Collaboration among various professions often faces barriers owing to divergent perspectives, priorities, and expertise shaped by distinct socialization processes. These differences can hinder effectiveness, efficiency, and workforce well-being. The Extended Professional Identity Theory (EPIT) addresses this issue by fostering an interprofessional identity without weakening professional identities. Drawing from psychological theories, EPIT explains the coexistence of interprofessional and professional identities, and predicts associated behaviors. It also emphasizes the importance of combining interprofessional identity formation with developing interprofessional competencies and adapting to environmental factors to achieve synergy in (temporary or permanent) mixed profession groups. Introduced in 2018, EPIT research initially relied on the measurement of congruent interprofessional behaviors as indirect indicators of interprofessional identity that could not yet be measured. An experiment demonstrated that enhancing social identification in mixed profession groups with interprofessional assignments reduced the social hierarchy within 6 h across three meetings. The 2020 development of the Extended Professional Identity Scale (EPIS) confirmed interprofessional identity as a three-dimensional social construct. So far, several scientific studies have supported many propositions of EPIT. These propositions are related to dimensionality and various psychometric properties, cross-cultural similarities, evidence and clues for interprofessional identity formation, and its predictive validity in interprofessional education and collaborative practice. Türkiye is among several countries (e.g., the Netherlands, Belgium, Germany, Lithuania, Finland, and Indonesia) where EPIT-based interprofessional identity is being investigated. To illustrate contextual differences and their potential cross-cultural implications, it is valuable to explore how interprofessional identity adds value in the Turkish context. This approach facilitates understanding the regional implications of interprofessional identity, including interprofessional education initiatives, increased university engagement, the development of measurement instruments, challenges and future directions, and national and international collaborations. This paper aims to explain and clarify EPIT propositions compared to other theories, describe current evidence, and outline future research directions, with a focus on developments within the Turkish context as a showcase.
Rapport, geschreven in opdracht van de Commissie Internationaal van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Het rapport beoogt door middel van onderzoek een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het plan van de NVMW om haar internationale activiteiten te revitaliseren. Het onderzoek “Internationalisering van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers” is een onderdeel van het gelijknamige project, dat in 2004 is geïnitieerd door de Commissie Internationaal van de NVMW. De commissie gaf opdracht tot het verrichten van onderzoek, dat antwoord moest geven op de vraag: Wat zijn voor de beroepsvereniging en de maatschappelijk werkers die ze vertegenwoordigt de mogelijkheden om zich te internationaliseren? Het onderzoek is opgezet vanuit drie uitgangspunten. 1. Ten eerste wordt ervan uitgegaan, dat internationalisering van het maatschappelijk werk implicaties heeft voor het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk. 2. Verder wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat netwerkvorming de beste strategie is voor internationalisering van het maatschappelijk werk. 3. Tenslotte wordt aangenomen dat internationalisering begint in en vanuit de micro-omgeving van het organisatienetwerk van de vereniging. 1. Door middel van deskresearch en interviews met experts is kwalitatief onderzoek verricht naar de internationale ontwikkeling van het beroep. Het domein van maatschappelijk werk wordt in verschillende landen verschillend bepaald. Het Nederlandse maatschappelijk werk is een deelverzameling van wat in veel landen “social work” heet, een brede professie die min of meer alles omvat wat in Nederland valt onder het beroependomein van het sociaal agogisch werk. In internationale verhoudingen zal het Nederlandse maatschappelijk werk zich tot deze brede definitie van de professie moeten verhouden. 2. Er is ook kwalitatief onderzoek verricht naar internationale netwerkvorming als strategie voor de internationalisering van de NVMW. Het voorstel is gedaan om internationale uitwisseling tussen maatschappelijk werkers te ondersteunen, zowel in het binnenlands als in het buitenlands netwerk van de vereniging, zowel langs de gouvernementele als de niet-gouvernementele weg. Dit is verder uitgewerkt in vijf thema’s, die verschillende aspecten van internationale uitwisseling belichten: academiesering van het maatschappelijk werk, euregionale samenwerking tussen hogescholen, Europees sociaal beleid, grensoverschrijdende hulp en internationalisering van de website. 3. Tenslotte is kwantitatief onderzoek gedaan onder de leden van de vereniging waarbij hun mening over de internationalisering van de NVMW is gepeild. Uit de resultaten komt het volgende beeld naar voren. Ruim een derde van de leden die hebben gereageerd heeft een beroepspraktijk met een internationale context. Meer dan de helft daarvan heeft door directe ervaring of opleiding met internationale aspecten van het beroep te maken gehad. De meeste leden willen dat de NVMW internationaal actief is. Velen willen daar zelf actief aan deelnemen. Niet iedereen vindt het belangrijk om zelf internationale ervaring op te doen, wel om kennis te verwerven.
De voetbalsector is nog steeds kwetsbaar voor witwaspraktijken en andere vormen van financieel-economische criminaliteit. In dit artikel wordt nader ingegaan op de resultaten en achtergronden van het antiwitwasbeleid van de afgelopen 15 jaar. Geconcludeerd wordt dat de vrije zelfregulering niet effectief is gebleken om een dam op te werpen tegen de instroom van crimineel geld en dat actieve bemoeienis van de overheid vereist is. Het artikel sluit af met drie opties voor – onderbrenging in de WWFT; vergunningplicht en bestuurlijke integriteitstoetsing en geconditioneerde zelfregulering met wettelijke randvoorwaarden – verscherpte regulering en toezicht van de witwaspreventie in het professionele voetbal.