Flipping the Classroom is hot in onderwijsland, iedereen praat erover en veel docenten zijn er al mee aan de slag gegaan. Maar wat is Flipping the Classroom nu eigenlijk ? Wat is de relatie met de taxonomie van Bloom? En waar moet je allemaal aan denken als je als docent aan de slag wil met Flipping the Classroom?
DOCUMENT
De behoefte om informatie te ordenen zodat ze 'beheersbaar' wordt, resulteert vaak in een top-down aanpak zoals bibliotheeksystemen die kennen. Betrekkelijk nieuw is de bottom-up aanpak, metadatering gebaseerd op het sociale aspect van consensus. Sybilla Poortman en Gerard Bierens zoomen in op de achtergronden van folksonomy en nemen de nieuwe 'sociale' tools onder de loep met aandacht voor toepassingsmogelijkheden in de bibliotheekomgeving. En ook: folksonomy versus taxonomie, samen door één deur of ieder een eigen ingang?
DOCUMENT
Ontdek hier regelmatig nieuwe blogs over actuele thema’s binnen Talent in de Regio, deze keer geschreven door docent-promovendus Erik Merx over hoe werkgevers hun skillsvraag inzichtelijker kunnen maken.
DOCUMENT
Universal school-based social-emotional learning (SEL) programs target several social-emotional skills assuming a relationship between the skills and psychosocial health outcomes. However, greater insight into the relationship is required to clarify the skills that are most crucial to address. It will support the development and refinement of SEL programs. This study investigated (1) the relationship among the social-emotional skills, (2) the association between the skills and psychosocial health variables, and (3) the mediating effect of the skills on psychosocial variables. Results: There was a high degree of overlap between the five skills (self-awareness, social awareness, self-management, relationship skills, and responsible decision-making). The skills were univariately associated with emotional-behavioral difficulties and prosocial behavior. In the multivariate model, self-management most strongly correlated with emotional-behavioral difficulties and mediated the relationship between self-awareness and emotional-behavioral difficulties. Social awareness showed the highest correlation with prosocial behavior and mediated the relationship between prosocial behavior and three other skills: self-awareness, relationship skills, and responsible decision-making.
DOCUMENT
Social and Emotional Learning programs, designed to enhance adolescents’ social and emotional skills, are implemented in schools worldwide. One of these programs is Skills4Life (S4L), for students in Dutch secondary education. To strengthen this program and adapt it to students’ needs, we conducted an exploratory study on their perspectives on their own social-emotional development, focusing on low-achieving students in prevocational education. We interviewed eleven boys and eleven girls in five focus groups on (1) their general school life experiences, (2) their perceptions and experiences regarding interactions with peers, the problems they encountered in these interactions, and (3) the strategies and skills they used to solve these problems. Driven by findings in related studies initial thematic analyzes were extended using a three-step approach: an inductive, data-driven process of open coding; axial coding; and selective coding, using the social-emotional skills comprised in an often-used SEL framework as sensitizing concepts. Overall, students were satisfied with their relationships with classmates and teachers and their ability to manage their daily interaction struggles. Their reflections on their interactions indicate that the skills they preferred to use mirror the social-emotional skills taught in many school programs. However, they also indicated that they did not apply these skills in situations they experienced as unsafe and uncontrollable, e.g., bullying and harassment. The insights into adolescents’ social-emotional skills perceptions and the problems they encountered with peers at school presented here can contribute to customizing school-based skills enhancement programs to their needs. Teacher training is required to help teachers gain insight into students’ perspectives and to use this insight to implement SEL programs tailored to their needs.
