Het doel van deze systematische review is het evalueren van de meest effectieve fysiotherapeutische behandelingen gericht op loopfunctie, kwaliteit van leven, range of motion en spierkracht na een totale knieprothese op basis van artrose, die gepubliceerd zijn na 2007. Voor dit onderzoek zijn acht RCT’s geïncludeerd. De uitkomsten van deze onderzoeken versterken het al eerder aangetoonde voordeel van fysiotherapie op korte termijn na een totale knieprothese.
DOCUMENT
Inleiding: Het totale pijn concept en het management van pijn heeft een interdisciplinaire invalshoek nodig. Naast medicamenteuze behandeling hebben patiënten de wens om meer symptoom management interventies die complementair zijn. Verpleegkundigen zijn een stabiele dagelijkse factor bij pijnmanagement en vaak de eerste professional in het signaleren van pijn. Het inzetten van nonfarmacologische verpleegkundige interventies zou kunnen bijdragen aan het verlichten van pijn.Onderzoeksvraag: Welke non-farmacologische verpleegkundige interventies zijn er voor het verlichten van pijn bij de palliatieve patiënten?Methoden: Een opgestelde zoekstrategie werd gebruikt en aangepast naar de databases: PubMed, CINAHL, PsycINFO en Embase. De zoekresultaten werden dubbelblind gescreend en de methodologische kwaliteit dubbelblind beoordeeld met de Joanna Briggs Institute Critical Appraisal Tools. Data-extractie vond plaats en de resultaten samengevat. Er werd een best-evidence synthese gebruikt waarin de methodologische kwaliteit, aantal studies met dezelfde interventies en consistentie in resultaten werden vertaald naar sterk, gematigd, gemixt of onvoldoende evidentie.Resultaten: Er werden 2385 artikelen gevonden. 22 studies zijn geselecteerd waarin verschillende nonfarmacologische verpleegkundige interventies werden gebruikt. Een aantal interventies zijn in meerder studies onderzocht: massage en virtual reality hadden de meeste evidentie voor het ondersteunen bij pijn verlichting en kunst therapie had onvoldoende bewijs. Mindful breathing gafgeen significante pijnverlichting. Alle andere interventies zijn onvoldoende onderzocht. Hypnose, progressieve relaxatie met interactieve geleide visualisaties, cognitive behavioural audiotapes, voetenbad, reflexology en muziek therapie gaven veelbelovende resultaten voor pijnverlichting en mindfulness-based stress reductie programma, aromatherapie en aromatherapie massage gaven deze resultaten niet.Conclusies: Ondanks dat niet alle studies significante veranderingen in pijnscores lieten zien kunnen non-farmacologische verpleegkundige interventies nog wel klinisch relevant zijn voor de palliatieve patiënt. De interventies kennen geen risico’s, hebben allemaal een korte-termijn effect op pijn, zijn in alle settingen van zorg in te zetten, kunnen waar gewenst ook aangeleerd worden door de patiënt of mantelzorg en door de verpleegkundige 24/7 in te zetten. Vanwege de waarde die de interventies voor de patiënt kunnen hebben zou de inzet ervan overwogen moeten worden voor het pijn management plan. Onderzoek met sterke methodologische kwaliteit naar non-farmacologische verpleegkundige interventies blijft nodig.Aanbevelingen: De interventies massage, virtual reality en kunst therapie zouden vanwege de beste evidentie een eerste optie kunnen zijn die verpleegkundigen aanbieden aan patiënten. Vanwege de klinische relevantie is het van belang naar de wens van de patiënt, het ziektebeeld en progressie van de ziekte te kijken welke non-farmacologische verpleegkundige interventies het best passend is.
LINK
Doel Overzicht geven van de literatuur over het effect van smartphone-apps en activiteitsmeters op een gezonde leefstijl. Opzet Systematische review. Methode In PubMed, de Cochrane Library, Embase en CINAHL zochten we naar relevante artikelen. Inclusiecriteria waren: (a) de interventie was een mobiele app of activiteitsmeter; (b) die bewegen en gezonde voeding stimuleerde; (c) bij volwassen mensen met een ongezonde leefstijl die nog geen aandoening hadden; (d) gericht op preventieve gezondheidszorg, gezondheidsbevordering of gezond gedrag; en (e) waarin het effect op fysieke activiteit, voeding of gewicht werd gemeten. Resultaten We includeerden 17 onderzoeken, waarvan 13 met apps en 4 met activiteitsmeters. Het effect van de apps op fysieke activiteit bij mensen met overgewicht of obesitas was in 6 onderzoeken positief en in 3 afwezig. Er was een positief effect op voeding dat in 3 onderzoeken significant en in 2 niet-significant was. Het effect op gewicht was in 6 onderzoeken positief en in 5 afwezig. De bewijskracht van de onderzoeken met apps was matig tot laag. Activiteitsmeters leken fysieke activiteit te kunnen verhogen, maar de kwaliteit van deze onderzoeken was laag. De effecten op gewicht waren tegenstrijdig en de effecten op voeding zijn niet onderzocht. Conclusie Apps hebben een globaal positief effect op de fysieke activiteit. Het effect op voeding en gewicht is onduidelijk, maar de trend is dat ze het voedingspatroon verbeteren. Ook activiteitsmeters kunnen de fysieke activiteit verhogen. Om gebruik van apps en activiteitsmeters te kunnen aanbevelen is echter grootschaliger onderzoek nodig, met beter uitgebalanceerde controlegroepen en een langere follow-upduur.
