Terwijl de bevolkingsontwikkeling in Europa stagneert, groeien steden nog steeds. Ze bieden immers een hoog voorzieningenniveau en de economische activiteiten concentreren zich daar steeds meer. Waar veel van deze activiteiten in het verleden aan een plek gebonden waren door lokale beschikbaarheid van grondstoffen of verkeersvoorzieningen, is dat tegenwoordig niet meer het geval. Nabijheid van relevante kennis en contacten, en een aantrekkelijk klimaat voor het personeel spelen daardoor meestal de hoofdrol bij locatiekeuzes. Steden consumeren meer energie en grondstoffen dan het platteland. Dat is merkwaardig, want door de kortere afstanden zouden allerlei voorzieningen in de stad juist efficiënter tot stand kunnen worden gebracht.Steden hebben ook stevige ambities m.b.t. klimaat en grondstoffenkringloop. Duurzame energie en recycling zijn daarvoor belangrijke middelen, maar ook het optimaal gebruik maken van mogelijkheden tot symbiose van infrastructuren mag hierin niet worden onderschat. Dit laatste is echter vaak ingewikkeld: technieken zijn niet op elkaar afgestemd, en organisaties die infrastructuren beheren, stellen hun eigen autonomie erg op prijs. Ook de politiek werkt niet altijd mee: met innovaties in de stedelijke infrastructuur kan veel mis gaan, en als dat gebeurt, heeft een verantwoordelijk wethouder erg veel uit te leggen. En wat valt er te winnen? Geld in de grond leidt tot weinig zichtbaarheid. Blame avoidance is dus een belangrijke hindernis. Toch moet er iets gebeuren: klimaatproblematiek en schaarste van grondstoffen dreigen. Groene innovatie die infra-systemen bij elkaar brengt, vraagt om gezamenlijk nadenken en constructief vormgeven aan de toekomst van de stad. Scenario’s kunnen helpen om deze creativiteit los te maken en grotere groepen van de bevolking te engageren. Het lectoraat Stedelijk Metabolisme ontwikkelt strategieën waardoor slimme oplossingen mogelijk worden voor een efficiëntere stad. Het richt zich vooral op toekomstbestendige infrastructuur: wegen, kabels, buizen, kanalen, railverbindingen en de systemen waar zij deel van uit maken.
Het LEVV-LOGIC project is een tweejarig onderzoek naar de inzet van lichte elektrische vrachtvoertuigen (LEVVs) voor stadslogistiek. In het project ontwikkelen drie hogescholen samen met ondernemers, publieke instellingen en netwerkorganisaties nieuwe kennis over logistieke concepten en business modellen met LEVVs. In het LEVV-LOGIC Living Lab worden vijf experimenten opgezet door marktpartijen. Het consortium project gebruikt deze experimenten om kennis te toetsen en te vergaren. Dit rapport presenteert de resultaten van het tweede experiment: CityServiceBike in Utrecht.CityServiceBike, geïnitieerd door Elza van Genderen, biedt een overslaglocatie voor service en installatiemonteurs waar zij hun bestelbus kunnen parkeren en kunnen over stappen op een elektrisch aangedreven vrachtfiets. Het concept is getest van mei tot en met augustus 2017 in Utrecht. Aan de pilot deden allereerst Coca-Cola, Douwe Egberts en KPN mee. Later (na de evaluatie) sloten nog vier partijen aan en is de pilot verlengd. Het doel van de pilot was om te toetsen of het concept waarde creëert voor de servicesector op het gebied van efficiëntie, imago en gezondheid en werktevredenheid van medewerkers. Daarnaast werd getoetst of de locatie (parkeergarage Vaartsche Rijn) en producten (fietsen, sloten) naar wens waren. Juizz en Urban Arrow leverde fietsen van het merk Urban Arrow en Mobilock leverde het slot en bijhorende app.De evaluatie bestond uit een stageonderzoek door een student van de Hogeschool van Amsterdam, twee workshops (logistiek concept en business model), een online enquête en telefonisch interview voor de pilotdeelnemers, een gezamenlijke evaluatie en dataverzameling via de app van Mobilock.De mate waarin pilotdeelnemers gebruik hebben gemaakt van CityServiceBike verschilt sterk. Dit heeft met name te maken met de organisatie van de planning. Wanneer een monteur de mogelijkheid heeft om meerdere klanten achter elkaar in het centrum te bezoeken, kan CityServiceBike tijdswinst opleveren. Monteurs geven aan met de fiets sneller bij de klant te zijn en per klant 15 a 20 minuten te kunnen besparen doordat er niet gezocht hoeft te worden naar een parkeerplek. Echter bleek ook dat door een gebrek aan handhaving, monteurs minder last ervaren van de parkeerproblematiek tijdens laad- en lostijden in de ochtend. De verkregen ontheffing voor voetgangersgebieden werd als positief ervaren. Op drukke momenten in het centrum met veel winkelend publiek kiezen monteurs een andere route of lopen ze met de fiets aan de hand.De media-aandacht, reacties van klanten en betrokkenheid van marketing afdelingen bevestigen de positieve bijdrage die CityServiceBike genereert voor bedrijven. De monteurs waren allen tevreden over de fietsen en het fietsen zelf. Ook de locatie voldeed aan de wensen. Om de toepasbaarheid van CityServiceBike te vergroten is gesproken over verschillende hub locaties in de stad. Het “sleutelloos fietsen openen en delen” beviel goed. Echter is de betrouwbaarheid van een dergelijk systeem (slot en app) van groot belang. Ook werd als verbetering genoemd: het verbinden van de app aan 1) het slot van de bak, 2) de standaard en 3) de accu.Belangrijkste aanbeveling isn het aanpassen van de planning binnen bedrijven voor het gebruik van CityServiceBike. Dit betekent het clusteren van klanten in de binnenstad. Bij het aantrekken van nieuwe gebruikers wordt CityServiceBike geadviseerd dit als voorwaarde of advies te noemen. Potentiele gebruikers wordt geadviseerd om huidige en toekomstige medewerkers voor te bereiden op de ontwikkeling naar inzet van vrachtfietsen en hen te stimuleren/belonen bij het gebruik.
