In contacten met ROC's valt me meer en meer op dat de aandacht voor de loopbaan van de leerling fors is toegenomen. Elk ROC heeft een loopbaancentrum of is dit aan het inrichten. Tegelijkertijd valt ook op dat de aandacht sterk persoonsgericht is en dat er weinig oog is voor de schoolinterne en - externe omgeving waarvan bekend is dat deze veel invloed heeft op de feitelijke loopbaanontwikkeling. Er mag dan ook worden gezegd dat de huidige invulling van loopbaanleren de problematiek te zeer individualiseert en daarom zorgt voor een onvoldoende invulling van de maatschappelijke functie van ROC's. Deze scholen zouden geen loopbaancentrum moeten willen hebben, maar wel zijn. In dit artikel pleit ik voor een geïntegreerde benadering van de loopbaan van mbo'ers waarin zowel een individuele als institutionele optiek een plaats hebben bij het bekijken welke actoren en factoren een stimulerende dan wel remmende invloed hebben in de opleiding tot, sorry, leren van vakmanschap. Een beroepentheoretisch perspectief biedt volgens mij houvast voor deze benadering. Ik werk nader uit wat onder talentvol vakmanschap moet worden verstaan en hoe je het leren hiervan zo kunt organiseren dat een ROC in samenwerking met bedrijven en instellingen zorgdraagt voor goede loopbaanontwikkeling. Talentvol vakmanschap komt ,kort gezegd, erop neer dat niet allerlei eisen van buiten maar het eigen talent van de leerling de basis horen te vormen voor het verrichten van beroepsprestaties. Er wordt zo een band gelegd tussen interne en externe eisen die voor het beroepsonderwijs ongebruikelijk is. Het leren van dit vakmanschap verschilt nogal van het vakmanschap waarop nu meestal wordt gekoerst. ROC's die als loopbaancentrum willen gaan functioneren, zullen dan ook veel werk moeten verzetten voordat ze zover zijn. Hier staat wel fors wat tegenover, nl. middelbaar beroepsonderwijs waarop studenten, docenten, management en omgeving trots kunnen zijn.
DOCUMENT
Bundel bij het achtjarig bestaan van het lectoraat Integraal Jeugdbeleid. Overzicht van a) de opbrengsten b) toelichting op de onderzoeksthema’s Leren & Gedrag, Kind, Taal & Ontwikkeling; toekomstig talent, leefwerelden verbinden en Gezonde & Actieve leefstijl. c) prikkelende columns van onderzoekers en lectoren.
DOCUMENT
In workshops digitaal componeren lijken basisschoolleerlingen de muzikale taal te kunnen leren gebruiken en daarmee hun muzikale creativiteit te kunnen ontwikkelen. Daarnaast lijken ze bij het componeren op de tablet ook op een intuïtieve manier gevoeligheid voor de onderliggende structuren in muziek te kunnen ontwikkelen. Dit ontwikkelingsproces vindt plaats in de interactie tussen workshopleider, muzikale taak en leerlingen. Het verlenen van autonomie, van speelruimte om zelf te mogen bedenken, kiezen en creëren, lijkt daarbij een belangrijke rol te spelen. Workshopleiders deden dit in de workshops door ruimte te bieden voor muzikale expressie en creatie, en door vragen te stellen. Naast ruimte boden workshopleiders de leerlingen adaptieve ondersteuning (scaffolding) en structuur. Workshopleiders leken daarbij gebruik te maken van door ervaring ontwikkelde ‘pedagogical content knowledge’ en een eigen creatieve pedagogische stijl.In het kader van promotieonderzoek naar creativiteitsontwikkeling in muzieklessen op de basisschool heeft explorerend onderzoek plaatsgevonden naar de interactie in workshops digitaal componeren. De uitkomsten worden gebruikt voor de ontwikkeling van een coachingstraject voor leerkrachten basisonderwijs gericht op het stimuleren van creativiteitsontwikkeling in de muziekles.
