In Nederland verleent ongeveer een derde van de volwassen bevolking onbetaalde zorg. Het verlenen van mantelzorg kan in normale tijden zeer belastend zijn, maar de impact van een volksgezondheidscrisis op mantelzorgers is grotendeels onbekend. Deze studie richt zich op de vraag hoe de belasting van mantelzorgers veranderde na de COVID-19 pandemie en welke kenmerken verband hielden met deze veranderingen. We gebruiken zelfgerapporteerde gegevens van een steekproef van 965 mantelzorgers uit Nederland na 3 maanden pandemie om te onderzoeken hoe de objectieve belasting (d.w.z. uren besteed aan mantelzorg) en de subjectieve belasting waren veranderd, en wat hun zorggerelateerde kwaliteit van leven (CarerQol) was. We vonden dat de subjectieve belasting gemiddeld licht was toegenomen (van 4,75 naar 5,04 op een schaal van 0-10). Uit onze analyse bleek echter dat sommige zorgverleners er meer last van hadden dan anderen. De zwaarst getroffen zorgverleners waren vrouwen, met een laag inkomen, een betere lichamelijke gezondheid, een verminderde psychische gezondheid, zorgtaken voor kinderen, een langere duur van de zorg en zorgverleners die zorgden voor iemand met een verminderde lichamelijke en psychische gezondheid. Gemiddeld bleef de tijd die aan zorg werd besteed gelijk (een mediaan van 15 uur per week), maar bepaalde groepen zorgverleners ervoeren wel een verandering, namelijk degenen die zorg verleenden aan mensen in een instelling en aan mensen met een betere psychologische gezondheid vóór de pandemie. Bovendien hadden zorgverleners die veranderingen in objectieve belasting ervoeren niet dezelfde kenmerken als degenen die veranderingen in ervaren belasting en kwaliteit van leven ervoeren. Dit laat zien dat de gevolgen van een volksgezondheidscrisis voor zorgverleners niet kunnen worden gevangen door alleen te kijken naar objectieve of subjectieve belastingsmaten of kwaliteit van leven. Beleid voor langdurige zorg dat erop gericht is zorgverleners te ondersteunen om vol te houden tijdens een toekomstige crisis, moet gericht zijn op zorgverleners met een verhoogd risico op subjectieve belasting en een lagere CarerQol, zoals vrouwen, mensen met een laag inkomen en mensen met zorgtaken. Dergelijk beleid moet er rekening mee houden dat een vermindering van de objectieve belasting niet noodzakelijk leidt tot een vermindering van de subjectieve belasting voor alle zorgverleners.
MULTIFILE
Cliënten, hun naasten en voedingsprofessionals (diëtisten en voedingskundigen) worden geconfronteerd met technologieën gericht op het verbeteren of behouden van gezondheid en/of kwaliteit van leven. Technologieën worden tevens ingezet om de efficiëntie en/of kosteneffectiviteit van zorg te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beeldschermzorg en ziekte specifieke apps voor de smartphone. De perspectieven van alle betrokkenen in een praktijksituatie in de gezondheidszorg bepalen hoe technologieën gebruikt worden. In dit hoofdstuk worden verschillende perspectieven op technologie, gezondheid en zorg bediscussieerd en worden dilemma’s beschreven die hieruit kunnen ontstaan. Theorie en praktijk tonen het belang van bewust nadenken over de eigen, persoonlijke perspectieven op technologie, gezondheid, voeding en zorg en over perspectieven van anderen. Conclusie: diëtisten en voedingskundigen hebben de verantwoordelijkheid om sensitiviteit te ontwikkelen voor potentiële dilemma’s bij het gebruik van technologieën om daar in de praktijk zorgvuldig mee om te gaan.
