijdens de eerste fase van het onderzoek werd een probleem- en behoefteanalyse gedaan door middel van literatuuronderzoek, aangevuld met interviews met acht jongvolwassenen met FASD en elf ouders1. Daarnaast werd een focusgroep gehouden met zes hulpverleners die expertise hadden op het gebied van FASD. De onderzoeksvragen in deze eerste fase van het onderzoek waren de volgende: 1. Welke wetenschappelijke kennis is er beschikbaar op het gebied van ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD en hierop aansluitende hulpverlening? 2. Welke zijn de huidige knelpunten in de hulpverlening aan kinderen en jongeren met FASD en welke oplossingsrichtingen worden hiervoor geopteerd? 3. Op basis van vraag 1 en 2: uit welke componenten bestaat een interventieprogramma dat adequaat aansluit bij de ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD? In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksresultaten samengevoegd in deze handreiking. Een expertisepanel heeft in twee rondes feedback gegeven op de conceptversies. Ook de stuurgroep van het onderzoeksproject heeft inhoudelijk bijgedragen aan het eindresultaat. De opbouw van de handreiking is als volgt. Ten eerste zal een beschrijving worden gegeven van FASD (hoofdstuk 2). Vervolgens zal beschreven worden wat wordt verstaan onder goede zorg voor kinderen2 met FASD (hoofdstuk 3). Deze wordt nader uitgewerkt in een aantal componenten, die tot stand zijn gekomen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, aangevuld met ervaringskennis van jongvolwassenen met FASD (aangeduid in het document met jongvolwassenen), biologische, bonus-, pleeg -en adoptieouders (aangeduid met ouders) en ervaren hulpverleners (aangeduid met focusgroep). Elke component bestaat uit een inhoudelijke toelichting, een beschrijving van de knelpunten en aanbevelingen die zijn voortgekomen uit ons onderzoek. Daarna zal besproken worden welke interventies er zijn voor kinderen met FASD (hoofdstuk 4). Ten slotte worden de knelpunten en aanbevelingen op organisatieniveau beschreven (hoofdstuk 5).
DOCUMENT
In de laatste jaren is er in Nederland toenemende aandacht voor de condities waarin leerlingen les krijgen. Randvoorwaarden zoals temperatuur, akoestiek, luchtkwaliteit, lichtkwaliteit en beschikbare ruimte vormen met elkaar de basisomstandigheden waarin leerlingen en leerkrachten functioneren. Er is betrekkelijk weinig aandacht voor de invloed die akoestiek en luisteromstandigheden hebben op het leerproces van de leerlingen, terwijl het evident is dat deze enkele van de belangrijkste randvoorwaarden vormen voor het kunnen volgen van het onderwijs in de klas. De verwerving van taal èn het leerproces op school vinden immers voor een groot deel plaats via luisteren en talige interactie. Om meer inzicht te krijgen in de invloed die luisteromstandigheden in de klas hebben op leerlingen, is een onderzoek uitgevoerd met klassenversterkingsapparatuur, ook wel Soundfield apparatuur genaamd. Het onderzoek vond plaats op vijf Friese basisscholen in tien verschillende klassen en duurde vier weken. De Soundfield apparatuur bestaat uit een leerkrachtmicrofoon met zender en een luidsprekersysteem met versterker en ontvanger. Met de apparatuur ontstaat er een gelijkmatig „geluidsveld‟ in de klas, waardoor de leerkracht overal even goed hoorbaar is. Er werd gebruik gemaakt van apparatuur met infrarood technologie (Redcat: Infrared Classroom Amplification Technology van Lightspeed Technology).
DOCUMENT
Deze openbare les is uitgesproken door dr. Ellen Gerrits ter gelegenheid van haar installatie als lector Logopedie aan Hogeschool Utrecht. Dit lectoraat is ontstaan vanuit een samenwerking tussen de Faculteit Gezondheidszorg van Hogeschool Utrecht, de opleiding Logopediewetenschap van de Universiteit Utrecht en de Koninklijke Auris Groep, een instelling voor begeleiding, zorg en onderwijs voor kinderen met een communicatieve en/of auditieve beperking. Het lectoraat Logopedie heeft als missie om de transparantie van de logopedische zorg te vergroten en kennis te ontwikkelen en te verspreiden over de effectiviteit van logopedische interventie. Hierbij ligt de focus op preventie en care bij kindertaalstoornissen. Het lectoraat wil dit bereiken met praktijkgericht, toegepast onderzoek. Het lectoraat is uniek in Nederland omdat het zich specifiek richt op het vakgebied Logopedie. Het heeft daarom ook als missie om in brede zin bij te dragen aan de onderbouwing en profilering van het beroep logopedie, en aan de professionalisering en academisering van de logopedist.
DOCUMENT