In patients with COPD, self-management skills are important to reduce the impact of exacerbations. However, both detection and adequate response to exacerbations appear to be difficult for some patients. Little is known about the underlying process of exacerbation-related self-management. Therefore, the objective of this study was to identify and explain the underlying process of exacerbation-related self-management behavior. A qualitative study using semi-structured in-depth interviews was performed according to the grounded theory approach, following a cyclic process in which data collection and data analysis alternated. Fifteen patients (male n=8; age range 59–88 years) with mild to very severe COPD were recruited from primary and secondary care settings in the Netherlands, in 2015.
Background: There is an emergence of mobile health (mHealth) interventions to support self-management in patients with chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Recently, an evidence-driven mHealth intervention has been developed to support patients with COPD in exacerbation-related self-management: the Copilot app. Health care providers (HCPs) are important stakeholders as they are the ones who have to provide the app to patients, personalize the app, and review the app. It is, therefore, important to investigate at an early stage whether the app is feasible in the daily practice of the HCPs. Objective: The aim of this study is to evaluate the perceived feasibility of the Copilot app in the daily practice of HCPs. Methods: A multimethods design was used to investigate how HCPs experience working with the app and how they perceive the feasibility of the app in their daily practice. The feasibility areas described by Bowen et al were used for guidance. HCPs were observed while performing tasks in the app and asked to think aloud. The System Usability Scale was used to investigate the usability of the app, and semistructured interviews were conducted to explore the feasibility of the app. The study was conducted in primary, secondary, and tertiary care settings in the Netherlands from February 2019 to September 2019. Results: In total, 14 HCPs participated in this study—8 nurses, 5 physicians, and 1 physician assistant. The HCPs found the app acceptable to use. The expected key benefits of the app were an increased insight into patient symptoms, more structured patient conversations, and more tailored self-management support. The app especially fits within the available time and workflow of nurses. The use of the app will be influenced by the autonomy of the professional, the focus of the organization on eHealth, costs associated with the app, and compatibility with the current systems used. Most HCPs expressed that there are conditions that must be met to be able to use the app. The app can be integrated into the existing care paths of primary, secondary, and tertiary health care settings. Individual organizational factors must be taken into account when integrating the app into daily practice. Conclusions: This early-stage feasibility study shows that the Copilot app is feasible to use in the daily practice of HCPs and can be integrated into primary, secondary, and tertiary health care settings in the Netherlands. The app was considered to best fit the role of the nurses. The app will be less feasible for those organizations in which many conditions need to be met to use the app. This study provides a new approach to evaluate the perceived feasibility of mHealth interventions at an early stage and provides valuable insights for further feasibility testing.
BACKGROUND: Exercise capacity, muscle function, and physical activity levels remain reduced in recipients of lung transplantation. Factors associated with this deficiency in functional exercise capacity have not been studied longitudinally.OBJECTIVE: The study aims were to analyze the longitudinal change in 6-minute walking distance and to identify factors contributing to this change.DESIGN: This was a longitudinal historical cohort study.METHODS: Data from patients who received a lung transplantation between March 2003 and March 2013 were analyzed for the change in 6-minute walking distance and contributing factors at screening, discharge, and 6 and 12 months after transplantation. Linear mixed-model and logistic regression analyses were performed with data on characteristics of patients, diagnosis, waiting list time, length of hospital stay, rejection, lung function, and peripheral muscle strength.RESULTS: Data from 108 recipients were included. Factors predicting 6-minute walking distance were measurement moment, diagnosis, sex, quadriceps muscle and grip strength, forced expiratory volume in 1 second (percentage of predicted), and length of hospital stay. After transplantation, 6-minute walking distance increased considerably. This initial increase was not continued between 6 and 12 months. At 12 months after lung transplantation, 58.3% of recipients did not reach the cutoff point of 82% of the predicted 6-minute walking distance. Logistic regression demonstrated that discharge values for forced expiratory volume in 1 second and quadriceps or grip strength were predictive for reaching this criterion.LIMITATIONS: Study limitations included lack of knowledge on the course of disease during the waiting list period, type and frequency of physical therapy after transplantation, and number of missing data points.CONCLUSIONS: Peripheral muscle strength predicted 6-minute walking distance; this finding suggests that quadriceps strength training should be included in physical training to increase functional exercise capacity. Attention should be paid to further increasing 6-minute walking distance between 6 and 12 months after transplantation.
