PURPOSE: Facial appearance and speech outcome may affect psychosocial functioning in girls and boys. Several studies reported dissatisfaction with facial appearance and more specifically the lip and mouth profile in children with cleft lip and palate (CLP). The purpose of this controlled study was to measure the tongue and lip strength and endurance in boys and girls with CLP. METHODS: Twenty-five subjects (mean age: 10.6 years) with a unilateral CLP and a gender- and age- matched control group were selected. All subjects with an unilateral CLP consulted the same craniofacial team and had undergone an identical surgical procedure. Surgical procedure of the lip was performed using a modified Millard technique without primary nose correction at an average age of 5.5 months. The Iowa Oral Performance instrument was used to measure lip and tongue strength and tongue endurance. RESULTS: The results of the Iowa Oral Performance measurement showed no significant differences between the subjects with an unilateral cleft lip and palate and the age and gender matched control group without a cleft lip and palate. CONCLUSION: There is no significant differences regarding oral strength more specifically the lip and tongue strength and endurance between subjects with and without an unilateral cleft lip and palate. ENT specialists and speech pathologists must be aware of this aspect of the normal lip and tongue functions.
This study investigated the association of fatigue and cognitive complaints among employees post-cancer diagnosis, with work-related outcomes, and moderation by cancer-related anxiety. A survey was carried out among workers 2–10 years after cancer diagnosis. Employees without cancer recurrence or metastases were selected (N = 566). Self-reported fatigue and cognitive complaints were classified into three groups. ANOVA’s and regression analyses were used, controlling for age. Group 1 (cognitive complaints, n = 25, 4.4%), group 2 (fatigue, n = 205, 36.2%), and group 3 (cognitive complaints and fatigue, n = 211, 37.3%) were associated with higher burnout complaints and lower work engagement, and group 2 and 3 with lower work ability. Cancer-related anxiety positively moderated the association of group 3 with higher burnout complaints. Employees with both fatigue and cognitive complaints report less favorable work functioning. Cancer-related anxiety needs attention in the context of burnout complaints.
In lerarenopleiding in Nederland neemt onderzoek door (aankomende) leerkrachten een steeds grotere rol in. De aandacht voor onderzoek door leerkrachten blijkt onder andere uit de oprichting van verschillende academische opleidingsscholen. Eén van die academische opleidingsscholen is de Academische ASKO Opleidingsschool. Binnen die academische opleidingsscholen wordt onderzoeksmatig gewerkt aan de ontwikkeling van het onderwijs, de school en de professionaliteit van leraren. Onderzoeksmatig werken en ontwikkelen is het proces waarin vraagstukken en ontwikkelthema’s die voortkomen uit de ontwikkelagenda van de school (vanuit het schoolplan en het jaarplan) door ontwikkelgroepen van leraren en studenten vanuit een onderzoeksmatige aanpak worden opgepakt. Voor veel leraren is het doen van onderzoek binnen hun eigen les- en ontwikkelpraktijk een relatief nieuwe activiteit, waar ze weinig ervaring en deskundigheid in hebben. Ondersteuning en professionalisering is daarom noodzakelijk: Onderzoeksgroepen worden begeleid door onderzoeksbegeleiders, terwijl de onderzoekbegeleiders op hun beurt ook weer worden begeleid en ondersteund in hun rol en de uitvoering in de praktijk. Bij de ondersteuning van de onderzoeksbegeleiders wordt gewerkt met intervisie-bijeenkomsten, waarbij aan de hand van videobeelden, ingebrachte ervaringen en andere bronnen gereflecteerd is op het proces van het begeleiden van onderzoek.Tijdens de intervisie ontstaan inzichten in de wijze waarop onderzoek door ontwikkelteams binnen de scholen vorm kan krijgen. Deze inzichten vormen een praktijktheorie voor de onderzoeksbegeleiders. Hieronder wordt deze praktijktheorie geëxpliciteerd, om zo de opbrengsten overdraagbaar te maken. Het is nadrukkelijk een praktijktheorie, dat wil zeggen ontstaan op basis van de praktijk van de betrokken onderzoeksbegeleiders en hun inzichten. In die zin is de praktijktheorie subjectief en gebonden aan de specifieke groep die deelneemt aan het intervisietraject. Een praktijktheorie is niet zondermeer overdraagbaar, maar kan wel voor anderen ter inspiratie dienen. De praktijktheorie wordt na iedere intervisie-bijeenkomst aangevuld en de volgende bijeenkomst weer besproken
