Oost-Groningen is een gebied met traditioneel veel leerlingen met taalachterstanden. Recent reviewonderzoek heeft dat nog eens bevestigd. Inmiddels is veel bekend over de achtergronden van taalachterstanden. Desondanks stagneert de achterstandsbestrijding in deze regio. In deze bijdrage wordt getracht na te gaan op welke manier achtergrondkenmerken van ouders uit Oost-Groningen, hun verwachtingen van hun kinderen, hun opvattingen ten aanzien van onderwijs en aspecten van informele educatie een verklaring vormen voor de taalontwikkeling van 4-jarige kinderen in groep 1. Uit toetsing van het gepresenteerde theoretische model met LISREL blijkt dat opvattingen en verwachtingen van ouders in Oost-Groningen substantieel mediëren tussen achtergrondkenmerken van ouders en detaalontwikkeling, ook als gecontroleerd wordt intelligentie en verbaal geheugen van de kinderen. Ook mediëren opvattingen en verwachtingen tussen de achtergrondkenmerken en aspecten van informele educatie. Informele educatie medieert echter niet tussen de achtergrondkenmerken en taalontwikkeling. Het belang van informatieve geletterdheid van ouders en van opvattingen en verwachtingen wordt besproken. Het feit dat opvattingen en verwachtingen als leefstijlkenmerk doorwerken in de proximale processen, maar tevens verankerd zijn in de culturele leefstijl van ouders weerspiegelt de complexiteit van het vraagstuk.
LINK
Dit artikel beschrijft de bevindingen uit een explorerend literatuuronderzoek naar de grammaticale ontwikkeling van Nederlandstalige kinderen tussen 7 en 10 jaar met en zonder een taalontwikkelingsstoornis (TOS). De resultaten worden ook in een klinische context geplaatst, met als doel logopedisten te ondersteunen in de behandeling van grammaticale problemen bij kinderen met TOS in deze leeftijdsgroep. Grammaticale problemen zijn een kernprobleem van kinderen metTOSen behandeling van deze grammaticale problemen is daarmee een kerntaak van de logopedist. De verwervingsvolgorde van grammaticale structuren bij Nederlandstalige kinderen met een normale taalontwikkeling is redelijk duidelijk tot een leeftijd van 5 á 6 jaar. Voor oudere kinderen is dit veel minder het geval. Deze informatie is echter wel van belang om passende grammaticale behandeldoelen te kunnen selecteren en prioriteren.
Wereldwijd wordt taal dé indicator genoemd van het welbevinden van kinderen. Een niet goed verlopende taalontwikkeling heeft grote impact op het emotioneel welbevinden van kinderen. Ongeveer 7% van alle kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Taalontwikkelingsstoornissen gaan vaak gepaard met andere ontwikkelingsproblemen. Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorische stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap; schoolse, sociale en fysieke activiteiten vormen een uitdaging. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten. Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject. De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaarjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden. De missie van BEPTOS is om samen met taalexperts en bewegingsexperts een vroegere diagnose van taal- en motorische stoornissen mogelijk te maken, zodat de juiste zorg kan worden ingezet en de kans op maatschappelijke participatie van jonge kinderen vergroot kan worden. Deze missie sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.
Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorisch stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten.Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject.De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden.
Zelfregie, empowerment, patiënt centraal: in elk rapport over de zorg komen we deze woorden tegen. Maar hoe doe je dat eigenlijk als zorgprofessional? Het project COMPLETE richt zich op de samenwerking tussen ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen en zorgprofessionals. Deze samenwerking is een van de belangrijkste aspecten van interventie bij jonge kinderen. Logopedisten werken dagelijks met peuters met taalontwikkelingsstoornissen. Taaltherapie is kindgericht, waarbij de samenwerking met ouders vaak slechts beperkt is vormgegeven. Logopedisten geven aan handelingsverlegenheid te ervaren in de samenwerking met ouders. Zij weten niet hoe ze echte betrokkenheid en partnerschap tot stand kunnen brengen. Ouders herkennen de ervaringen van professionals. Zij ervaren variatie in de mate waarin zij betrokken worden bij therapie en willen versterkt worden in de mogelijkheden om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het belang van samenwerking volgt ook uit effectstudies. Voor succesvolle interventies moeten ouders een belangrijke rol spelen in de behandeling, empowered worden en eigen regie ervaren. De urgentie van deze vraag komt specifiek aan de orde in de kennisagenda Logopedie en ouderbetrokkenheid is onderdeel van het kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging. Het project COMPLETE wil bijdragen aan de vragen van logopedisten en ouders. Het project start met kwalitatief onderzoek naar de behoeften en ervaren barrières in samenwerking bij logopedist en ouders en een systematisch literatuuronderzoek naar deze aspecten. Deze aspecten worden omgezet naar actieve doelstellingen waarmee professionals de samenwerking kunnen verbeteren. In de volgende stappen ontwikkelen we in co-design tools die hierbij ondersteunen. Daarnaast gaan we op zoek naar bestaande tools die we samen met de praktijk op bruikbaarheid testen en aanpassen. Het project resulteert in een toolbox voor samenwerking tussen logopedisten en ouders van jonge kinderen. De uitkomsten en opbrengsten van dit project zijn ook relevant voor andere zorgprofessionals die werken met ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen.