De theorie-praktijk kloof is berucht in het onderwijs. Theorie moet vaak nog verregaand worden aangepast aan de eigen onderwijsomstandigheden van de docent, zeg maar aan de lokale onderwijsecologie. Aan de andere kant zit er veel vakdidactische en praktijkkennis opgesloten in het hoofd van docenten, tacit knowledge, onzichtbaar voor studenten in lerarenopleiding. Wat nu als je die theorie deels gaat genereren in de eigen klassen van docenten en leraren in opleiding? Dan wordt de theorie-praktijk kloof kleiner, kan tacit knowledge mogelijk expliciet en zichtbaar worden, en wordt er een fundament gelegd voor blijvend leren van de eigen leservaring.
MULTIFILE
Gedurende drie schooljaren is de implementatie van het praktijkgerichte programma ‘Technologie en Toepassing’ in de theoretische leerweg van het VMBO (T&T) onderzocht en ondersteund. Gebleken is dat T&T mogelijkheden schept om leerlingen voor techniek te interesseren en om de werelden van school en daarbuiten met elkaar te verbinden. De implementatie van het vak laat echter nog veel te wensen over. T&T doet een zwaar beroep op de vakinhoudelijke en vakdidactische expertise van leraren. Dit heeft te maken met de breedte van het vak, met doelstellingen die niet altijd makkelijk verenigbaar zijn, en met het feit dat veel technologie uitdagend is voor gebruik in schoolklassen, en ook snel verandert. Deze combinatie maakt dat het vak alleen succesvol kan zijn als leraren over specifieke expertise beschikken. Er is inmiddels een infrastructuur opgetuigd om die expertise te ontwikkelen. We laten in dit rapport zien hoe deze infrastructuur en de landelijke regelgeving nog zouden moeten worden doorontwikkeld om T&T tot bloei te laten komen.
DOCUMENT
Lerarenopleidingen hebben de verantwoordelijkheid om toekomstige leraren in te wijden in een didactiek die taalontwikkeling integreert in vakken, Taalgericht Vakonderwijs (TVO) genaamd. Met TVO bedoelen we de didactiek waarin vaktaalontwikkeling een expliciet doel is en waar onderwijs wordt gepland dat gerichte taalsteun biedt, vol interactiemogelijkheden zit en contextrijk is (Hajer & Meestringa, 2020). Leraren kunnen dan vervolgens zelf (vak)onderwijs van hoge kwaliteit bieden aan het grote aantal leerlingen in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs die ondersteuning behoeven in hun taalvaardigheid bij het leren in diverse schoolvakken. Er ligt dus een taak binnen alle lerarenopleidingen (gericht op de diverse schoolvakken c.q. vakgebieden binnen pabo’s) om een plek en vorm voor TVO te vinden binnen hun curricula. Echter, het is onduidelijk hoe opleidingen deze inbedding van TVO vormgeven. Dit rapport doet verslag van een verkennend en beschrijvend onderzoek (looptijd januari-september 2021) naar de vraag: “In hoeverre is taalgericht vakonderwijs ingebed in de lerarenopleidingen in Nederland?”, in opdracht van het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs (HU) en het Platform Taalgericht Vakonderwijs. Om de vraag te beantwoorden werden eerst TVO-experts (n=15) van dertien eerste- en tweedegraadslerarenopleidingen en pabo’s bevraagd aan de hand van een interviewguide. Vervolgens zijn een aantal experts binnen hun opleidingen (n=4) aan de hand van een gespreksleidraad (live of digitaal) bij verschillende vakgroepen nagegaan hoe de inbedding van TVO in verschillende curriculumonderdelen vorm heeft gekregen. Via kwalitatieve data-analyse werd vervolgens in de interviewtranscripten en verkregen schriftelijke input vanuit de gespreksleidraad gezocht naar patronen in antwoorden, alsook naar opvallende verschillen. De rapportage op basis van de verkregen data is ter validering aan alle betrokken TVO-experts voorgelegd. Het belang van taalgerichte vakdidactische competenties van leraren wordt bij de bevraagden breed erkend. In de curricula kent TVO echter geen vanzelfsprekende, structurele verankering en is de mate en wijze van inbedding sterk afhankelijk van individuen en hun beschikbare tijd, prioriteit en expertise. Daardoor fluctueert de positionering van TVO in de verschillende vakken en vakgroepen, en daarmee ook het eigenaarschap. Het gebrek aan een eenduidige opvatting van TVO en taalbeleid, en de vertaalslag hiervan in de verschillende lagen van de lerarenopleiding (taalvaardigheid student, taaldidactiek student, taaldidactiek opleider), is hier mogelijk debet aan. Verder blijkt dat de opname van het thema taal en leren in landelijke beleidsdocumenten onvoldoende stuurkracht genereert om implementatie in het opleidingscurriculum af te dwingen. Op basis van de resultaten zijn de belangrijkste aanbevelingen: 1. Koppel taalontwikkeling binnen vakcontexten krachtiger aan grote beleidsthema’s (binnen de instellingen) zoals (digitale) geletterdheid, inclusie en kansengelijkheid. Dat bevordert agendering op lokaal en nadrukkelijk ook op landelijk niveau. 2. Maak doorontwikkeling van goede praktijken rond het opleiden en professionaliseren van leraren op landelijke onderzoeksagenda’s zichtbaarder. Samenwerking op geprioriteerde vragen kan lokale bevindingen helpen analyseren, good practices in beeld helpen brengen, en curriculumontwerpstudies bevorderen. 3. Zorg landelijk voor meer strategische agendering van TVO, en voor verbinding gericht op kennisdeling en -ontwikkeling van leraren (in opleiding) en hun TVO-bekwaamheden. Het gaat dan om verbinding tussen TVO-experts in instellingen, hun management en andere actoren in de kwaliteitszorg van opleidingen (zoals bijvoorbeeld vakdidactische netwerken).
