Er is minder aandacht en financiering voor de wetenschappelijke basis van de stralingsbescherming, het aantal onderzoeksgroepen en hun output nemen af en stralingsbeschermingskennis raakt steeds meer versnipperd. Uit enquête en workshop volgt dat het stralingsbeschermingsonderwijs nog wel toeneemt, maar dat het daarbij vooral gaat om opleidingen in de praktische stralingsbescherming en om te voldoen aan wettelijke eisen ten aanzien van stralingsbeschermingsdeskundigheid, en niet om wetenschappelijk onderwijs
DOCUMENT
In 2014 heeft Hogeschool Inholland samen met het RIVM voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een pilotproject uitgevoerd. In dit project hebben studenten Medische Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken dosismetingen uitgevoerd bij 8 ziekenhuizen en deze getoetst aan de Diagnostische Referentieniveaus (DRN’s). In alle gevallen bleken de toetsingswaarden lager dan het DRN en in de meeste gevallen ook lager dan de streefwaarde. De verschillen in doses tussen de ziekenhuizen waren maximaal een factor 2-3. Opvallend genoeg werden in een enkel geval soortgelijke verschillen binnen 1 ziekenhuis aangetroffen. In 2015 wordt dit project uitgebreid en gaan de Fontys Hogeschool en de Hanzehogeschool meedoen.
DOCUMENT
Een fles rode wijn per dag drinken is ongezond, maar een glas per dag reduceert mogelijk de kans op hartkwalen. Dit is een voorbeeld van ‘hormese’: het verschijnsel dat een agens dat in grote hoeveelheden schadelijk is, bij lage doses juist gezond is. Iets vergelijkbaars geldt voor zonlicht: lage doses worden geassocieerd met positieve gezondseffecten, hoge doses met verbranden en een hogere kans op huidkanker. Er zijn onderzoekers die zich op het omstreden standpunt stellen dat ook ioniserende straling hormetische eigenschappen heeft. In dit artikel gaan we nader in op de verschillende standpunten omtrent lage-dosiseffecten, de argumenten voor en tegen hormese en de consequenties van recente inzichten.
DOCUMENT
De publicatielijst bevat alle publicaties waar Harmen Bijwaard aan bijgedragen heeft in de periode 1998 - 2013
DOCUMENT
Lectorale rede bij de aanvaarding van het ambt van lector Medische Technologie Medische Technologie is een zeer breed begrip dat reikt van infuuspompen tot operatierobots tot lineaire versnellers, et cetera. In het vorige hoofdstuk is al uit de doeken gedaan waar het lectoraat Medische Technologie zich specifiek op richt: medische beeldvorming, radiotherapie en ICT in de zorg. Dat is bij elkaar een zeer breed vakgebied waarvan het lectoraat niet alle facetten kan bestrijken. Daarom richt het lectoraat zich op ontwikkelingen op die terreinen die belangrijke veranderingen in het werkproces teweeg kunnen brengen. Dat zijn de onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige Zorgprofessional 2.0. Hieronder worden de verschillende vakgebieden nader geïntroduceerd en er worden een aantal voor de Zorgprofessional 2.0 belangrijke historische trends beschreven. Samenvattend kan gesteld worden dat het lectoraat Medische Technologie zich heeft ontwikkeld van een specialistisch op radiotherapie gericht lectoraat, naar een breder op medische beeldvorming, radiotherapie, ICT in de zorg en eHealth georiënteerd lectoraat dat op diverse, met name gezondheidszorggerelateerde, terreinen een bijdrage levert aan de opleidingen van Hogeschool Inholland. De bijdrage van het lectoraat Medische Technologie heeft daarbij als doel afstudeerders van diverse studierichtingen op te leiden tot wat in deze rede wordt aangeduid met Zorgprofessional 2.0. Hiermee wordt in deze rede een beroepsbeoefenaar bedoeld die openstaat voor (ICT/technische) innovatie, die zorgconsumenten daarover kan adviseren en die innovatie in de beroepspraktijk weet te implementeren. Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een centrale rol: het draagt bij aan de onderzoekende blik van de Zorgprofessional 2.0, aan het up-to-date houden van de kennis van docenten en studenten en aan de verbinding met het werkveld.
