BACKGROUND: Malnutrition is an important risk factor for adverse post-operative outcomes. The prevalence of risk for malnutrition is unknown in patients prior to vascular surgery. We aimed to assess prevalence and associated factors of risk for malnutrition in this patient group.METHODS: Patients were assessed for risk for malnutrition by the Patient-Generated Subjective Global Assessment Short Form. Demographics and medical history were retrieved from the hospital registry. Uni- and multivariate analyses were performed to identify associated factors of risk for malnutrition.RESULTS: Of 236 patients, 57 (24%) were categorized as medium/high risk for malnutrition. In the multivariate analyses, current smoking (P = 0.032), female sex (P = 0.031), and being scheduled for amputation (P = 0.001) were significantly associated with medium/high risk for malnutrition.CONCLUSIONS: A substantial proportion (24%) of patients prior to vascular surgery is at risk for malnutrition, specifically smokers, females and patients awaiting amputation. Knowledge of these associated factors may help to appoint patients for screening.
DOCUMENT
In 2008 heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) de KNGF-beweegprogramma’s herzien; het warden de ‘Standaarden Beweeginterventies’, gericht op mensen met een chronische aandoening. Een dergelijke standaard stelt een voldoende competente fysiotherapeut in staat bij mensen met een chronische aandoening een actieve leefstijl te bevorderen en hun mate van fitheid te verhogen. Basis voor de herziening vormen de oorspronkelijk door TNO ontwikkelde beweegprogramma’s, van waaruit de tekst grondig is geactualiseerd. De gedetailleerde invulling van de programma’s in ‘kookboekstijl’ is niet opnieuw opgenomen. Gekozen is voor een actueel concept dat de fysiotherapeut de mogelijkheid biedt een ‘state-of-the-art’programma te ontwikkelen met respect voor de individuele patiënt en praktijkspecifieke randvoorwaarden
DOCUMENT
Ziekenhuissystemen zijn gebaseerd op kennis, opgedaan in onderzoeken van twintig jaar en langer geleden. De ziekenhuispopulatie was toen jonger en bestond uit minder kwetsbare patiënten en uit patiënten met kwalen waarvoor men tegenwoordig alleen nog poliklinisch wordt behandeld. Tegenwoordig liggen vooral zwaardere gevallen in het ziekenhuis en dat betreft heel vaak de kwetsbare ouderen.
LINK
Een stoornis van het velofaryngale mechanisme leidt tot een gestoorde spraakproductie. Velofaryngale stoornissen kunnen veroorzaakt worden door een anatomisch, neurogeen of functioneel defect. Om de spraak en spraakverstaanbaarheid bij deze patiënten te optimaliseren worden verschillende behandelingsmogelijkheden toegepast, met name chirurgische en/of prothetische en/of logopedische interventies. In de internationale literatuur werden tot nog toe echter weinig studies gepubliceerd omtrent de effectiviteit van de logopedische behandelingsstrategieën. In dit artikel zullen de verschillende therapiestrategieën voor spraakproblemen bij patiënten met velofaryngale stoornissen worden voorgesteld. Vervolgens zal specifiek de effectiviteit van spraakverbeterende chirurgie en naso-endoscopische biofeedback worden aangetoond aan de hand van twee casussen vanuit de klinische praktijk.
DOCUMENT
Boekbespreking van Serendipiteit. De ongezochte vondst. Het boek opent met een verzameling van citaten die direct of indirect met het onderwerp samenhangen. Daarna volgt een kort voorwoord van Hans Clevers, de toenmalige president van de KNAW, die een lans breekt voor serendipiteit in de biologie. Verder bevat het boek een vertaling van het Perzisch sprookje over de prinsen van Sarandib (Sri Lanka), plus de brief van Horace Walpole waarin hij op grond van dit oude gedicht het begrip “serendipiteit” munt. Dan pas wordt de lezer getrakteerd op een inleiding over serendipiteit. Deze wordt gevolgd door een e-mail correspondentie over hetzelfde thema tussen de beide auteurs en een inventarisatie van aansprekende voorbeelden van het fenomeen
DOCUMENT
Het project 'Samen op weg naar een betere communicatie' vond plaats in het kader van de afstudeerfase van zowel de opleiding Verpleegkunde van Fontys Hogeschool Verpleegkunde, als de opleiding fysiotherapie van Fontys Paramedische Hogeschool, beide gevestigd te Eindhoven. Twee studenten verpleegkunde en twee studenten fysiotherapie hebben zich gericht op de doelstelling van het project 'Een multidisciplinair communicatieplan met als centraal onderwerp de vorderingen ens tand van zaken rondom de patient communiceren tussen fysiotherapie en andere disciplines, met het accent op de verpleging. Dit voor de afdelingen neurologie, algemene chirurgie, othopedie en longziekten van een ziekenhuis te Eindhoven.' Het project heeft voor elke afzonderlijke afdeling een aan de eisen en wensen van de betreffende afdeling aangepast rapportageformulier fysiotherapie opgeleverd, met een daarbijbehorende handleiding. De implementatie van de nieuwe rapportageformulieren is na afronding van het project in handen gekomen van het hoofd van de afdeling Kwaliteit en Milieuzorg van het betreffende ziekenhuis.
