Hoe kun je met eyetracking in één oogopslag zien hoe leerlingen lezen – en zo hun leesplezier én tekstbegrip boosten?In deze DigiSnacks-aflevering praat dr. Corina Breukink (Hogeschool Utrecht) over haar promotieonderzoek “Eyetracking voor het bevorderen van lezen” in het vak Nederlands – en misschien ook wel daarbuiten.We duiken in:hoe eyetracking-technologie steeds toegankelijker wordt en welke kansen dat schept voor leerlingen én docenten;waarom een focus op poëzie niet alleen de waardering voor gedichten, maar ook het begrip van andere tekstsoorten versterkt;welke mogelijkheden eyetracking biedt voor leerlingen én voor de professionalisering van docenten.Luister mee voor inspiratie rond curriculumontwerp, professionele ontwikkeling en technologie die het onderwijs écht verder helpt.
LINK
Het versterken van de leesvaardigheid is een prioriteit voor de Nederlandse overheid, omdat goed tekstbegrip essentieel is voor het leren en voor het functioneren in de maatschappij. Onderzoek wijst uit dat Nederlandse jongeren minder vaardig en minder graag lezen, waardoor effectieve leeslessen nodig zijn. In lees- en literatuurlessen Nederlands (en lessen in moderne vreemde talen) ligt de nadruk vaak op het beantwoorden van vragen over teksten, met weinig aandacht voor het lezen en begrijpen van literaire teksten zoals poëzie. Dit is een gemiste kans, omdat het lezen van dergelijke teksten de leesvaardigheid en het begrip van taal en cultuur kan vergroten. In dit onderzoek is voor het eerst onderzocht hoe havo- en vwo-leerlingen poëzie lezen en begrijpen in vergelijking met proza (korte verhalen en beschrijvende teksten), met behulp van tekst-met-vragen en oogbewegingstechnologie. Een eerste bevinding is dat de leesprestaties voor poëzie consistent lager zijn dan voor proza in alle leerjaren. Daarnaast verbetert het begrip van poëzie niet in de loop van de leerjaren, terwijl het begrip van proza dat wel doet. De eyetracking gegevens laten met name zien dat leerlingen zowel poëzie als proza de eerste keer snel en lineair (oppervlakkig) lezen, maar poëzieteksten langer lezen na het lezen van een vraag. Vervolgens werd een leesprogramma voor poëzie en proza ontwikkeld en getest. Het programma is gebaseerd op observerend leren aan de hand van video's van de oogbewegingen van leerlingen. Leerlingen die deelnamen aan het programma lazen en begrepen poëzie, korte verhalen en informatieve teksten significant beter, ook in vergelijking met leerlingen die reguliere leeslessen volgden. Het is daarom aan te bevelen om in lessen Nederlands en in andere lessen aandacht te besteden aan het leesproces van leerlingen, met name poëzie.
DOCUMENT
Anéla is de Nederlandse Vereniging voor Toegepaste Taalwetenschap en organiseert activiteiten op het gebied van de toegepaste taalwetenschap in Nederland en België. Deze bundel bevat de bijdragen aan de 8e Anéla Conferentie, gehouden op 22 en 23 mei 2015 in Egmond aan Zee, in samenwerking met de Belgische Vereniging voor Toegepaste Linguïstiek (ABLA) en AILA-Europe. De belangrijkste thema’s van deze conferentie en van deze bundel zijn taalverandering en dialect, taalonderwijs, taalverwerving, interactie en tekstbegrip.
