From start-up to scale-up to market domination in a European context. Companies planning to move into the next phase of their development must be able to finance their ambitions. Those that take the long-term view and a healthy focus on revenue generation stand the greatest chance of staying on course to success.
LINK
Begin 2020 is het project Start Me Up (SMU) begonnen. Het project omvat achtendertig studio’s op Campus de Bergerweg in Alkmaar. Twintig van deze studio’s zijn bedoeld voor jongvolwassenen met een ondersteuningsbehoefte, achttien studio’s zijn bedoeld voor jongvolwassenen zonder een ondersteuningsvraag. De vraag waarop dit onderzoek een antwoord wil formuleren is: Welke werkzame elementen zijn er te ontdekken in de aanpak van Start Me Up die gebruikt kunnen worden voor toekomstige ontwikkeling? We adviseren de ondersteuning meer te richten op bredere ontwikkelingsvaardigheden van de jongeren en meer bewustzijn te creëren over de rol van de begeleider. Probeer te verkennen welke mogelijkheden aan kennisuitwisseling er binnen de AVG zijn (daarvoor zijn hulpmiddelen beschikbaar). Formuleer een gezamenlijke visie op het project en de samenwerking. Ontwikkel samen een perspectief op een passende manier van begeleiden en op de waarde van community
DOCUMENT
Lector Erwin van Woudenberg van het lectoraat Innovatief ondernemen met de Natuur spreekt over The Start-up Challenge.
LINK
This study introduces a novel methodology for the post-analysis of operational predictability by leveraging timestamps collected through the Airport Collaborative Decision Making (A-CDM) framework. Focusing on the start-up and departure phases, the analysis highlights the importance of accurately planning and managing key timestamps, such as the Target Off-Block Time (TOBT) and Target Start-Up Approval Time (TSAT), which are critical for operational efficiency. Using one week of sample data from Schiphol Airport, this research demonstrates the potential benefits of the proposed framework in improving predictability during the start-up phase, particularly by identifying and analyzing outliers and anomalies. The start-up phase, a critical component of the outbound process, was broken down into subphases to allow for a more detailed assessment. The findings suggest that while 96% of flights maintain TOBT accuracy within ±20 minutes, 68% of flights miss their TOBT by 2 to 17.5 minutes, with 364 notable outliers. These deviations highlight areas for further investigation, with future work aiming to explore the impact of influencing factors such as weather, resource availability, and support tools. The proposed framework serves as a foundation for improving operational predictability and efficiency at airports.
DOCUMENT
Een goed team kan elk project aan en een slecht team kan elk project verprutsen. Dat weten we in de bouw al jaren. Maar hoe realiseer je een goed team? We weten dat een goede start een belangrijke voorwaarde is. En toch slagen we er altijd weer in om deze wetenschap te negeren. Een team is: 30 mensen die elkaar niet kennen, 15 in de keet van de opdrachtgever en 15 in de keet van de bouwer en gaan met die banaan. Een slechte start leidt tot een minder presterend team en dus tot een matig project. Waarom is een projectstartup zo belangrijk en hoe pak je dat aan? In een studie door het A2 convenant is deze materie op een praktische wijze behandeld.