DOCUMENT
De snel veranderende maatschappij en de digitalisering en globalisering ervan vragen van opleiders en docenten nieuwe inzichten, kennis en vaardigheden. Docentenopleidingen dragen de maatschappelijke en professionele verantwoordelijkheid om vakdidactische digitale innovatie naar, in dit geval, taal- en cultuuronderwijs, te initiëren, te begeleiden en te evalueren. Binnen dit lectoraat wordt onderzoek verricht naar innoverend en effectief taal- en cultuuronderwijs en naar effectief onderwijs over taalonderwijs bij de lerarenopleiding. Er wordt gekeken naar de rol die nieuwe media kunnen spelen in het optimaliseren van betekenisvolle leerprocessen. Welke toepassingen zijn beschikbaar voor het vreemdetalenonderwijs? Hoe kunnen die zinvol gebruikt worden? Welke didactiek hier hierbij? Wat zijn de rollen van opleiders, docenten en studenten? Wat zijn de kenmerken van effectieve werkvormen en taken die betekenisvolle leerprocessen bevorderen? De onderzoeksopbrengsten worden vertaald naar het talenonderwijs van de lerarenopleiding én het voortgezet onderwijs. Bovendien zullen deze resultaten bijdragen aan een sterke vakdidactische kennisbasis en docentcompetenties en aan een onderzoekende en innovatieve houding van opleiders, leraren in het veld en studenten in de snel veranderende educatieve sector. Dit impliceert een levenlang leren.
DOCUMENT
Met een perspectiefgerichte benadering van onderwijs worden kennis, vaardigheden en houding van leerlingen met elkaar verbonden. In dit hoofdstuk wordt de perspectiefgerichte benadering concreet uitgewerkt voor de moderne vreemde talen.
LINK
In dit rapport wordt verslag uitgebracht van het onderzoek naar de resultaten van de toepassing van een cyclisch model voor observatie en data-gestuurde feedback.
DOCUMENT
In Wat werkt als je samenwerkt - deel 2 staat opnieuw onderzoek naar samenwerking tussen Mens- en Maatschappijvakken centraal. In deze publicatie presenteren we actuele voorbeelden van deze samenwerking, op scholen en lerarenopleidingen. We hebben ook onderzoek gedaan naar factoren voor succesvolle samenwerking. Deze publicatie is geschreven voor docenten die (gaan) samenwerken met docenten van andere M&M-vakken, studenten aan de pabo en lerarenopleidingen, lerarenopleiders en schoolleiders. Deze publicatie is een vervolg op Wat werkt als je samenwerkt uit 2018.
DOCUMENT
Bijdrage gepresenteerd op de Landelijke Werkconferentie Platform Taalgericht Vakonderwijs Berghotel, 6 december 2019
DOCUMENT
Hoofdstuk 5 in Wat werkt ls je samenwerkt - deel 2. In dit hoofdstuk komt samenwerking tussen M&M-vakken op twee manieren aan bod. Centraal staat de samenwerking door opleiders van de lerarenopleidingen aardrijkskunde, (algemene en bedrijfs-) economie, geschiedenis, levensbeschouwing en maatschappijleer. Al meerdere jaren ontwerpen deze opleiders de cursus ‘vakdidactiek leergebied Mens en Maatschappij (M&M)’. Ze voeren deze cursus samen uit, aan het einde van het tweede studiejaar van de voltijdopleiding. De tweede manier waarop samenwerking in dit hoofdstuk aan bod komt, komt vanuit de inhoud en vormgeving van de cursus ‘vakdidactiek leergebied M&M’. Studenten leren in de cursus namelijk over samenwerking tussen M&M-vakken. Ze leren hoe in het voortgezet onderwijs samenwerking op verschillende manieren vormgegeven wordt. Daarnaast oefenen ze in groepjes, waarin meerdere M&M-vakken zijn vertegenwoordigd, met het (her)ontwerpen van vakoverstijgend onderwijs. Ze maken kennis met theorie over en oefenen met samenwerken tussen M&M-vakken. Ze denken na over hun mogelijk toekomstige rol als M&M-docent. De focus ligt zowel op factoren voor succesvolle samenwerking bij het ontwikkelen en uitvoeren van de cursus, als op de ontwikkeling van vakdidactische kennis hierover bij de deelnemende studenten.
LINK
Hoofdstuk 3 in Wat werkt als je samenwerkt – deel 2. Dit hoofdstuk beschrijft een onderzoek naar curriculumontwikkeling voor het vak Mens en Maatschappij (M&M) op het Fioretti College in Veghel, een vmbo-school.
DOCUMENT