Stichting van Schulden naar Kansen heeft in 2015 (toen nog onder de noemer van de Delta Lloyd Foundation) het actieprogramma Van Schulden naar Kansen gelanceerd. De ambitie van dit programma is om in vijf jaar tijd (2016-2020) in doelgebieden waar veel mensen van een laag inkomen leven, onder van 15% van de desbetreffende huishoudens armoede als gevolg van schulden terug te dringen door de financiële zelfredzaamheid te vergroten. Het gaat om doelgebieden in Amsterdam, Arnhem, Rotterdam en Zwolle. Stichting VSNK steunt verschillende lokale projecten op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening. De projecten richten zich op mensen met schulden of op mensen met een groot risico op schulden die in armoede leven. Stichting VSNK financiert deze projecten en biedt vrijwillige inzet van de medewerkers van Nationale Nederlanden. De projecten worden binnen de lokale infrastructuur gevonden, georganiseerd of versterkt. Dat gebeurt door of in samenwerking met lokale partners die de doelgroep goed kennen en begeleiden. Uitgangspunt is dat elke deelnemer aan een project een huishouden vertegenwoordigt; ontwikkelingen op het gebied van financiële zelfredzaamheid van een deelnemer kunnen dus effect hebben op een heel huishouden. Het lectoraat Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam voert een meerjarig onderzoek uit om te bepalen welke effecten de inspanningen in de doelgebieden hebben. Behalve onderzoek op project- en doelgebiedsniveau wordt er van 2016 tot en met 2020 continu onderzoek gedaan onder alle deelnemers aan de gefinancierde projecten. Het doel van het deelnemersonderzoek is inzicht te krijgen in de ervaren meerwaarde van deelname aan de door Stichting VSNK ondersteunde activiteit vanuit het perspectief van de deelnemer zelf. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de mate waarin een deelnemer financieel zelfredzamer is geworden na deelname aan de door Stichting VSNK ondersteunde activiteit/project.Vanaf 2017 verscheen er elk jaar in april een openbare overall-rapportage . Het voorliggende rapport betreft de vierde tussenrapportage over de ontwikkeling van de deelnemers aan projecten tot en met 31 december 2019. Omdat we aan het toewerken zijn naar de eindrapportage in 2021, betreft deze tussenrapportage dit keer een tabellenrapport inclusief een samenvatting van de belangrijkste resultaten en conclusies.
Stichting VSNK steunt verschillende lokale projecten op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening. De projecten richten zich op mensen met schulden of op mensen met een groot risico op schulden die in armoede leven. Stichting VSNK financiert deze projecten en biedt vrijwillige inzet van haar medewerkers. De projecten worden binnen de lokale infrastructuur gevonden, georganiseerd of versterkt. Dat gebeurt door of in samenwerking met lokale partners die de doelgroep goed kennen en begeleiden. Uitgangspunt is dat elke deelnemer aan een project een huishouden vertegenwoordigt; ontwikkelingen op het gebied van financiële zelfredzaamheid van een deelnemer kunnen dus effect hebben op een heel huishouden. Het lectoraat Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam voert een meerjarig onderzoek uit om te bepalen welke effecten de inspanningen in de doelgebieden hebben. Behalve onderzoek op project- en doelgebiedsniveau wordt er tot en met 2020 continu onderzoek gedaan onder alle deelnemers aan de gefinancierde projecten. Het doel van het deelnemersonderzoek is inzicht te krijgen in de ervaren meerwaarde van deelname aan de door Stichting VSNK ondersteunde activiteit vanuit het perspectief van de deelnemer zelf. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de mate waarin een deelnemer financieel zelfredzamer is geworden als gevolg van deelname aan een (mede) door Stichting VSNK gefinancierd project. In dit rapport wordt ingegaan op de resultaten tot en met 31 december 2018.
Maatjesprojecten zijn er in alle soorten en maten. Volgens de geinterviewde ama's verruimen deze projecten hun leefwereld door contacten en activiteiten buiten het opvangcentrum. De rol van hun maatje is hen niet altijd duidelijk. Weten wat ze van een maatje en het contact kunnen verwachten wordt belemmerd door de taalbarriere, maar ook door onbekendheid met de mores en gewoontes van professionele en vrijwillige begeleiders in Nederland. Vanuit het perspectief van de jongeren is niet de rol of kwaliteiten van het maatje doorslaggevend, maar de daadwerkelijke betrokkenheid bij hun situatie. Zowel leeftijdgenoten kunnen als maatje van betekenins zijn, maar ook volwassenen - professionals en vrijwilligers - die aandacht geven, hen stimuleren en ondersteunen.