DOCUMENT
Onderzoek van het RIVM laat zien dat afdelingen radiologie daadwerkelijk behoefte hebben aan meer DRN's
DOCUMENT
Abstract—A survey was conducted among 20 Dutch hospitals about radiation protection for interventional fluoroscopy. This was a follow-up of a previous study in 2007 that led to several recommendations for radiation protection for interventional fluoroscopy. The results indicate that most recommendations have been followed. However, radiation-induced complications from interventional procedures are still often not recorded in the appropriate register. Furthermore, even though professionals with appropriate training in radiation protection are usually involved in interventional procedures, this often is not the case when these procedures are carried out outside the radiology department. Although this involvement is not required by Dutch law, it is recommended to have radiation protection professionals present more often at interventional procedures. Further improvements in radiation protection for interventional fluoroscopy may come from a comparison of dose-reducing practices among hospitals, the introduction of diagnostic reference levels for interventional procedures, and a more thorough form of screening and follow-up of patients
DOCUMENT
Voor patiënten die radiologische verrichtingen ondergaan bestaan geen dosislimieten, maar wel zogenaamde Diagnostische ReferentieNiveaus (DRN’s). Dit zijn richtwaarden voor de hoeveelheid straling voor de gemiddelde patiënt bij goede praktijkvoering. In Nederland bestaan nationale DRN’s voor slechts 11 radiologische verrichtingen. In andere Europese landen zijn dat er vaak beduidend meer. Zo ontbreken in Nederland DRN’s voor interventie-radiologische verrichtingen (interventies), terwijl dit juist verrichtingen zijn waarbij vaak relatief hoge stralingsdoses worden uitgedeeld. In deze studie, die gebaseerd is op het afstudeerwerk van twee van de auteurs (GH en MtS), is als proof-of-principle een lokaal DRN afgeleid uit data van een enkel ziekenhuis (het Dijklander ziekenhuis). Voor dit lokale DRN is data verzameld van percutane transluminale angioplastiek (PTA) in de arteria femoralis superficialis (AFS), uitgevoerd met dezelfde apparatuur in één angiografiekamer door twee radiologen. In totaal zijn daarbij 52 complicatievrije interventies geïncludeerd. Uit de verzamelde data is als 75 percentielwaarde een lokaal DRN voor PTA van de AFS afgeleid van 50,9 Gy*cm2. Dit is ruim 20 Gy*cm2 lager dan gevonden in twee andere Europese studies. In die studies werd daarentegen wel veel meer data geïncludeerd van verschillende radiologie-afdelingen. Deze studie laat zien dat het ook in Nederland mogelijk is om voor een interventie een DRN op te stellen. Het verdient de aanbeveling deze studie te herhalen of uit te breiden met data van diverse andere Nederlandse ziekenhuizen om zodoende een nationaal DRN te bepalenn
DOCUMENT
Introduction: The Netherlands does not have a national guideline for performing radiographic examinations on pregnant patients. Radiographic examination is a generic term for all examinations performed using ionizing radiation, including but not limited to radiographs, fluoroscopy and computed tomography. A pilot study amongst radiographers (Medical Radiation Technologists (MRTs)) showed that standardized practice of radiographic examinations on pregnant women is not evident between Radiology departments and that there is a need for a national guideline as the varying practice methods may lead to confusion and uncertainty amongst both patients and MRTs. Methods: Focus groups consisting of MRTs from several Radiology departments within the Netherlands were used to map ideas and requirements as to what should be included in the national guideline. Nine focus group sessions were organized with a total of 52 participants. Using a previous review (Wit, Fleur; Vroonland, Colinda; Bijwaard H. Pre-natal X-ray exposure and the risk of developing paediatric cancer; a systematic review of risk factors and a comparison of international guidelines. Health Physics 2021; 121 (3):225e233), the following key points were chosen as discussion topics for the focus group sessions: dose reduction, confirming pregnancy and risk communication. Results: Results showed that the participating MRTs did not agree on the use of lead aprons. That the national guideline should include standardized methods to adjust parameters to decrease radiation dose. Focus group participants find it difficult to ask a patient's pregnancy status, especially when dealing with relatively young and old (er) patients. When communicating the level of risk associated with a radiographic examination the participating MRTs would like to be able to use examples and comparisons, preferably by means of a multilingual website. Conclusion: A national guideline must include information on justification, available alternatives, dose reductions methods and confirmation of pregnancy requirements when fetal dose is a significant risk. Implications for practice: A national guideline ensures standardized practice can be implemented in Radiology departments, increasing clarity of the issues for both patients and MRTs.
DOCUMENT
Samenvatting: In het kader van een afstudeerproject zijn data van 33 kinderen verzameld die een X-abdomen onderzoek ondergingen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Uit deze data zijn curves afgeleid van Dosis Oppervlakte Product (DOP) ten opzichte van het lichaamsgewicht om te dienen als Diagnostisch ReferentieNiveau (DRN). De spreiding in de data leidt echter tot onzekerheid over de beste DRN-curve. Die curve is bovendien slechts gebaseerd op de data van één ziekenhuis en is daarmee hooguit bruikbaar als lokaal DRN. Door deze studie te herhalen in andere ziekenhuizen en meer data te verzamelen zou een nationale DRN-curve afgeleid kunnen worden. Zo’n curve zou de toetsing van doses aan DRN’s voor kinderen vergemakkelijken.
DOCUMENT