DOCUMENT
hoofdstuk 5 in HRM Heden en Morgen In dit hoofdstuk presenteren we de wetenschappelijke en professionele stand van zaken op het gebied van gezondheid en vitaliteit, om hier vervolgens enkele conclusies aan te verbinden die organisaties en professionals op dit gebied verder zouden kunnen helpen. Hiertoe definiëren we – na een meer algemene beschrijving van de maatschappelijke context van en ontwikkelingen rond dit thema – eerst de algemene begrippen gezondheid en vitaliteit, waarna verschillende perspectieven op gezondheidsbeleid worden gepresenteerd. …
DOCUMENT
In dit project werd gekeken naar manieren om tijdig problemen op het raakvlak van mondgezondheid en voeding bij ouderen te laten signaleren door diëtisten en mondhygiënisten. Zo kunnen ondervoeding en slechte mondgezondheid worden voorkomen.Doel Tijdige signalering en aanpak van problemen ten aanzien van voeding en/of mondgezondheid door zowel mondhygiënisten als diëtisten draagt bij aan betere kwaliteit van leven van ouderen en aan betere zorg. Resultaten De afgelopen 2,5 jaar is het project Eten met Lange Tanden uitgevoerd. Hieronder vindt u een overzicht van het project en de resultaten tot nu toe. De centrale vragen in het project waren: Welke vragen zouden mondhygiënisten moeten stellen aan patiënten om risico’s en/of problemen op het terrein van voedingsinname in kaart te brengen? Welke vragen zouden diëtisten moeten stellen aan patiënten om risico’s en/of problemen met mondgezondheid te signaleren? Deelonderzoeken Deelonderzoek 1 - Risicofactoren In dit deelonderzoek zijn door middel van databank-onderzoek en systematische literatuuronderzoek een aantal risicofactoren vastgesteld die een relatie hebben met voedingsproblemen en mondgezondheid bij thuiswonende ouderen van 65 jaar en ouder. Er is een artikel over de risicofactoren vanuit het database-onderzoek ingediend bij een wetenschappelijk tijdschrift. Er wordt momenteel gewacht op commentaar van de beoordelaars, en hopelijk zal er binnenkort goed nieuws volgen. Tevens is er een systematisch literatuuronderzoek gepubliceerd. Het doel van dit onderzoek was het onderzoeken van het verband tussen ondervoeding en mondgezondheid bij ouderen van 60 jaar en ouder. Hierbij zijn associaties gevonden tussen (risico op) ondervoeding en mondgezondheid bij ouderen, met specifieke aandacht voor de harde en zachte weefsels in de mond, evenals de subjectieve mondgezondheid. Deelonderzoek 2 en 3 - Vragenlijst In werkpakket 2 en 3 stond de ontwikkeling van de vragenlijst centraal. De vragenlijst is ontwikkeld met behulp van onder andere de resultaten uit deelonderzoek 1. Er hebben een aantal diëtisten en mondhygiënisten deelgenomen aan een pilot en een landelijk onderzoek waarin de vragenlijst is getest. Het aantal patiënten dat heeft deelgenomen aan de landelijke fase was niet voldoende om de signaleringsvragen definitief vast te stellen. Er zijn echter wel een aantal conceptvragen opgesteld. Deze conceptvragen moeten in een vervolgonderzoek worden vastgesteld. Uit de analyse van de data zijn er wel verschillen naar voren gekomen in de 'eigenschappen' van de patiënten die de diëtist of mondhygiënist bezochten. Patiënten bij de diëtist waren kwetsbaarder, hadden vaker een kunstgebit en hadden meer behoefte aan thuiszorg- en mantelzorgondersteuning. Zij liepen een groter risico op ondervoeding als gevolg van hun voedingspatroon en ondervonden meer praktische problemen, zoals boodschappen doen of koken. Patiënten bij de mondhygiënist hadden vaker een (volledige) eigen dentitie en hadden minder last van chronische ziekten. Zij waren fitter, ondernemender, gebruikten minder medicatie en waren minder afhankelijk van zorg. Deelonderzoek 4 - Interprofessionele samenwerking In dit deelonderzoek hebben er gestructureerde interviews en groepsgesprekken plaatsgevonden, waaronder gesprekken tussen diëtisten en mondhygiënisten. Tijdens deze gesprekken zijn interessante resultaten naar voren gekomen. Ten eerste werd vastgesteld dat er nauwelijks tot geen samenwerking is tussen diëtisten en mondhygiënisten. Daarnaast kwam naar voren dat deze zorgprofessionals elkaar zelden tegenkomen in hun professionele netwerken en dat er weinig kennis is over elkaars vakgebied en expertise. Bovendien bleek dat adviezen met betrekking tot voeding en mondzorg niet worden afgestemd, en soms zelfs tegenstrijdig zijn. Deze bevindingen zijn beschreven in een artikel dat is ingediend bij een wetenschappelijk tijdschrift ter publicatie. Het artikel bevindt zich momenteel nog in de reviewfase en is nog niet gepubliceerd. Daarnaast zijn er interviews gehouden met andere zorgprofessionals en ouderen. Uit deze interviews bleek dat er nog weinig aandacht is voor mondzorg in relatie tot voeding bij andere zorgprofessionals, zoals wijkverpleegkundigen of huisartsen. Ook gaven de ouderen aan dat zij minder belang hechten aan hun mondzorg. De resultaten van deze interviews moeten nog worden verwerkt in een