Hoe meet je hoe kindvriendelijk een buurt is? Ouders zijn daarin een belangrijke factor, zij bepalen immers waar ze met hun kinderen gaan wonen en waar ze hun kroost laten spelen. Het is daarom van belang om te kunnen meten hoe kindvriendelijk ouders een buurt vinden, om dit vervolgens te kunnen implementeren in het ontwerp van kindvriendelijke wijken. Een universeel instrument om dit te meten, ontbrak echter nog, maar na een onderzoek van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en Fontys Hogeschool, is die er nu wel.
LINK
Door de auteur verstrekt: Het ontwerpen van producten gericht op adequaat beweeggedrag van kinderen die in het ziekenhuis worden behandeld voor kanker is, door de vele stakeholders en variëteit aan verschijningsvormen van kanker, een ingewikkeld proces. In deze paper wordt de onderzoeksvraag beantwoord: “Hoe kunnen interventies ontworpen worden gericht op adequaat beweeggedrag van een kind met kanker?” Een ontwerpproject voor de afdeling Kinderoncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen vormt hierbij de casus. Op basis van resultaten uit acht participatieve ontwerp/onderzoeksmethoden wordt een eerste conceptinterventie gepresenteerd: BLOX.
DOCUMENT
Rubberpersen is een plaatvervormingsproces, waarbij één of meer productgebonden mallen (of matrijzen) en een rubberkussen (als tweede matrijshelft) worden toegepast. Omdat het rubberkussen universeel is, kan het rubberkussen worden gebruikt voor vele verschillende productvormen. Tijdens de perscyclus vervormt het rubber de platine over of in de productgebonden matrijs, waarbij het rubber elastisch vervormt. Na het wegnemen van de belasting veert het rubber terug naar de oorspronkelijke vorm, terwijl de plaatuitslag de gewenste productvorm heeft gekregen. Het belangrijkste voordeel van het rubberpersen is de lage gereedschapskosten. Daardoor is het rubberpersen geschikt voor een productengamma met vele verschillende vormen gemaakt in kleine series. Verder is het mogelijk rubberpersen toe te passen voor producten met gepolijste oppervlakken of producten van voorbeklede plaat en behoort het van binnenuit vervormen van buis ook tot de mogelijkheden. De investeringen, die nodig zijn om het proces te implementeren op een bestaande hydraulische pers, zijn laag.
DOCUMENT
Ict is vrouwenwerk. Je krijgt geen vuile handen en je hoeft er de deur niet voor uit. De omgekeerde wereld? Niet in Maleisië. Vrouwen zijn daar goed vertegenwoordigd in de ict-sector en driekwart van de ict-studenten is vrouw. Dat zijn cijfers waar wij hier alleen van kunnen dromen. Maar het is geen rozengeur en maneschijn. Vrouwen in Maleisië hebben, ook in de ict, een achtergestelde positie. De strijd voor gendergelijkheid in de ict is universeel. Dat bleek tijdens het internationale congres 'Research on Women in ICT' in Kuala Lumpur. Een feest van herkenning in een wereld van verschil.
DOCUMENT
This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
DOCUMENT
Onderzoek is een relatief nieuwe taak voor de hogescholen. Over wat dat onderzoek binnen het hbo precies behelst, hoe het zich verhoudt tot de beroepspraktijk en het onderwijs en wat de inhoudelijke en organisatorische invloed ervan is, is de afgelopen jaren volop discussie gevoerd. Met de reeks Passie en precisie levert Hogeschool Utrecht hieraan een bijdrage; hierin worden artikelen van onze medewerkers gebundeld over de rol van onderzoek binnen onze instelling. Voor velen is die rol nog een zoektocht waarin verschillende stand- en gezichtspunten worden ingenomen. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat er geen sprake is van één specifieke identiteit van onderzoek binnen het hbo, dat er geen universeel standpunt of eenduidige definitie kan worden gegeven.
DOCUMENT
Background: Although particular technologies can enhance the quality of life (QoL) of people with profound intellectual and multiple disabilities (we use the term pervasive support needs), their objectives and outcomes are understudied. A systematic literature review was therefore conducted to explore this topic.Method: A search of four databases yielded 64 studies. Data were extracted on their general characteristics, methods and sample characteristics as well as the technology types, QoL domains and application within ecological systems. A narrative synthesis was subsequently developed.Results: Most of the studies applied assistive technology (AT) and focused on personal development and self-determination on an individual level.Conclusions: Technology can enhance the QoL of people with pervasive supportneeds. There are indications that although MT and UD-based technology are used in practice, few studies have examined these technologies. Therefore, there is a knowledge gap regarding the kinds of technology that are used in practice.