MULTIFILE
Het beheer van grote hoeveelheden documenten vormt een steeds grotere uitdaging voor organisaties. Of het nu gaat om bestaande of nieuwe informatiesystemen, lokaal of in de cloud, informatiemanagers stellen zich de vraag welke mogelijkheden er zijn om de toegankelijkheid en vindbaarheid van de informatie zo effectief mogelijk te realiseren. Een goede vindbaarheid bespaart immers vele uren arbeidstijd en voorkomt incomplete dossiers. Traditionele instrumenten als taxonomieën, thesauri en autorisatielijsten bewijzen daarbij nog dagelijks hun waarde en de technische ontwikkelingen hebben de mogelijkheden uiteraard verruimd: automatische indexering en klassering, ontologieën en hyperlinking zijn waardevolle aanvullingen. In dit boek behandelen we belangrijke methoden en technieken om informatie (documenten) van een organisatie vindbaar te maken. De theorie van de toegankelijkheidsleer wordt vanaf de basis behandeld en aan de hand van vele voorbeelden komen technieken en instrumenten als taxonomie, thesaurus, ontologie, zoekmachine en classificatie aan de orde, inclusief stappenplannen om hier zelf mee aan de slag te gaan. Omdat SharePoint een veelgebruikt platform is voor het beheren en delen van documenten, besteden we een apart hoofdstuk aan de wijze waarop documenten binnen SharePoint zo goed mogelijk vindbaar kunnen worden gemaakt. De hoofdstukken worden afgewisseld met kaderteksten waarin specifiek wordt ingegaan op gerelateerde onderwerpen als XML, machine learning en cardsorting. Iedereen die in de praktijk betrokken is bij de implementatie van een informatiesysteem of in opleiding is tot informatieprofessional kan putten uit de uitgebreide beschrijvingen en handvatten die dit werk biedt. Omdat studenten een deel van de doelgroep vormen, is dit werk als open textbook onder een Creative Commons licentie gratis te downloaden. Originele document: https://udocstore.nl/docs/9789492388001 Joyce van Aalten (docent bij GO Opleidingen) Peter Becker (docent informatiebeheer aan de Haagse Hogeschool en GO Opleidingen) Marjolein van der Linden (docente aan de Hogeschool van Amsterdam, opleiding Media Informatie en Communicatie en bij de opleiding Communicatie) Eric Sieverts (docent bij VOGIN en GO Opleidingen)
DOCUMENT
The main research question in this chapter was: Which information problem solving skills are, according to the lecturers in the Bachelor of ICT, important for their students? Selecting items from a results list and judging the information on actuality, relevance and reliability were regarded as extremely important by most of the interviewed lecturers. All these sub-skills refer to the third criterion of the scoring rubric, the quality of the primary sources. As mentioned before, one of the NSE lecturers holds the opinion that students should improve their behaviour exactly on this point. Another sub-skill that is seen as very important by the interviewees is the analysis of information to be applied in the student’s own knowledge product. This refers to the fifth criterion of the rubric, the creation of new knowledge. The quality of primary sources and the creation of new knowledge criteria both bear extra weights in the grading process with the scoring rubric. A third criterion which also bears extra weight (‘orientation on the topic’) was mentioned as an important subskill by some interviewees but not as explicitly as the other two criterions. One of the facets of information problem solving that need improvement, according to one of the lecturers, is the reflection on the whole process to stimulate the anchoring of this mode of working. In the concept of information problem solving are higher order skills (orientation and question formulation, judging information and creation of new knowledge) distinguished from lower order skills (reference list, in-text citations, the selection of keywords and databases). Considering all results of this research, one can conclude that the importance of the higher order IPS skills – which refer to ‘learning to think’ (Elshout, 1990) – is recognised by most of the interviewed lecturers. The lower order skills are considered less important by most of them.
DOCUMENT
Docenten van reken-, wiskunde- en statistiekvakken binnen de HU, lopen tegen vergelijkbare problemen aan. Ook al zijn de vakken die gegeven worden totaal verschillend, een aantal van de problemen waar docenten tegen aan lopen zijn vergelijkbaar. Dit was een van de conclusies uit het onderzoek naar rekenen, wiskunde en statistiek in het HU-onderwijs. In dit onderzoek is een vragenlijst voorgelegd aan HU-docenten. Daaruit bleek onder andere dat ongeacht de opleiding er bij veel cursussen problemen zijn omdat studenten een zeer wisselend instroom-niveau hebben. Het volledige verslag van het onderzoek is te vinden op: https://www.hu.nl/onderzoek/publicaties/rekenen-wiskunde-en-statistiek-in-het-huonderwijs Daarnaast waren er veel docenten die een vraag over statistiek hebben voorgelegd aan de leden van het lectoraat. In plaats van alle vragen een voor een te beantwoorden hebben de leden van het Lectoraat Wiskundig en Analytisch Vermogen van Professionals gekozen om met geïnteresseerden in gesprek te gaan. Twee gesprekstafels waren gepland voor maart en april, maar konden door de uitbraak van het coronavirus helaas niet doorgaan. Uiteindelijk vonden de twee gesprekstafels online plaats. Op maandag 28 september 2020 was de gesprekstafel over statistiek en op maandag 12 oktober 2020 vond de gesprekstafel over instroomniveau plaats. Dit verslag geeft een beeld van de beide tafels. Het bevat links naar de presentaties en een weergave van de gesprekken in de kleine groepjes.