artikel. Overige opbrengsten Tijdens de Diëtistendagen in oktober hebben Inge Cantatore, diëtist in Amsterdam, en Elke Naumann, associate HAN-lector Voeding, Diëtetiek en Leefstijl, de voorlopige resultaten van het project Eten met Lange Tanden gedeeld. Op het najaarscongres van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten op 12 november 2021 hebben Liesbeth Haverkort, onderzoeker bij het Lectoraat Innovaties in de Preventieve Zorg van de Hogeschool Utrecht, en Vanessa Hollaar, onderzoeker bij het Lectoraat Voeding, Diëtetiek en Leefstijl van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, ook de relatie tussen (onder)voeding en mondgezondheid gepresenteerd. Op 15 februari 2022 hebben Elke Naumann en Katarina Jerković-Ćosić, HU-lector bij het lectoraat in de Preventieve Zorg, een presentatie gegeven tijdens een Webinar over Mondgezondheid, Ondervoeding en Microbiota. In het vervolgproject Dat smaakt naar meer zal worden gekeken hoe diëtisten en mondhygiënisten samenwerking onderling én in de eigen regio/wijk vorm kunnen geven, zodat aandacht voor voeding en mondzorg geborgd is en zo bijdraagt aan kwaliteit van leven en gezondheid in de wijk/regio. Looptijd 01 juni 2019 - 01 juni 2021 Downloads en links
De toenemende verstedelijking levert grote uitdagingen op voor leefbaarheid, gezondheid en kwaliteit van leven in steden. Het is belangrijk dat de openbare ruimte voldoet aan de huidige eisen/wensen van gebruikers en de samenleving, zodat mensen zich veilig en comfortabel voelen en positieve ervaringen hebben in de stad. Er is daarom een groeiende interesse in de relatie tussen de openbare ruimte en de beleving ervan door bewoners, zowel in (wetenschappelijk) onderzoek als bij beleidsmakers. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat natuurlijke elementen, zoals parken, groene stroken en bomen, bijdragen aan de subjectieve gezondheid (ontspanning) van gebruikers. Toch is er nog maar weinig bekend over de beleving van specifiek stadsparken en welke kenmerken het meest gewaardeerd worden door gebruikers. Studies die, door middel van innovatieve methodes, de beleving van stadparken analyseren zijn beperkt. Een betrouwbare techniek voor het bepalen van voorkeuren en indirect, beleving, is de stated preference methode. Meestal worden respondenten daarbij gevraagd om hypothetische situaties te beoordelen, gebaseerd op tekstuele beschrijvingen. Virtual reality maakt het echter mogelijk om hypothetische situaties echt te ervaren. Dit project heeft daarom als doel om te analyseren, door middel van een Virtual Reality (VR) Stated Preference experiment, hoe kenmerken van stedelijke parken bijdragen aan de beleving van gebruikers. Beleidsmakers, stedenbouwkundigen en beheerders van de openbare ruimte kunnen deze resultaten gebruiken bij het creëren van parken die aansluiten bij de huidige wensen en behoeften van gebruikers. Ook zal dit project inzicht geven in de bruikbaarheid van VR technologie bij onderzoek naar de beleving van de openbare ruimte.
Het gezamenlijk beleven van (top)sportwedstrijden vormt voor kwetsbare volwassenen, met een gering sociaal kapitaal, een platform om de voor hen zo noodzakelijke sociale netwerken op te bouwen en in stand te houden. Wedstrijdbezoek is echter afhankelijk van factoren zoals vitaliteit, lichamelijke en geestelijke gezondheid, en financiële draagkracht. Wanneer deze wegvallen dreigt sociaal isolement en eenzaamheid, met alle persoonlijke en maatschappelijke gevolgen van dien. Digitale innovaties op het gebied van immersieve Augmented Reality (AR) kunnen een oplossing zijn om volwassenen die mentaal, fysiek of financieel niet in staat zijn om sportevenementen zoals ererdivisievoetbal bij te wonen, toch een stadion- en wedstrijdbeleving te bieden. Hiermee kunnen ze toch aansluiting blijven vinden bij hun sociale netwerken. In het beoogde project wordt AR content doorontwikkeld, en geprojecteerd over de glazen van een AR bril, met als doel de stadionbeleving van thuiswedstrijden van BVO PSV zoveel mogelijk op te roepen. AR-layers bestaan onder meer uit een persoonlijke welkomstboodschap van spelers van het eerste elftal van PSV, virtuele looproutes die toegang geven tot het stadion, en gedrag en geluid van virtuele mede-toeschouwers of spelers en artiesten. De mate waarin AR de beleving verrijkt wordt vervolgens getoetst in een experiment, waarbij de beleving van een voetbalwedstrijd met en zonder AR verrijking wordt gemeten in een stadion-setting en in een thuissetting. De beleving wordt gemeten met fysiologische signalen zoals hartslagvariabiliteit en huidgeleiding, die een objectieve maat vormen van emotionele engagement tijdens het stadion- en wedstrijdbezoek. Daarnaast wordt ook een subjectieve belevingsmaat ontwikkeld en gebenchmarkt (de belevingsimpact-score). Zo kan worden vastgesteld of de beleving van een wedstrijd in een thuissetting die verrijkt is met AR dichter in de buurt komt van een daadwerkelijke stadionbeleving.