DOCUMENT
De advocatuur heeft te maken met een breed scala aan uitdagingen. De kwaliteit van de dienstverlening staat onder druk door bijvoorbeeld de maatregelen rond de toevoegingspraktijk en natuurlijk ook de economische crisis. De noodzaak om de dienstverlening kwalitatief hoogstaand, bereikbaar èn betaalbaar te houden, wordt breed gevoeld. Recente ontwikkelingen in de toevoegingspraktijk zoals de start van Rechtwijzer 2.0, zonder de advocaat als draaipunt en de plannen over het Juridisch Loketi die november 2014 aan de Kamer zijn gepresenteerd (geen rol voor advocaten), maken dat exploreren van mogelijkheden tot afdoening van zaken op meer lagen op kantoor tot een zeer actueel bedrijfsvoeringsvraagstuk voor advocatenkantoren. In de familierechtpraktijk speelt vanwege van de forfaitaire toevoegingsvergoeding inmiddels bij de kleinere kantoren zelfs de vraag, of toegevoegde echtscheidingen nog wel bedrijfseconomisch verantwoord kunnen worden behandeld en bestaat de noodzaak om, uiteraard met behoud van kwaliteit, kosten te reduceren. De Stichting Viadicte, kwaliteitsinstituut in de advocatuur bij uitstek (hierna aan te duiden als Viadicte), en de Hogeschool Utrecht opleiding HBO Rechten hebben afgelopen jaar onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om door middel van taakherschikking juist dát doel, efficiëntere bedrijfsvoering mét behoud van kwaliteit van de dienstverlening en waarborgen van bereikbaarheid en betaalbaarheid, te bewerkstelligen. Het uitgevoerde onderzoek heeft zich beperkt tot de echtscheidingspraktijk binnen het familierecht, onder meer vanwege het grote aandeel daarvan binnen het familierecht en omdat de recent ervaren toename van dergelijke zaken onder toevoeging bij geïnterviewde kantoren noopt tot efficiëntere bedrijfsvoering. Het onderzoek biedt voldoende aanknopingspunten om de principes te verbreden naar andere werkprocessen. En het goede nieuws is, dat taakherschikking binnen de echtscheidingspraktijk niet alleen voordeel kan bieden voor borging kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid (mits uitgevoerd binnen de in dit artikel aangevoerde kaders), maar ook het werkplezier van advocaat en medewerker ten goede kan komen, èn dat de uitkomsten te verbreden zijn naar andere rechtsgebieden
DOCUMENT
Voordat een visualisatie tot stand komt, is daar een complex proces aan vooraf gegaan. Doel en doelgroepen worden vastgesteld (‘hoe bereiken we welk effect bij wie?’) terwijl daarnaast de relatie tussen de data en de uiteindelijke visualisatie gedefinieerd moet worden (‘hoe laten we wat zien?’). De productie en de receptie van een visualisatie zijn twee te onderscheiden processen. Bij het maakproces spelen vakkennis, design, technische mogelijkheden, brongegevens, doelgroep, mediakeuze en doelstelling een belangrijke rol. Bij receptie gaat het erom of en hoe de doelgroep de boodschap ontvangt: wordt die waargenomen en begrepen? En wat zijn de gevolgen bij de gebruiker? Hoewel receptie in de tijd volgt op het productieproces, spelen verwachtingen over receptie een belangrijke rol bij het maken van informatievisualisaties. De kennis over publieksreacties op visuele boodschappen is echter op verschillende manieren vastgelegd. Bij designers en anderen die betrokken zijn bij het maakproces van informatievisualisaties is er sprake van een verzameling van working theories (McQuail, 2010, pp. 13-14) die vooral op ervaring is gebaseerd. Bij empirisch onderzoek daarentegen worden responses op visuele cues daadwerkelijk gemeten. Zie Deel II van dit onderzoek. Doelstelling van dit onderzoek is deze twee vormen van kennis met elkaar te vergelijken. De vraag is welke veronderstellingen en verwachtingen er bij de beroepspraktijk bestaan en in hoeverre deze gestaafd, aangevuld of weersproken worden door empirisch, wetenschappelijk gefundeerd, onderzoek.
DOCUMENT