DOCUMENT
Bij de economische opleidingen van Fontys, te weten bedrijfseconomie, bedrijfskundige informatica, commercikle economie, communicatie, fiscale economie en management, economie en recht is in 2000 en 2001 gewerkt aan het studievorderingen- en toetsingsbeleid. Op basis van de ervaringen is dit rapport opgesteld voor opleidingsmanagement, toetscommissies, opleidings- en onderwijscommissies die belast zijn met de verdere ontwikkeling van het beleid. Dit rapport richt zich dus op het strategische en tactische niveau van toetsen. Het studievorderingenbeleid bevat de omschrijving en verantwoording van de planning en onderwijsorganisatie rondom toetsen, om te bevorderen dat studenten hun studie kunnen afronden via een zo efficiknt mogelijke studieloopbaan. Het toetsingsbeleid bevat de omschrijving en verantwoording van de gekozen toetsvormen en de kwaliteitsbewaking rondom toetsing, om te bevorderen dat er vertrouwen is dat de verworven eindkwalificaties van afgestudeerden qua inhoud en niveau (diepgang) congruent zijn met de opleidingskwalificaties. Het studievorderingen- en toetsingsbeleid moet zijn vertaling krijgen naar de onderwijspraktijk op twee punten: De toetsplannen. Een overzicht per semester of periode van alle toetsen met deeltoetsen. Het Onderwijs- en Examenreglement (OER) met de regels, rechten en plichten van alle betrokkenen rondom toetsen. Hoofdstuk 2 gaat in beroepsprofiel, eindtermen en leerdoelen. Centraal staat de wijze waarop de opleidingsinhoud ingedeeld wordt. Hoofdstuk 3 geeft enkele mogelijkheden waarop het curriculum is ingericht. Toetsen, onderwijsmethoden en didactische werkvormen moeten immers op elkaar aansluiten. Hoofdstuk 4 gaat kort in op de wettelijke, organisatorische en financikle kaders. Deze zijn niet verder uitgewerkt omdat deze in het rapport "Accreditering, toetsing en toetsbeleid Fontys" van september 2000 zijn uitgewerkt. De hoofdstukken 5, 6 en 7 gaan in op het studievorderingen- en toetsingsbeleid, de toetsplannen en de toetsen. De hoofdstukken 8 en 9 bevatten informatie over de organisatie en kwaliteitszorg rondom toetsing. Tot slot wordt in hoofdstuk 10 ingegaan op het opstellen van een studievorderingen- en toetsingsbeleid als zodanig. Want afhankelijk van de startpositie en het beoogde doel kan een werkwijze bij het maken van een beleid gekozen worden. Dit rapport vormt iin geheel met het toetsvormenboek, waarin kwaliteitscriteria, toetscyclus etc. zijn uitgewerkt. Het toetsvormenboek is een handreiking voor docenten, toetscommissies, docenten-, semester- of projectteams, die met de ontwikkeling en uitvoering van toetsen zijn belast. Het richt zich dus op het operationele niveau van toetsen.
DOCUMENT
Inleiding Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) richt zich op het aanleren van een gezonde leefstijl bij mensen met gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico’s. Een GLI is een persoonlijk begeleidingstraject uitgevoerd door (post-)hbo-opgeleide leefstijlcoaches (kortheidshalve hierna steeds ‘leefstijlcoaches’ genoemd), en duurt gemiddeld twee jaar, met aandacht voor bewegen, gezonde voeding, slaap en ontspanning. Het inzetten van de juiste gedragsveranderingstechnieken is belangrijk bij het starten met en het volhouden van gezond gedrag. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het type gedragsveranderingstechnieken dat wordt gebruikt bij GLI’s, en de mate waarin deze worden ingezet in erkende GLI’s. Onderzoeksvraag Welke gedragsveranderingstechnieken zijn opgenomen in erkende GLI’s, en wanneer en waarom passen leefstijlcoaches deze toe bij cliënten met een gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico? Onderzoeksmethode Via documentanalyse is bestudeerd welke gedragsveranderingstechnieken zijn beschreven in de protocollen van de in 2019 erkende GLI’s (de BeweegKuur, CooL en SLIMMER). Deze analyse op gedragsveranderingstechnieken is aangevuld met ervaringsverhalen van veertien leefstijlcoaches die een erkende GLI uitvoeren. Deze ervaringsverhalen zijn verkregen met behulp van semigestructureerde interviews. Resultaten Protocollen en de interviewresultaten tonen aan dat het formuleren van persoonlijke doelen en subdoelen met bijbehorende actieplannen terugkerende technieken zijn binnen de erkende GLI’s. Kennis en vaardigheidstraining worden in de eerste fase van een GLI-traject in groepsverband aangeboden om cliënten te leren omgaan met barrières en het proces van gedragsverandering te omarmen. Het tweede deel van de erkende GLI’s bestaat uit individuele begeleiding tijdens het veranderproces, met daarbij oefeningen om te voorkomen dat cliënten terugvallen in ongezond gedrag. De training in deze periode is meer gericht op de eigen regie, en deze fase bevat minder contactmomenten. Conclusie De belangrijke technieken binnen erkende GLI’s zijn: persoonlijke doelen stellen, acties plannen, het vergroten van kennis en vaardigheden en het leren omgaan met barrières. Deze technieken worden ingezet om de eigen regie te vergroten en succeservaringen op te kunnen doen. Naast de groepssessies zijn de individuele sessies belangrijk voor het volhouden van het aangeleerde gezonde gedrag.
DOCUMENT