In het najaar van 2011 is in zogenoemde ‘ontwerpsessies’ in de drie clusters voor tweedegraads lerarenopleidingen van het Domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam geïnventariseerd aan welke onderzoeken behoefte bestond bij de opleidingen. Daaruit bleek dat in veel opleidingen het onderwerp ‘transfer’ hoog op de agenda stond. Opleiders maakten zich zorgen over de verbinding tussen het programma van de opleidingen en de praktijk waarmee studenten tijdens het werkplekleren werden geconfronteerd. Het onderwerp ‘transfer’ is een generiek thema dat niet specifiek ressorteert onder één van de lectoraten. Daarom werd begin 2012 besloten het onderzoek naar transfer op te vatten als een gezamenlijk project van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding. Er werd een onderzoeksgroep gevormd bestaande uit twee hoofddocenten (Geert van den Berg en Bert van Veldhuizen) en één lector (Arie Wilschut) die het onderzoek op zich zouden nemen. Gedurende het tweede jaar waarin het onderzoek werd uitgevoerd (2013) is daaraan Aisa Amagir toegevoegd, omdat zij reeds eerder onderzoek naar het thema transfer had uitgevoerd. Het uitgevoerde project is een kwalitatief probleemanalytisch onderzoek. Doel daarvan was vast te stellen in hoeverre de zorgen over de aansluiting tussen het opleidingsprogramma van de HvA en de stages en de mate waarin het op de HvA geleerde in de werkpraktijk van studenten wordt toegepast, zoals ze vanuit de opleidingen werden geuit, gegrond zijn en in welke mate transfer tussen opleidingen en werkplek inderdaad een probleem is, en zo ja in welke vormen zich dat probleem voordoet. Het onderzoek is uitgevoerd gedurende de jaren 2012 en 2013. In de eerste maanden van 2014 is gewerkt aan de rapportage van het onderzoek. Op het VELON-congres van 10 en 11 maart 2014 heeft een voorlopige rapportage van resultaten uit het onderzoek plaatsgevonden. De onderzoekers bedanken de geïnterviewde HvA-docenten, studenten en werkbegeleiders voor hun betrokkenheid en de openhartige wijze waarop zij vragen hebben beantwoord. In het hierna volgende hoofdstuk 2 wordt eerst de bestudeerde theorie besproken die uitmondt in een overzicht van de voornaamste concepten die met het thema transfer in verband kunnen worden gebracht als potentieel bevorderende en belemmerende factoren. Daarna bespreken we de vraagstelling en de toegepaste methode. In hoofdstuk 5 komen dan de resultaten van het onderzoek aan de orde, uitgesplitst over de diverse factoren waarvan in het onderzoek is gebleken dat ze een rol spelen bij transfer in de tweedegraads lerarenopleiding. Daarbij wordt per factor telkens aandacht besteed aan het perspectief van de HvA-docenten, de studenten en de werkbegeleiders en worden deze met elkaar vergeleken. Elk gedeelte in dit hoofdstuk wordt afgesloten met een concluderende passage over de bevindingen per factor. In hoofdstuk 6 worden al deze bevindingen geïntegreerd in conclusies uit het gehele onderzoek, waarop dan weer aanbevelingen worden gebaseerd voor opleiding en stages en voor vervolgonderzoek.
DOCUMENT
In de volgende paragrafen zetten we eerst uiteen hoe de beroepsgerichte analyse van de generieke kennisbasis voor de tweedegraads lerarenopleidingen is aangepakt. Vervolgens geven we schematisch weer welke aanvullingen in de generieke kennisbasis voor de tweedegraads lerarenopleidingen zijn opgesteld. In de laatste paragraaf worden de aanvullingen van beknopte achtergrondinformatie voorzien
DOCUMENT
Op verzoek van opleiders van de tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar transfer tussen opleiding en stagepraktijk. Dataverzameling vond plaats door middel van het interviewen van drie betrokken partijen: opleiders, studenten en stagebegeleiders. Het artikel bespreekt eerst de theorie rond transfer, uitmondend in een conceptueel model voor het onderzoek. Daarna wordt de methodiek besproken. De resultaten worden gepresenteerd rond vier essentiële componenten van het conceptueel model: de leersituatie, de lerende, de stagesituatie en het optreden van transfer. Het artikel wordt afgesloten met de conclusies: er vindt meer transfer plaats dan waarvan opleiders en stagebegeleiders zich bewust zijn, maar vaak in de vorm van directe toepassing van concrete voorbeelden. Pogingen om door reflectie meer diepgang te krijgen in dit leerproces slagen onvoldoende en monden vaak uit in sterk 'geritualiseerd' reflectieverslagen schrijven. Op basis hiervan wordt aanbevolen professionele leergemeenschappen te vormen van opleiders, studenten en stagebegeleiders, te werken aan meer betekenisgerichte vormen van reflectie en stageopdrachten te ontwikkelen tot 'grensoverschrijdende instrumenten' door deze vanuit de opleiding zowel als de stagesituatie te ontwikkelen
DOCUMENT
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Een leraar die een moderne vreemde taal onderwijst, geeft effectief les wanneer hij het communiceren in de vreemde taal centraal stelt, als leerdoel én leermiddel. We hebben een instrument ontwikkeld waarmee we het vakdidactisch handelen van leraren kunnen observeren en evalueren.