In 2007 is een project gestart waarin Avans Hogeschool, Rabobank, ING en Content Executive participeerden. De opzet was jonge Hbo-studenten van de voltijdopleiding Management, Economie en Recht (MER) in een driejarig duaal traject voor te bereiden op een passende functie bij een van de banken. Het project heb ik in een vorige column genoemd als voorbeeld van goede samenwerking met een heldere rolverdeling: de hogeschool leidt op, het uitzendbureau verzorgt tijdelijk de werkgeversfunctie en de bank biedt eerst stageplaatsen en vervolgens een baan aan het eind van een succesvol verlopen traject
DOCUMENT
Binnen het onderzoeksprogramma Co-makership Leven Lang Leren van hetlectoraat Flexicurity van het Kenniscentrum Arbeid (kca) van de HanzehogeschoolGroningen (hg) is een toegepast onderzoeksproject uitgevoerd naar devraag hoe uitzendbureaus en een hogeschool (zoals de hg) elkaar kunnenversterken bij hun functie op en voor de regionale arbeidsmarkt. In het bijzondergaat het daarbij om de stimulering van arbeidsmobiliteit en Leven Lang Leren(lll). Steeds snellere veranderingen op de (regionale) arbeidsmarkt nopen totarbeidsmobiliteit, en zowel individuen als organisaties zullen flexibel op dieveranderingen moeten reageren. Dit impliceert dat een initiële opleiding nietvolstaat, maar dat volwassenen later in de loopbaan verder leren. Een ‘LevenLang Leren’ wordt gezien als één van de middelen om flexibel en mobiel op dearbeidsmarkt te blijven of worden.
DOCUMENT
Mijn onderzoek naar samenwerking tussen uitzendorganisaties en instellingen van hoger onderwijs* begon ik met de constatering dat een hogeschool beschikt over een groot reservoir aan huidige en toekomstige hoogopgeleide arbeidskrachten: ‘goud in de grond’. Dat reservoir aan arbeidskrachten vormt een relevant rekruteringskanaal voor uitzendorganisaties en onderwijsinstellingen zijn dan ook belangrijke toeleveranciers voor de uitzendbranche. Hier wordt ‘goud’ aangeboord. In het onderzoek kwamen enkele succesvolle samenwerkingsconstructies tussen uitzendorganisaties, hogescholen en universiteiten kort aan bod en onlangs heb ik die informatie nog eens geactualiseerd.
DOCUMENT
De vraag is hoe uitzendbureaus en een hogeschool elkaar kunnen versterken bij hun functie op de arbeidsmarkt. Daarbij gaat het dan vooral om de stimulering van arbeidsmobiliteit en van Leven Lang Leren, het zich voortdurend blijven ontwikkelen van volwassenen later in hun loopbaan om duurzaam inzetbaar te blijven.
DOCUMENT
Oekraïense vluchtelingen kunnen bij aankomst in Nederland direct participeren op de arbeidsmarkt. Mede hierdoor ligt hun arbeidsparticipatie een stuk hoger dan onder Oekraïense vluchtelingen in Duitsland. Is dit ‘work first’-model daarmee ook een voorbeeld voor andere landen? Het is aannemelijk dat een work-first aanpak een belangrijke bijdrage levert aan de relatief hoge arbeidsparticipatie van Oekraïners in Nederland. Die vaststelling ondersteunt de lopende politieke en maatschappelijke discussie om asielzoekers meer mogelijkheden te geven om tijdens de asielprocedure te werken. De bevindingen over de arbeidsmarktpositie van Oekraïners laten echter ook zien dat zij vooral aangewezen zijn op het flexibele segment van de arbeidsmarkt waar de meeste onder hun niveau werken. Dit is een groot verschil met de situatie in Duitsland. Een van de lessen zou kunnen zijn om in navolging van Duitsland de inburgering ook open te stellen voor Oekraïense ontheemden (Groenendijk, 2023). Oekraïense ontheemden kwamen naar Nederland met de gedachte dat dit tijdelijk zou zijn, en ook het beleid van de Nederlandse overheid is hierop gestoeld. Deze tijdelijkheidsgedachte brengt met zich mee dat langeretermijnoverwegingen nauwelijks een rol spelen in onder meer de oriëntatie op de arbeidsmarkt en de geneigdheid om de taal te leren. Naarmate de oorlog langer duurt, is de kans groot dat Oekraïners zich hier permanent gaan vestigen. Ook dat is een reden om in beleid het perspectief meer te verschuiven in de richting van een settle first-aanpak, die misschien op korte termijn de arbeidsparticipatie inperkt, maar als het goed is in de naaste toekomst tot een betere arbeidsmarktpositie en grotere zelfredzaamheid leidt.
