.De internationale financiële criminaliteit heeft veel raakvlakken in de bovenwereld en een enorme wereldwijde impact. Welke rol en betekenis kan een kennisinstelling als De Haagse Hogeschool hebben om een dergelijk veelkoppig monster te bestrijden? Over deze vraag wisselen Jan Lintsen, lid College van Bestuur van de hogeschool, en Ineke van der Meule van gedachten. De relevantie van De Haagse Hogeschool ligt vooral in de kennisverwerving en in de kennisdeling richting studenten en netwerkpartners. Jan Lintsen: ‘De onderzoeken van de hogeschool op het vlak van internationale financiële criminaliteit behoren tot onze best practices.’
DOCUMENT
Collaboration among various professions often faces barriers owing to divergent perspectives, priorities, and expertise shaped by distinct socialization processes. These differences can hinder effectiveness, efficiency, and workforce well-being. The Extended Professional Identity Theory (EPIT) addresses this issue by fostering an interprofessional identity without weakening professional identities. Drawing from psychological theories, EPIT explains the coexistence of interprofessional and professional identities, and predicts associated behaviors. It also emphasizes the importance of combining interprofessional identity formation with developing interprofessional competencies and adapting to environmental factors to achieve synergy in (temporary or permanent) mixed profession groups. Introduced in 2018, EPIT research initially relied on the measurement of congruent interprofessional behaviors as indirect indicators of interprofessional identity that could not yet be measured. An experiment demonstrated that enhancing social identification in mixed profession groups with interprofessional assignments reduced the social hierarchy within 6 h across three meetings. The 2020 development of the Extended Professional Identity Scale (EPIS) confirmed interprofessional identity as a three-dimensional social construct. So far, several scientific studies have supported many propositions of EPIT. These propositions are related to dimensionality and various psychometric properties, cross-cultural similarities, evidence and clues for interprofessional identity formation, and its predictive validity in interprofessional education and collaborative practice. Türkiye is among several countries (e.g., the Netherlands, Belgium, Germany, Lithuania, Finland, and Indonesia) where EPIT-based interprofessional identity is being investigated. To illustrate contextual differences and their potential cross-cultural implications, it is valuable to explore how interprofessional identity adds value in the Turkish context. This approach facilitates understanding the regional implications of interprofessional identity, including interprofessional education initiatives, increased university engagement, the development of measurement instruments, challenges and future directions, and national and international collaborations. This paper aims to explain and clarify EPIT propositions compared to other theories, describe current evidence, and outline future research directions, with a focus on developments within the Turkish context as a showcase.
DOCUMENT
De voetbalsector is nog steeds kwetsbaar voor witwaspraktijken en andere vormen van financieel-economische criminaliteit. In dit artikel wordt nader ingegaan op de resultaten en achtergronden van het antiwitwasbeleid van de afgelopen 15 jaar. Geconcludeerd wordt dat de vrije zelfregulering niet effectief is gebleken om een dam op te werpen tegen de instroom van crimineel geld en dat actieve bemoeienis van de overheid vereist is. Het artikel sluit af met drie opties voor – onderbrenging in de WWFT; vergunningplicht en bestuurlijke integriteitstoetsing en geconditioneerde zelfregulering met wettelijke randvoorwaarden – verscherpte regulering en toezicht van de witwaspreventie in het professionele voetbal.
DOCUMENT
In deze publicatie staan de verhalen van drie Poolse mannen in Den Haag centraal. De onderzoeker, Karijn Nijhoff, heeft zeer intensief deze mannen gevolgd en hun verhalen opgetekend. We lezen over aankomst, vertrek en terugkomst. We zien een grillig proces van werken en niet werken, klussen en diverse vormen van inkomensverwerving. De werkelijkheid heeft tinten wit, zwart en grijs. Integratie, een veel gebezigd woord in de wereld van bestuur en beleid, ziet er soms heel anders uit dan het geplande en gefaseerde proces op papier. There is also an English version of this report in this database: "Fluidity of bounderies".
