In dit artikel wordt het concerpt 'participatiestructuur' geïntroduceerd en als een relevant concept voor de beschrijving van de variatie in manieren waarop gesprekken in de klas gevoerd worden, nader toegelicht. Tevens wordt duidelijk gemaakt hoe de keus voor bepaalde participatiestructuren, die zichtbaar zijn in het gehanteerde taalgebruik van leerkrachten en leerlingen, leerlingen op een bepaald type toekomstige samenleving oriënteren. In dat verband wordt ervoor gepleit om dialogische participatiestructuren en discussie-structuren, die ruimte en rechten voor leerlingen impliceren, te bevorderen in de klas en in lerarenopleidingen.
Het wordt hoog tijd dat sociale professionals zich gaan bemoeien met de inzet van technologie in de samenleving. Maar dan wel met een taal die ‘WE-care’ centraal zet – als tegenwicht voor het instrumentele ‘ME-profit’-taalgebruik dat de huidige inzet van technologie domineert, zo betoogt filosoof en bedrijfskundige Henriëtta Joosten. http://henriettajoosten.nl/
MULTIFILE
Het is opmerkelijk om te zien hoe met de verschuiving van de rol van de provincie het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' is opgekomen als sleutelterm in het ambtelijk jargon. Het kwaliteitsbegrip wordt daarbij in toenemende mate in stelling gebracht om twee vormen van taalgebruik te verbinden die eigen zijn aan de manier waarop planning de ruimte benadert.
Het postdocproject behelst een praktijkgericht ontwerponderzoek naar professionalisering van professionals in het domein Kind en Educatie die werken met jonge kinderen (0-6 jaar). De focus betreft taalstimulering op het gebied van het meervoudig benutten van tekstloze prentenboeken. Deze boeken zijn uitdagend: ze wekken de nieuwsgierigheid op en stimuleren het denken en de fantasie. Ze zijn daardoor beloftevol om te benutten voor meerdere doelen, zowel bij de versterking van leesmotivatie en verhaalbegrip, als mondelinge taalvaardigheid, in het bijzonder woordenschat en het gebruik van cognitieve taalfuncties, waarbij taal wordt ingezet om denkprocessen te verwoorden. Ook is de inzet van deze boeken kansrijk bij ouderbetrokkenheid en taalstimulering. Het is cruciaal voor taalontwikkeling om kinderen op jonge leeftijd al voor te lezen en met hen te praten over boeken. Echter, er zijn grote verschillen in de leesopvoeding van kinderen en het taalgebruik in de thuisomgeving. Kinderen van laaggeletterde ouders en/of ouders die een lage sociaaleconomische status hebben, voeren minder denkstimulerende gesprekken, worden minder vaak voorgelezen en hebben thuis minder boeken tot hun beschikking. Kansengelijkheid creëren door het zo vroeg mogelijk verbinden van de thuisomgeving met de omgeving van de VVE/basisschool is een complexe opdracht voor professionals. Ze hebben moeite met het betrekken van ouders bij taalstimulering. Daarnaast zijn er verbeterkansen op het gebied van de versterking van competenties van professionals als leesbevorderaar. Het ontwerpgericht onderzoek geeft inzicht in kenmerken van een aanpak waarin tekstloze prentenboeken zowel in de thuisomgeving als in VVE/basisonderwijs worden ingezet. Op basis van een contextanalyse zal een ontwerp gecreëerd worden dat in een casestudie getest zal worden. De evaluatie van het ontwerp en de daaruit voortvloeiende kennisontwikkeling zal benut worden voor de ontwikkeling van twee nieuwe modules in de lerarenopleiding en voor acht hervormingen in bestaande modules in het AD en BA-curriculum en in drie post-hbo-opleidingen.