DOCUMENT
Het project 'Samen op weg naar een betere communicatie' vond plaats in het kader van de afstudeerfase van zowel de opleiding Verpleegkunde van Fontys Hogeschool Verpleegkunde, als de opleiding fysiotherapie van Fontys Paramedische Hogeschool, beide gevestigd te Eindhoven. Twee studenten verpleegkunde en twee studenten fysiotherapie hebben zich gericht op de doelstelling van het project 'Een multidisciplinair communicatieplan met als centraal onderwerp de vorderingen ens tand van zaken rondom de patient communiceren tussen fysiotherapie en andere disciplines, met het accent op de verpleging. Dit voor de afdelingen neurologie, algemene chirurgie, othopedie en longziekten van een ziekenhuis te Eindhoven.' Het project heeft voor elke afzonderlijke afdeling een aan de eisen en wensen van de betreffende afdeling aangepast rapportageformulier fysiotherapie opgeleverd, met een daarbijbehorende handleiding. De implementatie van de nieuwe rapportageformulieren is na afronding van het project in handen gekomen van het hoofd van de afdeling Kwaliteit en Milieuzorg van het betreffende ziekenhuis.
DOCUMENT
De uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek PREvention Decline in Older Cardiac Surgery patients (PREDOCS) waren positief. Daarom is in 2016 een implementatiestudie van start gegaan in twaalf hartoperatiecentra in Nederland. In dit artikel zetten de auteurs eerst uiteen wat dit programma ter voorbereiding van oudere patiënten op ziekenhuisopname inhoudt en vervolgens schetsen ze welke problemen er bij invoering overwonnen moeten worden.
DOCUMENT
Doelstelling: In kaart brengen van de risicofactoren voor het ontwikkelen van binoculaire diplopie na conventionele monovisie door middel van contactlenzen of refractiechirurgie bij presbyopen. Methode: Voor deze literatuurstudie is in maart 2017 gezocht in databanken Pubmed, ScienceDirect en Google Scholar. Artikelen zijn geïncludeerd als binoculaire diplopie door monovisie wordt beschreven. Alle patiënten die worden weergegeven in deze artikelen zijn ouder dan 40 jaar en hebben monovisie door middel van contactlenzen of refractiechirurgie. De resultaten beschrijven de oorzaken van de binoculaire diplopie, de voorgeschiedenis van de patiënt met betrekking tot strabismus en de hoogte van additie. Onderscheid wordt gemaakt tussen contactlensdragers en patiënten die refractiechirurgie hebben ondergaan. Resultaten: In deze literatuurstudie zijn zes artikelen verwerkt. Uit deze artikelen zijn 35 patiënten met binoculaire diplopie meegenomen in dit onderzoek, vijftien patiënten met contactlens geïnduceerde monovisie en twintig patiënten met refractiechirurgie geïnduceerde monovisie. De oorzaken van binoculaire diplopie (decompensatie van een heteroforie, een intermitterend strabismus die constant wordt, een verworven heterotropie, decompensatie van een N IV parese en fixation switch diplopie) geven geen grote verschillen in aantal patiënten. Een additie hoger dan twee dioptrie komt meer voor in deze patiëntengroep met binoculaire diplopie dan een lagere additie. Een positieve voorgeschiedenis met betrekking tot strabismus komt meer voor dan een negatieve voorgeschiedenis. Relevante verschillen tussen contactlensdragers en patiënten die refractiechirurgie hebben ondergaan zijn niet gevonden. Conclusie: Vanwege het gebrek aan consistente data is meer onderzoek nodig voor significante resultaten.
DOCUMENT