LINK
Een gezonde leefstijl draagt bij aan zowel geestelijk als lichamelijk welbevinden en kan zelfs ziektes helpen te voorkómen. Positieve Gezondheid biedt een nieuwe gezondheidsbenadering met een bredere kijk op gezondheid die de nadruk legt op het versterken van eigen regie en veerkracht; leefstijlverandering kan goed aansluiten bij Positieve Gezondheid. Gezondheidsprofessionals kunnen als coach een betekenisvolle ondersteuning bieden. Werken vanuit Positieve Gezondheid vraagt om scholing en training van huidige en toekomstige gezondheidsprofessionals. Er is meer gefundeerde kennis nodig over hoe gezondheidsprofessionals in de tweede en derde lijn vanuit een Positieve Gezondheidsbenadering coachend met de patiënt kunnen samenwerken aan een gewenste leefstijlverandering. De beoogde L.int-lector dr. Sandra van Hogen-Koster gaat in samenwerking met lector dr. Jan Jukema, Saxion Lectoraat Verpleegkunde, een methodiek ontwikkelen waarmee gezondheidsprofessionals samen met patiënten en hun netwerk aan de slag gaan met Positieve Gezondheid en leefstijl. De bestaande methodiek Best Practice Unit (BPU) van Medisch Spectrum Twente (MST) en Saxion, die ingezet wordt om evidence-based verbeteringen door te voeren in de patiëntenzorg, wordt doorontwikkeld. De doorontwikkeling richt zich op: het vergroten van leiderschap en interprofessioneel samenwerken van gezondheidsprofessionals en focus op teamleren samen met patiënten. Deze componenten dragen bij aan patiëntenzorg die recht doet aan de benadering van Positieve Gezondheid en focus heeft op leefstijlverandering. De doorontwikkeling van de BPU-methodiek vindt in verschillende trajecten plaats in samenwerking met MST, Thorax Centrum Twente, Pro-F, Medical School Twente, master- en bacheloropleidingen van de Academie Gezondheidszorg Hogeschool Saxion, Universiteit Twente en het Insititute for Positive Health. Het doel van het L.INT-onderzoeksprogramma is leefstijlverandering bij patiënten te bewerkstellingen vanuit het perspectief van Positieve Gezondheid. Vernieuwend is het ondersteunen van patiënten bij leefstijlverandering vanuit een Positieve Gezondheidsbenadering en inzetten van BPU voor het benodigde leiderschap van de gezondheidsprofessional. Dit zal verankerd worden in zowel de zorgpraktijk als onderwijsprogramma's, met praktijkgericht onderzoek als bouwsteen.
Met het groeien van de gemiddelde levensverwachting is ook de uitdaging gegroeid om een ieder zo lang mogelijk een actieve deelnemer van de samenleving te laten zijn. Duurzame zelfstandige mobiliteit is van groot belang voor het functioneren in de samenleving (op werkplek en in thuisomgeving), draagt bij aan het sociaal functioneren en de algemene sociale cohesie. Goede controle over de (dynamische) balans speelt hierbij een grote rol, zijnde de balanshandhaving tijdens het voortbewegen, ook bij gezonde, jonge mensen een continue compromis tussen effectiviteit en veiligheid. Voor ouderen geldt dit nog sterker, daar de gevolgen van een val vele malen ernstiger zijn en ook een grote invloed hebben op de levensverwachting. Mechanismen van handhaving van de dynamische balans in praktische omstandigheden zijn nog grotendeels onbegrepen. Laboratoria staat vaak ver af van praktische condities van de alledaage praktijk. Moderne sensortechnologie opent momenteel een deur naar systematisch onderzoek naar valrisico’s in het dagelijkse leven, echter deze schiet nog te kort in haalbare accuratesse en stabiltiteit over langere metingen. In verschillende projecten wordt momenteel een nieuwe generatie van methoden onderzocht, met als centraal kenmerk hiervan dat bewegingsensoren niet meer als losse onderdelen functioneren, maar in samenhang worden gebruikt. Het kersverse INSTANT project, bijvoorbeeld, onderzoekt hoe huidige bewegingsensoren kunnen worden uitgebreid met een extra sensormodaliteit en ‘meta-datafusion’ algorithmen. Hierdoor kunnen de sensoren elkaars positie waarnemen en naar verwachting een orde meer accuraat meten op een manier die bovendien stabieler is over langere metingen. Aan iets vergelijkbaars wordt gewerkt door collega’s in Torino en Sassari, Italie, zij het met een andere type sensortechnologie. Dit KIEM project onderzoekt in hoeverre beide methoden (en beide onderzoeksclusters) elkaar kunnen versterken door intensief samen te werken. Het plaatsen van een Italiaanse onderzoeker in het INSTANT onderzoekscluster in Enschede gedurende grote delen van een jaar borgt deze samenwerking.
Value-based healthcare (VBHC) kent een aandoening-specifieke aanpak, gericht op een zorgpad na diagnose en start van behandeling. De aanpak is nog sterk ziekenhuiszorg- georiënteerd en zou zich meer op de volledige zorgcyclus moeten richten. In dit project gaan we onderzoeken hoe preventie geïntegreerd kan worden in de VBHC-benadering. Hiervoor gaan we voor hartrevalidatie in kaart brengen hoe uitkomstinformatie, inclusief patiënt-gerapporteerde uitkomsten, ingezet kan worden bij het samen beslissen over gepersonaliseerde zorg en preventie. Het consortium bestaat uit MKB-partner PRO-F (e-health hartrevalidatie), praktijkpartners Medisch Spectrum Twente (Santeon-Ziekenhuis, thoraxcentrum) en Santeon (samenwerkingsverband zeven topklinische ziekenhuizen), Saxion lectoraten Verpleegkunde en Waarde van Reclasseren (maatschappelijke impact) en Hanzehogeschool lector Waardegedreven Zorg. Door middel van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek wordt verkend waar de kansen liggen voor het integreren van secundaire preventie in de VBHC-benadering in de hartrevalidatie. Aan de hand van drie focusgroepen met patiënten, verpleegkundigen/artsen en experts worden de voor de patiënt relevante zorguitkomsten verhelderd. Op basis hiervan wordt de vertaalslag gemaakt naar gepersonaliseerde zorguitkomsten en hoe e-health oplossingen dit proces kunnen ondersteunen. Hiermee bieden we (1) inzicht in de mogelijkheden voor preventie binnen de VBHC-werkwijze, (2) kennis over hoe gepersonaliseerde zorg en samen beslissen gefaciliteerd kunnen worden, (3) inzicht in de rol die e-health oplossingen kunnen spelen, (4) kennis over de rol van de verpleegkundige in dit vraagstuk, en (5) een kwalitatief beeld van de impact hiervan.