MULTIFILE
In opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft European Impact Hub de resultaten samengebracht uit het onderzoek van 250 studenten European Studies aan de Haagse Hogeschool. Het doel van dit rapport is om duidelijk te maken hoe in kleine tot middelgrote steden gewerkt wordt aan huisvesting en registratie van EU-arbeidsmigranten. Op basis van gestructureerde interviews met onder andere Europese vertegenwoordigers in Brussel, lokale beleidsmakers en lokale uitzendbureaus zijn de volgende conclusies geformuleerd. Uit de interviews met de Europese vertegenwoordigers in Brussel blijkt dat de bal vooral uit het eigen speelveld wordt geschopt. Ook blijkt dat de vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten bij de EU vaak niet op de hoogte zijn van de problemen in de regio's. Daarnaast laten de interviews zien dat de deelnemende gemeenten tegen dezelfde problemen aanlopen als het gaat om huisvesting. Ondanks dat huisvesting hoog op de politieke agenda staat blijft de situatie nijpend, in de ene plaats nog meer dan in de andere. Registratieprocessen verschillen per land. Het beschikbaar stellen van het registratieproces in verschillende talen en het vereenvoudigen van het registratieproces blijken succesfactoren. Toch is dit niet overal het geval, in La Palma del Condado dient het registratieproces herziend te worden omdat het te eenvoudig is. Over de problematiek rondom de Europese vertegenwoordiging raadt dit rapport aan de resultaten te bespreken met de afdelingen sociale zaken van de respectievelijke permanente vertegenwoordigingen (PV/EU)'s van de lidstaten, alsmede de (gezamenlijke) inspecties.
DOCUMENT
De positie van Polen in Den Haag is niet onder een noemer te vatten. De groep varieert in leeftijd, in sekse, in migratiegeschiedenis, in opleidingsniveau: in allerlei kenmerken die relevant zijn voor ervaringen bij migratie. De groep valt daarmee ook niet eenvoudig te vergelijken met eerdere migrantengroepen: alleen al de juridische status en de context van de Europese Unie maakt dat de migratie in een nieuwe context plaatsvindt. In het eerste hoofdstuk, de achtergrondschets, wordt ingegaan op de groepskenmerken. Deze bundel bevat verhalen over migratie-ervaringen. Het is geen poging om een totaal beeld van Polen in Den Haag te schetsen, het is bedoeld om een indruk te geven van verschillende aspecten waarmee deze groep migranten te maken krijgt. Na de achtergrondschets is de bundel gesplitst in twee delen: in deel I wordt verslag gedaan van interviews met Poolse migranten die al langere tijd in Nederland wonen en werken. In deel II zijn verslagen van de afstudeeronderzoeken opgenomen. Het tweede deel begint met het stuk van Natasja Faust en Jennifer Winter over de beelden die in geschreven media over de afgelopen jaren naar voren zijn gekomen. Daarna beschrijft Yvonne van Soest een indruk van de ervaringen van verschillende zorg- en welzijnsinstanties met Polen in Den Haag. Het onderzoek van Roy Nagessar sluit hierop aan, maar kijkt naar de verhalen van vier vrouwen uit Polen die hij bij verschillende organisaties is tegengekomen. Deze twee stukken spelen zich voornamelijk in de wijk Segbroek af. Dat is niet toevallig: het is een wijk waar veel Polen wonen en waar veel voorzieningen zijn voor Polen. Het wordt gevolgd door een beschrijving van problemen waar het MCH Westeinde tegenaan loopt bij de nazorg van onverzekerde Midden- en Oost-Europeanen (MOE-landers). Deel II wordt afgesloten met twee stukken over leerlingen in Den Haag. Het eerste is een stuk gebaseerd op het onderzoek van drie studenten bij het Nova-college over de houding en participatie van Poolse leerlingen in het schakeltraject. Dit wordt gevolgd door een onderzoek van Özlem Akbaş en Aygül Uluç Kizilboğa naar Poolse leerlingen binnen het voortgezet onderwijs. In de discussie worden de conclusies uit de hoofdstukken nogmaals in kaart gebracht en besproken. Alle namen die in de teksten voorkomen zijn fictief om de identiteit van de respondenten zoveel mogelijk te verhullen.
DOCUMENT
In deze publicatie trekken wij lessen uit de coronacrisis voor het sociaal domein. Daarbij schetsen wij zes handelingsperspectieven: • Werk vanaf de start samen met lokale partners • Ga in dialoog met diverse doelgroepen en zorg voor passende communicatie • Benut de veerkracht en het zelforganiserend vermogen van burgers • Wees als bestuurder en ambtenaar zichtbaar en benaderbaar • Duid de cijfers aan de hand van concrete verhalen • Leer van het positieve en benut het momentum Deze zes handelingsperspectieven onderschrijven het belang van samenwerking van de lokale overheid met uitvoerende zorg- en welzijnsorganisaties, met vrijwilligersorganisaties en met sleutelfiguren binnen wijken. Deze partijen hebben in de coronacrisis laten zien dat zij verschillende (kwetsbare) groepen kunnen bereiken en kunnen inspelen op hun behoeften.
MULTIFILE
Een onderzoek naar de aansluiting van de activeringsregimes van UWV en Bijstand in Rotterdam Zuid
DOCUMENT
Dit handboek is het tweede resultaat van een Haagse samenwerking van onderwijsinstellingen, studenten, werkgevers, overheid en overige partners. Op initiatief van Hogeschool Inholland Den Haag met het lectoraat Diversiteitsvraagstukken, de Gemeente Den Haag en ontwerpcollectief idiotes in het jaar 2022. Het beoogde doel van dit ontwerpend onderzoek is het creëren van gelijke stagekansen voor alle Haagse studenten, versnelling en verbinding door een gezamenlijke aanpak en het verstevigen en verduurzamen van het netwerk rondom gelijke onderwijs- en arbeidsmarktkansen in Den Haag.
DOCUMENT