DOCUMENT
De positie van Polen in Den Haag is niet onder een noemer te vatten. De groep varieert in leeftijd, in sekse, in migratiegeschiedenis, in opleidingsniveau: in allerlei kenmerken die relevant zijn voor ervaringen bij migratie. De groep valt daarmee ook niet eenvoudig te vergelijken met eerdere migrantengroepen: alleen al de juridische status en de context van de Europese Unie maakt dat de migratie in een nieuwe context plaatsvindt. In het eerste hoofdstuk, de achtergrondschets, wordt ingegaan op de groepskenmerken. Deze bundel bevat verhalen over migratie-ervaringen. Het is geen poging om een totaal beeld van Polen in Den Haag te schetsen, het is bedoeld om een indruk te geven van verschillende aspecten waarmee deze groep migranten te maken krijgt. Na de achtergrondschets is de bundel gesplitst in twee delen: in deel I wordt verslag gedaan van interviews met Poolse migranten die al langere tijd in Nederland wonen en werken. In deel II zijn verslagen van de afstudeeronderzoeken opgenomen. Het tweede deel begint met het stuk van Natasja Faust en Jennifer Winter over de beelden die in geschreven media over de afgelopen jaren naar voren zijn gekomen. Daarna beschrijft Yvonne van Soest een indruk van de ervaringen van verschillende zorg- en welzijnsinstanties met Polen in Den Haag. Het onderzoek van Roy Nagessar sluit hierop aan, maar kijkt naar de verhalen van vier vrouwen uit Polen die hij bij verschillende organisaties is tegengekomen. Deze twee stukken spelen zich voornamelijk in de wijk Segbroek af. Dat is niet toevallig: het is een wijk waar veel Polen wonen en waar veel voorzieningen zijn voor Polen. Het wordt gevolgd door een beschrijving van problemen waar het MCH Westeinde tegenaan loopt bij de nazorg van onverzekerde Midden- en Oost-Europeanen (MOE-landers). Deel II wordt afgesloten met twee stukken over leerlingen in Den Haag. Het eerste is een stuk gebaseerd op het onderzoek van drie studenten bij het Nova-college over de houding en participatie van Poolse leerlingen in het schakeltraject. Dit wordt gevolgd door een onderzoek van Özlem Akbaş en Aygül Uluç Kizilboğa naar Poolse leerlingen binnen het voortgezet onderwijs. In de discussie worden de conclusies uit de hoofdstukken nogmaals in kaart gebracht en besproken. Alle namen die in de teksten voorkomen zijn fictief om de identiteit van de respondenten zoveel mogelijk te verhullen.
DOCUMENT
Van Hall Larenstein is een duurzame University of Applied Sciences, waar studenten worden opgeleid tot ambitieuze en innovatieve professionals en praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd om een belangrijke bijdrage te leveren aan een duurzame wereld. Samen met partners uit het werkveld draagt VHL met onderzoek en kennisvalorisatie bij aan innovatieve en duurzame ontwikkelingen. De focus ligt hierbij op circulaire landbouw, water, gezond voedsel & gezonde voeding, bodem en biodiversiteit. Vanuit de verschillende lectoraten zijn deze thema’s uitgewerkt in onderzoekslijnen. Thema’s die de uitdagingen raken die onderdeel zijn van dé internationale duurzaamheidsagenda voor 2030: de Sustainable Development Goals (SDG’s). In dit boekje staan diverse aansprekende en illustratieve voorbeelden van afgesloten en lopende projecten uit binnen- en buitenland die gekoppeld zijn aan de SDG’s. Resultaten leveren niet alleen een bijdrage hieraan, maar ook aan het onderwijs.
DOCUMENT
Deze publicatie beschrijft de 4 jaar van het lectoraat Stedelijke Voedselvraagstukken. Dit wordt gedaan aan de hand van de vijf onderzoekslijnen die zijn ontwikkeld, door telkens de focus van de onderzoekslijn toe te lichten, en te vertellen overde projecten die we hebben gedaan, de publicaties die daaruit zijn voortgekomen, en de studenten die erbij betrokken waren.De behandelde thema's zijn: de multiculinaire voedselomgeving, de eiwittransitie, voedselverspilling, voedsel en armoede, eetgedrag en omgeving van jongeren. Het lectoraat werdgefinancierd door de gemeente Almere, dus het lectoraat bestudeerde de voedselstrategie van de gemeente. En omdat er een duidelijke link met onderzoeks- en actielab Flevo Campus was, zijn de doelen en richting van Flevo Campus ook meegenomen.