In Nederland worden vakken zoals aardrijkskunde, geschiedenis en economie soms apart van elkaar gegeven, maar regelmatig ook geïntegreerd. In het primair onderwijs wordt gesproken van 'zaakvakken', in het voortgezet onderwijs van 'Mens- en Maatschappijvakken'. Redenen om deze vakken te integreren en manieren waarop dat gebeurt, zijn heel divers. De onderzoeksgroep doet onderzoek naar wat werkt als wordt samengewerkt.
Ik wil onderzoeken wat het naoorlogse proces van verstedelijking heeft betekend voor de ruimtelijke ontwikkeling, de inrichting en het karakter van de noordelijke regio. In het bijzonder ben ik benieuwd naar de opvattingen over de gewenste relatie tussen stad en land die daarin bepalend zijn geweest, hoe deze zijn terug te vinden in beleidsuitgangspunten en ruimtelijke concepten, maar vooral ook in gerealiseerde stedenbouwkundige plannen. Deze kennis van het (historisch) verloop van het voortgaande verstedelijkingsproces, van de (verschuivende) percepties op de stad-land relatie en hoe deze zich vertaalden in wat er daadwerkelijk is gebouwd en aangelegd vergroot het begrip en inzicht in de huidige ruimtelijke orde van Noord-Nederland. Het onderzoek leidt niet tot pasklare antwoorden voor de omgang met het continue proces van verstedelijking, maar reikt wel suggesties aan voor mogelijke interpretaties van de noorderruimte, haar (recente) geschiedenis en haar potentieel voor de toekomst.verstedelijking, urbanisatiestad-land relatieVerstedelijkend landschapRuimtelijk ontwerpen aan de relatie tussen stad en land in Noord-NederlandNoord-Nederland is op te vatten als een cultuurlandschap dat voortdurend verandert, onder invloed van natuurlijk processen en menselijk ingrijpen. Vooral in de periode vanaf 1945 is dit ontwikkelingsproces aanzienlijk versneld. Noord-Nederland heeft in relatief korte tijd diverse transformaties ondergaan die de fysieke verschijning, het gebruik en de betekenis ervan hebben veranderd. Belangrijke drijvende krachten achter deze transformaties zijn twee maatschappelijke processen: ‘modernisering’ en ‘welvaartsontwikkeling’.Het onderzoek vergroot het inzicht in de wijze waarop deze drijvende krachten de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Nederland hebben bepaald; hoe ze in het landschap zijn ‘neergeslagen’, hoe ze doorwerken in de ruimtelijke perceptie en hoe ze huidig en toekomstig gebruik van de ruimte beïnvloeden. In het onderzoek gebeurt dat door de nadere bestudering van het proces van verstedelijking. Dit is een wezenlijke manifestatie van deze krachten en speelt een belangrijke rol in de naoorlogse ruimtelijke transformatie(s) van Noord-Nederland.Het onderzoek zelf bestaat uit een exploratie van de verschillende manieren waarop ruimtelijke planners en ontwerpers vanaf de jaren vijftig tot heden - in opdracht van en in samenwerking met diverse actoren (overheden, publieke en private partijen) - de verstedelijkingsopgaven van Noord-Nederland hebben benaderd en vormgegeven. Centraal staan de interpretaties van het stad-land vraagstuk. Deze worden opgevat als de maatschappelijke vraag hoe met het verstedelijkingsproces moet worden omgegaan. Kennis van dit proces en de verschuivingen in de percepties op de stad-land relatie vergroten het begrip van de huidige ruimtelijke orde van Noord-Nederland. Deze inzichten zijn van belang om te kunnen komen tot een veerkrachtige inrichting van de gebouwde omgeving en een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam leefklimaat in Noord-Nederland.