DOCUMENT
In het project `Creëer een positieve talentspiraal' hebben de leerkrachten innovatieve handvatten gekregen om een positieve talentspiraal te creëren om kinderen met Autisme Spectrum Stoornis (ASS) effectief te kunnen ondersteunen bij het zelfstandig werken, zodat deze leerlingen het optimale uit zichzelf halen en mee kunnen komen met de rest van de klas. Kern is dat de leerkracht leert de verborgen talenten boven te halen bij de leerling met ASS en tegelijkertijd het talent bij zichzelf ontwikkelt om de leerling met ASS adequaat te kunnen coachen. Daartoe is in het project gewerkt met interactiestrategieën die een positieve talentspiraal op gang brengen. Het project heeft producten opgeleverd waarmee leerkracht leerlingen met ASS kunnen ondersteunen: 1) een animatie met uitleg van de strategieën; 2) good practice video-voorbeelden van talentvolle interacties; 3) activeringskaarten met vragen die leerkrachten aan zichzelf kunnen stellen om talenvolle interacties te creëren. Via diverse kanalen zijn deze producten beschikbaar gemaakt voor het onderwijs- en onderzoeksveld, o.a. via www.hanze.nl/autisme. De producten zijn los te gebruiken, maar worden krachtiger als ze geïntegreerd worden aangeboden in een (e-based) trainingsmodule gericht op het stimuleren van talentvolle interacties met kinderen met ASS, zodat (aanstaande) leerkrachten deze producten actiever en geïntegreerd gaan gebruiken om hun eigen lespraktijk te verbeteren.www.hanze.nl/autisme. In het kader van eerder onderzoek is een e-learning-platform ontwikkeld waarmee leerkrachten via e-coaching kunnen professionaliseren wat betreft het gebruik van interactiestrategieën in de klas. Dit platform wordt aangeboden via de Pedagogische Academie en is makkelijk te vinden voor leerkrachten. Met de top-up-aanvraag wordt het mogelijk om een geïntegreerde aanbod te ontwikkelen in de vorm van een training waarmee leerkrachten zelfstandig aan de slag kunnen gaan. Deze module kan in de toekomst een onderdeel worden van het e-learning-platform waardoor het tevens een grotere doelgroep bereikt.
Veel jongeren dromen ervan om in de toekomst even succesvol te zijn als Femke Bol of Frenkie de Jong. Vanaf jonge leeftijd werken duizenden kinderen tegenwoordig hard aan hun sportvaardigheden. Het zijn van sporttalent kan een jongere op persoonlijk, sociaal, mentaal en fysiek helpen ontwikkelen. Echter, sport kan, met name in de leeftijd van 10-16 jaar als een kind biologische en mentaal/ cognitief een sterke groei doormaakt, ook leiden tot (ernstige) blessures met als gevolg vaak fysieke en psychische klachten. Helaas zien trainers-coaches de laatste jaren en sterke toename in het aantal blessures bij 10-16-jarigen. De belangrijkste vraag die we uit de verschillende gesprekken halen en uit inventarisaties onder trainers-coaches naar voren komt is ‘Hoe kan ik adequaat inspelen in mijn trainingen op de groei, maturiteit en ervaren belasting van elk van mijn 10-16-jarige talentvolle sporters zodat de blessure incidentie vermindert?’ Eerder onderzoek heeft laten zien dat een aangepast programma en effectief doelen stellen kan leiden tot een reductie in het aantal blessures. Trainers-coaches geven echter aan ons terug nog te weinig kennis en vaardigheden te hebben om dit toe te passen. In dit project leren we de trainers-coaches meer ‘oog’ te hebben voor de fase van groei waarin een sporter zich bevindt om op basis daarvan het programma meer op maat te maken. Daarnaast leren we de trainers-coaches middels het effectief stellen van doelen om meer verantwoordelijkheid bij de talentvolle sporter neer te leggen en de focus te zetten op een lange termijn ontwikkeling en plezierbeleving. Door het opzetten van een 24 weken durende interventie leren we in hoeverre het aantal blessures door rekening te houden met de fase van groei en effectief doelen te stellen verminderd wordt. Opgedane inzichten worden gebruikt om werkveld, onderwijs en wetenschap te verbeteren.
In de 21ste eeuw groeit het bewustzijn dat ondernemingen meer doelen kunnen dienen dan alleen financiële winst. Deze combinatie van people, planet and profit leidt tot organisaties die eerder waarde-gedreven dan resultaat-gedreven zijn. Ons onderzoek zich op de professionals die in dergelijke bedrijven werken. Zij zijn degenen die in hun dagelijks werk de missie van het bedrijf uitvoeren. De vraag is hoe zij uiting gev tegenkomen. Door middel van action research laten we de professionals aan het woord over hetgeen zij het beste kennen: hun werk. Studenten van economische opleidingen uit het Hbo en Mbo voeren op de werkvloer interviews en observaties uit onder begeleiding van onderzoeksdocenten. De resultaten hiervan zullen door meta-analyse van de praktijkpartners, studenten en docenten leiden tot een profiel van waardegedreven professionals dat gebruikt kan worden voor bedrijfsleven (HRbeleid) en beroepsonderwijs. Hiermee sluiten we aan op de Human Capital Agenda voor Nederland: het opleiden van talentvolle werknemers in de 21ste eeuws die in tijden van onzekerheid en verandering kunnen varen op een moreel kompas.