DOCUMENT
Cervicale mobilisaties en manipulatiesworden frequent en effectief uitgevoerd bijpatiënten met nek- en hoofdpijn. Slechtszeer zelden is er sprake van een calamiteit(zware complicatie) na een cervicaletechniek. Premanipulatieve tests gerichtop arteriële integriteit en ligamentairestabiliteit lijken niet voldoende valide enniet voldoende betrouwbaar te zijn. Hetzou daarom waardevol zijn als patiëntenmet een verhoogd risico voorafgaande aaneen cervicale handeling geïdentificeerdkunnen worden aan de hand van specifiekekenmerken. In deze review wordende karakteristieken in kaart gebracht vanpatiënten, behandelaren, het behandelprocesen de complicaties.
DOCUMENT
Samenwerking tussen docenten en onderzoekers binnen hogescholen bij het lezen en beoordelen van wetenschappelijke artikelen in een systematische review, biedt kansen voor zowel onderzoek als onderwijs. Het vergroot zowel de onderzoekscapaciteit als de competentie van docenten om wetenschappelijke literatuur te lezen en op waarde te beoordelen. Docenten en onderzoekers slaan hiermee een brug tussen onderzoek en onderwijs. Dit artikel gaat over een project waarin docenten en onderzoekers van de Hogeschool Utrecht gezamenlijk een systematische review van literatuur uitvoerden. We beschrijven hun ervaringen en de bijdrage die het leverde aan onderzoek en onderwijs.
LINK
In dit review wordt een overzicht gegeven van effect van mobiele applicaties en activity trackers op een gezonde leefstijl. 17 artikelen werden geïncludeerd. De effecten van apps op beweeggedrag lijken positief. Het effect van apps op voeding en gewicht was wisselend. Maar er leek een trend te zijn voor verbetering van het voedingspatroon. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar effect van activity trackers op leefstijl, maar eerste resultaten laten een positieve invloed zien op beweeggedrag. Voor apps aanbevolen kunnen worden, is verder onderzoek nodig. Hiervoor is grootschalig onderzoek nodig met uitgebalanceerde controlegroepen en lange termijn follow-up testen.
DOCUMENT
In toenemende mate wordt er onderzoek gedaan naar de economische en maatschappelijke effecten van sportevenementen (Cashman et al., 2004). Veel onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van beleidsmakers en de politiek om de publieke financiering van sportevenementen te legitimeren. De focus van dit type onderzoek ligt veelal op korte termijn economische impact, maar de aandacht verschuift steeds meer richting lange termijn effecten (legacy) die zowel positief als negatief kunnen uitpakken (Preuss, 2007). Sportevenementen kunnen een sociale impact hebben op deelnemers, vrijwilligers en lokale communities door het creëren van sociale netwerken, trots, in- en uitsltuiting, cohesie, veranderingen in attitudes en tradities etc (Richards, De Brito & Wilks, 2013).
DOCUMENT
DOCUMENT
Deze systematische literatuurreview heeft als doel een zo compleet mogelijkoverzicht te geven van wat er op dit moment bekend is over condities die deduurzaamheid van innovaties in basis- en voortgezet onderwijs stimuleren.Om een zo compleet mogelijk overzicht te kunnen bieden, zijn internationalewetenschappelijke publicaties en Nederlandstalige beleids- en vakpublicatiesmeegenomen in deze review.Deze review heeft drie doelgroepen: docenten en (in)formele leiders,beleidsmakers en onderzoekers. Voor de eerste groep biedt het rapportpraktische aanbevelingen die bruikbaar zijn op de onderwijswerkvloer als hetgaat om duurzaam onderwijs te innoveren. Aan de laatste twee groepen biedtdeze review inzicht (1) hoe (gespreid) leiderschap samenhangt met anderecondities, (2) hoe deze positief invloed uitoefenen op duurzame implementatievan onderwijsinnovaties en (3) het belang van een systemisch perspectiefhierop. Daarnaast biedt de review inzicht in de onderzoeksbeperkingen in ditveld en laat het zien wat nog niet bekend is.
MULTIFILE
Objective: For more than a decade, an increase in psychiatric disabilities has been reported worldwide among students in postsecondary education. Supported Education (SEd) interventions support students with psychiatric disabilities to return to or remain in education. As not much is known about the effectiveness of SEd, we conducted a systematic review of the research on the effects of SEd on educational functioning, including study success and student satisfaction. Method: The EBSCOhost Complete browser (e.g., ERIC, MEDLINE, PsycARTICLES, PsycINFO, SocINDEX) was used to search for peer-reviewed studies representing effectiveness data on SEd published in English or Dutch/Flemish between 2009 and 2021. The quality of the research was assessed for all studies included. Results: A total number of seven studies were eligible. The results indicated a positive impact of SEd on the educational functioning (e.g., educational attainment, grade point average, comfort with the student role) of students with psychiatric disabilities. In addition, effects on time spent on educational activities, interpersonal skills, and sustained attention/vigilance were found. The quality of the studies appeared to be moderate. Conclusions and Implications for Practice: The limited available evidence suggests the added value of SEd interventions for the educational functioning of students with psychiatric disabilities. Reviewing the effectiveness of SEd was difficult due to differences in the SEd interventions used, the generally small research populations, and differing research designs. To improve the quality of research on this subject, future studies should overcome the identified shortcomings.
DOCUMENT