De Kwaliteitswaaier is ontwikkeld door de Kwaliteitstafel Effectief Leesonderwijs. De waaier bestaat uit kwaliteitskaarten voor zowel de leraar, de leesdeskundige(n), de schoolleider en de bestuurder. Deze kaarten beschrijven wat effectief leesonderwijs betekent voor de vier verschillende rollen in het onderwijs. De kaarten kunnen niet los van elkaar gezien worden. Juist de samenhang van de kaarten maakt leesonderwijs effectief. We spreken daarom niet van losse kwaliteitskaarten, maar van samenhangende kaarten die gezamenlijk een de Kwaliteitswaaier ‘Effectief Onderwijs in Begrijpend Lezen’ vormen.
MULTIFILE
De natuurwetenschappelijke en technische vakken bedienen zich van hun eigen vaktaal, hetgeen uitdagingen voor leerlingen met zich meebrengt. Deze studie laat zien hoe vakdocenten daarop kunnen worden voorbereid in de lerarenopleiding. De gevolgde onderzoeksmethode is ‘ontwerpgericht onderzoek’, waarbij gedurende drie jaar een curriculair ontwerp werd geconstrueerd, beproefd en verfijnd. Acht lerarenopleiders scheikunde, natuurkunde en techniek en 23 studenten participeerden in het onderzoek. De opbrengsten werden geformuleerd in termen van een concreet ontwerp en als ontwerpprincipes. Deze ontwerpprincipes zijn gestoeld op empirische werk en verankerd in theorieën over het opleiden van leraren, didactiek van natuurwetenschappen en techniek en toegepaste taalwetenschappen. Voor de inhoud van het opleidingsontwerp werd een variant van taalgericht vakonderwijs (TVO) beschreven die is verrijkt met genredidactiek, met als leerobject het practicumverslag. De interventies zijn verdeeld over A) vakcursussen waarin lerarenopleiders de taalgerichte benadering modelleerden, B) cursussen vakdidactiek waarin dezelfde taalgerichte benadering werd bestudeerd, en C) een stageopdracht om te oefenen met deze aanpak in de eigen onderwijspraktijk. Het onderzoek laat zien dat TVO als vorm van vakdidactiek kan worden aangeleerd in een bèta-technische lerarenopleiding en dat daarbij specificering nodig is van de vaktaal en functionele taaltaken. Ook is ruime aandacht nodig voor de uiteenlopende onderwijscontexten waarbinnen studenten werken.
In dit artikel is de vraag aan de orde of ouders in samenwerking met school de leesontwikkeling van hun kind effectief kunnen ondersteunen. In Nederland is er naar dit thema nog weinig onderzoek gedaan. Zestien basisscholen uit Amsterdam-Zuidoost hebben meegewerkt aan de pilot Samen werken aan beter lezen. Op deze scholen zijn ouders van zwakke lezers uit de leerjaren 4 t/m 6 uitgenodigd om gedurende drie maanden dagelijks met hun kind te lezen. Daartoe hebben ze uitleg gekregen over de te volgende didactiek, namelijk begeleid hardop lezen. Gebruikte meetinstrumenten zijn een oudervragenlijst en voor leerlingen een leeshoudingvragenlijst en de Drie-Minuten-Toets. Als gevolg van de gekozen extensieve implementatiestrategie heeft een deel van de scholen en ouders voortijdig afgehaakt. Ouders die tot het einde van de pilot zijn doorgegaan, zijn in meerderheid positief over de samenwerking met de school en over het effect van de pilot. Bij de leerlingen is vastgesteld dat ze beter zijn gaan lezen en dat hun motivatie en zelfvertrouwen ten aanzien van lezen is gegroeid, al zijn de effecten statistisch niet significant.