DOCUMENT
Witwassen is de zuurstof van de misdaad. Het vormt een omvangrijk en ernstig maatschappelijk probleem. De geldbedragen die in het criminele circuit worden omgezet, zijn onvoorstelbaar groot en fungeren als de motor van de georganiseerde misdaad. De toegenomen globalisering, de voortschrijdende Europese integratie en de opkomst van nieuwe, online, financiële diensten bieden nieuwe kansen voor inventieve witwassers. Succesvolle witwasbestrijding ontmoedigt criminelen en zorgt ervoor dat misdaad niet loont. Hoewel de bestrijding de laatste jaren zowel nationaal als internationaal voortvarend wordt aangepakt, lijken de resultaten vooralsnog tegen te vallen. In dit artikel wordt ingegaan op de onderliggende oorzaken van de kennelijk magere resultaten van de huidige aanpak. Daarnaast wordt vooruitgekeken naar een meer effectieve en doelmatige benadering die gebaseerd op de consistente toepassing van de uitgangspunten van risicomanagement.
DOCUMENT
Ergens in 2007, schat men, werd het punt gepasseerd dat 50% van alle wereldbewoners in steden woonde. Dit percentage zal in de 21e eeuw nog sterk toenemen. Zowel het landschap als de stedelijke ruimte staan onder druk, transformeren onder invloed van economische, politieke, sociale of natuurlijke krachten. De huidige groei vindt voornamelijk plaats in ontwikkelingslanden en in de opkomende economieën van China, India en Zuid-Amerika. Een belangrijk deel van de verstedelijking hier is ongepland en ongestructureerd. In Europa doet zich een ander fenomeen voor. Onder invloed van globalisering en de EU beconcurreren de vele steden in het dichte stedelijke netwerk elkaar als vestigingslocatie voor kennisintensieve bedrijvigheid en creatief' talent. Steden en stedelijke regio's transformeren tot kennisregio's en hun dynamiek wordt bepaald door niet-plaatsgebonden, maar grens- en tijdoverschrijdende netwerken. De bijpassende netwerksamenleving is veel minder dan voorheen 'maakbaar' vanuit het oogpunt van overheidshandelen. Individuele burgers, maatschappelijke organisatie en marktpartijen organiseren zichzelf in steeds wisselende bondgenootschappen. Stedenbouw in deze condities betekend vooral het ruimtelijk anticiperen op dynamische maatschappelijke processen. Er is behoefte aan een nieuwe oriëntatie en een instrumentarium om in deze condities succesvol als ruimtelijk ontwerper te opereren. Het lectoraat wil hieraan een bijdrage leveren en zal zich zowel richten op onderzoek naar concepten van stedelijkheid als op toegepast (ontwerpend) onderzoek naar transformatieopgaven in Europese steden.
DOCUMENT
Dit rapport verkent of de lokale jongerenwerker bij machte is om te opereren op het snijvlak van maatschappelijk welzijn en signalering van gewelddadig extremisme. Hoewel extremisme onder jongeren een zeldzaam fenomeen blijkt, en uitreizen om zich aan te sluiten bij Jihadistische strijdgroepen in het buitenland nog maar sporadisch voorkomt, ligt er een nadrukkelijke boodschap vanuit de overheid om alert te zijn op de eerste tekenen van afwijkend gedrag. Aan de hand van documentanalyse en interviews met jongerenwerkers brengt deze exploratieve studie in kaart hoe deze groep sociaal werkers gestalte geeft aan hun monitorende rol in de wijk. De resultaten laten zien dat er in de dagelijkse praktijk een helder kader ontbreekt, en dat dit twee hoofdoorzaken heeft. De eerste is dat, in de praktijk, de termen radicalisering en (gewelddadig) extremisme lastig van elkaar te onderscheiden zijn. De tweede oorzaak is dat de oordeelsvorming grotendeels leunt op de eigen individuele perceptie op de problematiek. Dit rapport concludeert daarom dat oordeelsvorming in de context van signalering van gewelddadig extremisme ogenschijnlijk weinig gestructureerd verloopt en niet geheel objectief is. De vraag is of de focus van het beleid op lokaal niveau niet verlegd moet worden naar het voorkomen van extremistisch geweld door jongerenwerkers in plaats van het tegengaan van radicaal gedachtegoed of ideologieën.
DOCUMENT