Bewegen is essentieel voor alle kinderen, zowel kinderen die zich normaal ontwikkelen als voor kinderen met beperkingen. Kinderfysiotherapeuten ondersteunen kinderen met problemen in het bewegen met als doel participatie in dagelijkse beweegactiviteiten te verbeteren. Zij kunnen op dit moment het beweegniveau van kinderen (met en zonder beperking) niet goed meten.Doel Hoofddoel van dit onderzoek is het in staat stellen van kinderfysiotherapeuten (middels co-design) om bewegen van kinderen (met en zonder beperkingen) objectief te monitoren binnen de dagelijkse praktijk. Resultaten Een valide activiteitenmonitor voor kinderen met en zonder beperking. Een webapplicatie zodat informatie uit de activiteitenmonitor toegankelijk en praktisch bruikbaar is voor kinderfysiotherapeuten, kinderen en ouders. Overzicht van facilitators en barrières voor gebruik van activiteitenmonitoring binnen de kinderfysiotherapie. Praktische tools (zoals scholing en instructiemateriaal) om barrières voor gebruik te verhelpen. Looptijd 01 januari 2021 - 31 december 2022 Aanpak Binnen dit project werken we middels co-design met ontwerpers, onderzoekers en belangrijke stakeholders (zoals kinderfysiotherapeuten, kinderen, ouders) samen. We starten met kwalitatief onderzoek middels interviews en context mapping. Daarna ontwikkelen we de webapplicatie en praktische tools middels co-creatiesessies en designsprints, waarbij nauw wordt samengewerkt met diverse proeftuinen. Aan het einde voeren we een feasibilitystudie uit. Impact Bewegen is essentieel voor alle opgroeiende kinderen, zowel kinderen die zich normaal ontwikkelen als voor kinderen met een beperking. Bewegen heeft aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid en de fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling. Objectieve monitoring (middels een activiteitenmonitor) van beweegactiviteiten is belangrijk. Subjectief monitoren, bijvoorbeeld via vragenlijsten, overschat de totale beweegactiviteiten en geeft de kinderfysiotherapeut geen betrouwbaar beeld. Vooralsnog is er voor kinderfysiotherapeuten geen objectief en makkelijk inzetbaar instrument beschikbaar om te monitoren hoeveel kinderen (met en zonder beperking) bewegen. Daarom is het niet mogelijk om kinderen en ouders betrouwbaar inzicht te geven in hoeveel kinderen bewegen, om daarop behandelingen af te stemmen en om interventies te evalueren. Dit project is gekoppeld aan de projecten Wat Beweegt Jou?! en Ontwikkelen van een activiteitenmonitor voor kinderen met een beperking.
Kinderfysiotherapeuten hebben tot taak om kinderen met problemen in het bewegen te ondersteunen en daarmee participatie aan dagelijkse beweegactiviteiten te verbeteren. Bewegen is essentieel voor alle opgroeiende kinderen, zowel kinderen die zich normaal ontwikkelen als kinderen met een beperking. Bewegen heeft aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid en de fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling. Objectieve monitoring (middels een activiteitenmonitor) van beweegactiviteiten is belangrijk. Subjectief monitoren, bijvoorbeeld via vragenlijsten, overschat de totale beweegactiviteiten en geeft de kinderfysiotherapeut dus geen betrouwbaar beeld. Vooralsnog is er voor kinderfysiotherapeuten geen objectief instrument beschikbaar om te monitoren hoeveel kinderen bewegen. Daarom is het niet mogelijk om kinderen en ouders betrouwbaar inzicht te geven in hoeveel kinderen bewegen, om daarop behandelingen af te stemmen en om interventies te evalueren. Binnen ons ‘SIA-Postdoc project Kind en Beweging’ hebben we de activiteitenmonitor Move2Data (foto 1), gevalideerd middels deep learning technieken voor kinderen vanaf 2 jaar met en zonder beperking. De techniek is nog niet toegankelijk voor gebruik in de dagelijkse praktijk. Hoofddoel van dit onderzoek is het in staat stellen van kinderfysiotherapeuten (middel co-design) om bewegen van kinderen objectief te monitoren binnen de dagelijkse praktijk. Om dit te bereiken: 1. maken we de activiteitenmonitor Move2Data kindvriendelijk en ontwikkelen we een webapplicatie zodat kinderfysiotherapeuten praktisch toepasbare informatie ontvangen. We integreren reeds ontwikkelde algoritmes voor het analyseren van bewegen (‘SIA-Postdoc project Kind en Beweging’) in deze webapplicatie. Zo maken we informatie voor de stakeholders (kinderfysiotherapeuten, kinderen en ouders) toegankelijk. 2. brengen we barrières en facilitators voor gebruik van de activiteitenmonitor Move2Data in kaart waarna we passende tools ontwikkelen om barrières voor gebruik te verhelpen. De producten die we ontwikkelen in deelproject 1 en 2 vormen gezamenlijk het ‘werkpakket Move2Data’. In deelproject 3 verrichten we een haalbaarheidsstudie om te bepalen of ‘werkpakket Move2Data’ voor gebruik binnen de kinderfysiotherapeutische praktijk geschikt is.
Alleen in co-creatie met o.a. klanten, kennispartners en concullega’s zijn díe innovaties te realiseren die leiden tot een toekomstbestendig bestaan in de landbouw sector. Mkb-ers zijn met beperkte middelen op zoek naar focus en snelheid in het innovatieproces. Dit KIEM-onderzoek heeft als doel om een propositie te verkennen die bestaat uit een scan om succesfactoren van consortia in de landbouw in kaart te brengen en een bijbehorende procesaanpak om tot interventies te komen die de kans op succes van innovaties vergroten.