LINK
Het lezen van literatuur is gunstig voor de ontwikkeling van leerlingen tot gemotiveerde, ‘diepe’ lezers. Er zijn echter indicaties dat Nederlandse leraren in basis- en voortgezet onderwijs weinig literaire teksten lezen die voor hun leerlingen relevant zijn en dat hun repertoirekennis en leesbevorderingscompetenties achterblijven. Die situatie belemmert leraren de leesfrequentie en -motivatie, en het leesbegrip van leerlingen te stimuleren. Het doel van dit project is de leesfrequentie, repertoirekennis en leesbevorderingscompetenties van zittende en aankomende leraren (studenten van de pabo en tweedegraadslerarenopleiding) te versterken en ze zo in staat te stellen hun leerlingen beter te ondersteunen. Het onderzoek kent twee deelprojecten: één gericht op het basisonderwijs en één op het tweedegraadsgebied Nederlands in het voortgezet onderwijs (vmbo en onderbouw havo/vwo). Elk deelproject bestaat uit een aantal parallelle deelstudies. In de eerste fase van elk project wordt op basis van de uitkomsten van een literatuurstudie, survey-onderzoek en een verdiepend kwalitatief onderzoek inzicht gegeven in leesgedrag, repertoirekennis en leesbevorderingscompetenties van (aankomende en zittende) leraren en van de leescultuur op scholen. In de tweede fase wordt in een designstudie door kennis- en praktijkprofessionals in co-creatie een aanpak ontwikkeld gericht op de versterking van leraren als leesbevorderaars in basis- en voortgezet onderwijs. In de derde fase worden de effecten van de aanpak getest in een veldexperiment. Drie vragen staan hierbij centraal: 1. Leidt stimuleren van het lezen van literaire teksten door leraren en het vergroten van hun leesbevorderingscompetenties tot grotere repertoirekennis bij leraren en tot betere ondersteuning van leerlingen? 2. Leidt dit vervolgens ook tot een grotere motivatie voor en frequentie van het lezen van literaire teksten bij leerlingen en tot een beter (d.w.z. dieper) tekstbegrip? 3. In hoeverre wordt het succes van de aanpak bepaald door de leescultuur op school? Het project resulteert in een overdraagbare interventie, die in de laatste fase wordt verspreid.
In een tijd waarin het vertrouwen van de samenleving in de rechtsstaat afneemt, is het meer dan ooit van belang dat de rechtspraak haar maatschappelijke relevantie vergroot door inclusief, toegankelijk en begrijpelijk te zijn voor iedereen. Zeker nu belangrijke vonnissen steeds vaker hun weg naar het nieuws vinden (denk aan de toeslagenaffaire, de avondklok en strafrechtprocessen rond criminelen als Taghi). Begrijpelijke vonnissen kunnen immers bijdragen aan het verhogen van bewustzijn onder burgers van norm-afwijkend gedrag en mogelijk een preventieve werking hebben. Het begrijpelijk en daarmee toegankelijk maken van de rechtspraak concentreert zich tot nu toe op onderzoek naar de tekstuele kenmerken van vonnissen. Om een antwoord te kunnen bieden op problemen rond de toegang tot recht, is echter een multidisciplinaire en innovatieve (mensgerichte) aanpak nodig die verder kijkt dan naar alleen tekstuele kenmerken. Legal design houdt zich bezig met het waarborgen van de toegang tot recht vanuit het perspectief van burgers en hun rechtsbehoeften. Daarom moet – naast begrijpelijke taal – ook naar de visuele communicatie binnen een vonnis worden gekeken. Visualisaties leiden immers tot een sneller en beter begrip van complexe informatie en kunnen daarom de begrijpelijkheid van een vonnis vergroten. Met dit exploratieve en iteratieve onderzoek wordt middels creatieve sessies en usability testing toegewerkt naar een prototype van een louter tekstueel vonnis (in begrijpelijke taal) en een prototype waarbij ook een visuele vormgeving is aangebracht. Van deze beide prototypes wordt de begrijpelijkheid kwantitatief gemeten door deze bij deelnemers van verschillende opleidingsniveaus te testen op tekstbegrip en responstijd. Zo kan worden vastgesteld of de visuele vormgeving van een vonnis voor de verschillende groepen deelnemers een significante meerwaarde heeft als het gaat om de begrijpelijkheid ervan, ten opzichte van een vonnis in alleen maar begrijpelijke taal.