DOCUMENT
‘If you start me up, I’ll never stop,’ zong Mick Jagger in 1981. Voor de Rolling Stones is die uitspraak bewaarheid – in 2017 zijn ze nog springlevend en zowel in de studio als op podia actief. Dat ‘I’ll never stop’ zou je ook iedereen toewensen die als leraar start, maar de realiteit is anders. Een flink percentage startende leraren verlaat het beroep binnen vijf jaar. Tegen de achtergrond van die statistiek is de aandacht voor meer en betere begeleiding van startende leraren niet meer dan logisch, Het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s voor star¬tende leraren moet bijdragen aan het verlichten van stress van star¬tende leraren, aan het voorkomen dat startende leraren aan het begin hun loopbaan het beroep weer verlaten, en aan het stimu¬leren van ontwikkeling van startbekwaam leraar naar bekwaam leraar. Algemeen wordt daarbij aangenomen dat zo’n begelei¬dingsprogramma een duur zou moeten hebben van drie jaar.In Amsterdam hebben 18 scholen voor voortgezet onderwijs in 2016 gewerkt aan de ontwikkeling van dergelijke driejarige pro¬gramma’s. De scholen werden daarbij financieel ondersteund door een subsidie van het OCW. De inhoudelijke ondersteuning werd verzorgd door de projecten Terug met dat tekort!, Frisse Start en Junior Leraar. Het traject richtte zich op leidinggevenden, begeleiders en HRM’ers. Het traject heeft veel in beweging gezet en geleid tot nieuwe inzich¬ten, inspiratie, meer samenwerking binnen de school, nieuwe en betere programma’s en instrumenten en goede voornemens.In deze slotpublicatie delen wij, scholen en projectleiders, de lessen die daarbij zijn geleerd ten aanzien van de inrichting van goede begeleidingstrajecten, de randvoorwaarden en de inbedding in schoolbeleid. Tevens worden enkele voorbeelden van begelei¬dingsinstrumenten gepresenteerd. Voor de producten van de deelnemende scholen: zie http://www.verenigingosvo.nl/begeleiding-startende-leraren/. In de brochure komen de volgende onderwerpen aan de orde. Allereerst wordt in het kort de noodzaak van het belang van driejarige begeleiding voor startende leraren beschreven. Vervolgens komen de stappen aan bod die nodig zijn voor de ontwikkeling van effectieve begeleidingsprogramma’s: het denken over visie en beleid, het formuleren van doelen, de uitwerking in begeleidings¬programma’s, het inrichten van de beoordeling en het voeren van kwaliteitsbeleid. In het laatste hoofdstuk worden inzichten ge¬bundeld die tijdens dit project zijn opgedaan. De beschrijving van de verschillende onderdelen wordt geïllustreerd met voorbeelden uit de deelnemende scholen.Met deze slotpublicatie hopen we andere scholen te inspireren bij het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Teamwerk staat de laatste tijd weer in de belangstelling. Het is niet voor niets dat er recent 2 leuke publicaties over zijn verschenen Een goed team kan elk project aan en een slecht team kan elk project verprutsen. We weten dat een goede start een belangrijke voorwaarde is. Desgevraagd geeft een groot aantal mensen ook aan ervaring te hebben met een projectstartup (PSU). Maar als je doorvraagt dan zijn dat toch vaak hele mechanistische bijeenkomsten die net de plank misslaan. Een team is: 30 mensen die elkaar niet kennen, 15 in de keet van de opdrachtgever en 15 in de keet van de bouwer en gaan met die banaan. Een slechte start leidt tot een minder presterend team en dus tot een matig project. Hoe complexer het project en hoe meer je met elkaar te maken hebt (zoals in D&C); hoe belangrijker teamwork is. Waarom is een projectstartup zo belangrijk en hoe pak je dat aan?
DOCUMENT
Amsterdam Science Park (ASP) is a pearl in the crown of the Amsterdam knowledge economy, with its high-level research institutes (the Faculty of Science of the University of Amsterdam, several institutes of the NWO, the Dutch national science organisation) and a growing number of knowledge-based companies that reside in the multi-tenant Matrix buildings at the park. At ASP, the number of examples of co-creation is steadily growing. Larger tech firms (including Bosch and ASML) have located there and engage in deep collaboration with university institutes. Many more companies have expressed interest in collaborating with researchers located at ASP, not only in order to gain access to promising talent, but also to more extensively involve university researchers in their R&D processes. Another trend is the growth of science-based start-ups, now hosted at ASP’s Start-up Village: an appealing hotspot, made of sea containers. Players from business and university signal a rising need for new and more integrated concepts that facilitate collaborations between larger firms, start-ups and research groups. And also, the ASP management would like to see more co-creation. From its spatial and organisational design, the park is however characterised by a separation of activities: each faculty and institute operates its own building and facilities, with the firms hosted in the multitenant Matrix buildings. ASP is being developed along the lines of a masterplan based on strict zoning (Gemeente Amsterdam, 2013). This study explores how, and under what conditions further co-creation could be facilitated at ASP.
DOCUMENT