Lesgeven aan klassen met veel kinderen met een meertalige of anderstalige achtergrond kan uitdagend zijn. Hoe zorg je dat iedereen mee kan komen? In dit Europese project ontwikkelen we samen met leerkrachten strategieën om het primair wetenschapsonderwijs toegankelijk voor alle kinderen te maken.Doel Met leerkrachten in Noorwegen, Zweden en Nederland ontwerpen we strategieën om meertalige leerlingen te ondersteunen op het gebied van taal en professionele ontwikkeling. Dit doen we in nauwe samenwerking met leerkrachten in die landen. We richten ons specifiek op lessen over wetenschap en technologie, om twee redenen. Deze vakken bieden leerlingen veel kansen om samen te werken en academische taalvaardigheden te leren. Tegelijk kan het juist voor leerlingen met een taalachterstand lastig zijn om het wetenschappelijk taalgebruik te begrijpen. Resultaten Dit onderzoek loopt. Na afronding komt er naast een set wetenschappelijke artikelen een pakket professionaliseringsmaterialen uit in de herfst met teksten, video's, powerpoints en voorbeeldlesmateriaal. Dit staat vrij ter beschikking voor opleiders, nascholers en begeleiders. Via deze pagina word je op de hoogte gehouden. Looptijd 01 februari 2018 - 31 juli 2021 Aanpak Het onderzoek ziet er als volgt uit: in elk van de drie landen werken we met leerkrachten van acht groepen uit ons schoolnetwerk. We delen het project op in drie fasen.Fase 1: verkennen In de eerste fase (februari-augustus 2018) beschrijven we de nationale lesprogramma's en brengen we de organisatiestructuren van het onderwijs in de drie landen in kaart. Deze inzichten gebruiken we om voorwaarden en principes uit te werken voor het ontwerp van de strategieën.Fase 2: ontwerpen In fase 2 (september 2018-december 2019) staat samenwerking met leerkrachten centraal. We ontwerpen en evalueren nieuw lesmaterialen, ondersteunende activiteiten en werkwijzen voor professionele ontwikkeling.Fase 3: vergelijken en toetsen In de laatste fase (januari 2020-januari 2021) gaan we de inzichten uit de verschillende onderwijssituaties met elkaar vergelijken. Ook toetsen we onze bevindingen door ze via een vragenlijst voor te leggen aan een grote groep leerkrachten.
Dit onderzoek levert een bijdrage aan het bestrijden van laaggeletterdheid in de noordelijke provincies door met leerkrachten en pabo-studenten een werkwijze te ontwikkelen om het ontluikend schrijfgedrag van een- en meertalige kinderen te herkennen en te versterken. De voor- en vroegschoolse ontluikende geletterdheidsontwikkeling van jonge kinderen (2-7 jaar) vormt de basis voor latere formele lees- en schrijfinstructie en geletterdheidsontwikkeling. Hoewel ontluikende geletterdheidsontwikkeling vooral zichtbaar wordt in teken- en schrijfactiviteiten, is juist dit ontluikende schrijfgedrag nauwelijks onderzocht bij zowel één- als meertalige leerlingen, leidend tot professionele handelingsverlegenheid. Zo sluiten leerkrachten niet altijd optimaal aan bij ontluikend schrijfgedrag van (meertalige) kleuters en is onduidelijk hoe ze dit gedrag samen met leerzaam taalgebruik (school language) kunnen ontlokken en versterken in thematische spelverhalen. Omdat interactie tussen kinderen, peerinteractie, in spel zowel bevorderlijk kan zijn voor ontluikend schrijfgedrag als school language, luidt de onderzoeksvraag: Hoe kunnen (aankomende) leerkrachten het ontluikend schrijfgedrag en school language van jonge (één- en meertalige) kinderen herkennen en versterken in peerinteractie? Deze vraag wordt beantwoord door ontwerpgericht onderzoek, waarin intensief met (aankomende) leerkrachten wordt samengewerkt. Door (video-)opnames van peerinteracties en schrijfproducten in thematische spelverhalen te analyseren, wordt meer inzicht verkregen in hoe één- en meertalige kleuters overleggen rondom dergelijke schrijfproducten en in voor hun ontluikend schrijfgedrag en school language stimulerende contexten. Door het cyclische onderzoekskarakter worden tegelijkertijd drie betekenisvolle thematische spelverhalen (door)ontwikkeld en wordt bijgedragen aan de professionalisering van (aankomende) leerkrachten. Tenslotte wordt meer inzicht verkregen in elementen van een potentieel professionaliseringstraject. De opbrengsten worden gedissemineerd in wetenschappelijke- en vakpublicaties en presentaties, en gedeeld middels een website waarop kennisclips en de (door)ontwikkelde thematische spelverhalen beschikbaar worden gesteld voor leraren(opleiders) en pabo-studenten. Met dit onderzoek kan de postdoc-kandidaat bijdragen aan de ambities van beide lectoraten, voortbouwen op zijn promotieonderzoek en zich ontwikkelen in het vormgeven van en leiding geven aan een onderzoeksproject.