Deze literatuurstudie heeft als doel antwoord te geven op de volgende vragen:1 Welke voor- en nadelen van geïntegreerd onderwijs worden vanuit de curriculumtheorie onderscheiden en in hoeverre zijn deze empirisch onderbouwd?2 Welke vormen van integratie zijn onder welke omstandigheden aanbevelenswaardig en welke voordelen kunnen daarvan worden verwacht?3 Welke eisen stelt een succesvolle integratie van schoolvakken aan houdingen, kennis en vaardigheden van docenten en aan schoolorganisaties?Daartoe zijn 140 empirische studies gebruikt. De belangrijkste conclusie is dat regelmatige geclaimde voordelen van geïntegreerd onderwijs niet empirisch bewezen zijn. De nadelen zijn evenmin aangetoond. Over de verschillende vormen van integratie kan worden gezegd, dat meer of minder integratie waarschijnlijk niet de juiste maatstaf is om de kwaliteit van een curriculum te beoordelen. Beter is het om te kijken naar de koppeling met onderwijsdoelen. Over de eisen aan docenten en schoolorganisaties is relatief veel bekend, omdat er uitgebreid is geëxperimenteerd met geïntegreerd onderwijs. Empirische evidentie over de resultaten ervan ontbreekt echter veelal. Een belangrijke aanbeveling van dit rapport is dan ook om niet over te gaan tot verplicht voorgeschreven geïntegreerd onderwijs in de vorm van leerdomeinen of leergebieden.
DOCUMENT
Computational Thinking (CT), een onderdeel van digitale geletterdheid, is een vaardigheid die aandacht vraagt in het onderwijs. Bij docenten in opleiding (dio’s) is nog weinig kennis en expertise over CT, terwijl er mogelijkheden zijn om dit aspect van digitale geletterdheid te integreren in alle schoolvakken en hiermee die schoolvakken te verrijken. Drie lerarenopleiders (Nederlands/moderne vreemde talen, geschiedenis en wiskunde) hebben een vakoverstijgende cursus gegeven en onderzocht in een verkennend onderzoek. Het doel van de cursus is bij te dragen aan kennis en attitude met betrekking tot CT en CT te integreren in een lesontwerp. Deelnemers aan de cursus waren 21 tweedegraadsdocenten geschiedenis, wiskunde en talen die een masteropleiding tot eerstegraadsdocent volgden. In interdisciplinaire leerteams werkten de docenten in opleiding aan een beroepsproduct waarin ze een vakoverstijgende aanpak ontwierpen rond het thema CT. Verschillende data (vragenlijsten, learner reports en beroepsproducten) zijn verzameld om de opbrengst van de module te beschrijven. Uit de data blijkt dat kennis over CT is toegenomen en dat dio’s na het volgen van de cursus een positievere houding hebben ten opzichte van het integreren van CT in hun onderwijs. Uit de analyse van de beroepsproducten blijkt dat dio’s deels in staat zijn om CT te integreren in hun ontwerpen van (vakoverstijgend) onderwijs.
MULTIFILE
De maatschappij is complex. Op school leiden we kinderen op voor die maatschappij door haar in segmenten te bestuderen: namelijk de schoolvakken. Sinds de vorige eeuw zijn er al pogingen om schoolvakken meer samen te laten werken, in projecten, in geïntegreerde vakken, in leerdomeinen. Dat lijkt niet heel gemakkelijk te gaan, zeker niet bij de gammavakken. Maar eigenlijk weten we over praktijken van samenwerking tussen vakken nog niet veel. In deze publicatie presenteren we daarom achttien verschillende praktijkvoorbeelden. Ook presenteren we een model om op school en in de lerarenopleiding gestructureerd te praten over vormen en mate van samenwerking tussen (gamma)vakken. Dat maakt deze publicatie geschikt voor docenten, studenten aan de lerarenopleiding, lerarenopleiders, trainers en schoolleiders.
DOCUMENT
In Wat werkt als je samenwerkt - deel 2 staat opnieuw onderzoek naar samenwerking tussen Mens- en Maatschappijvakken centraal. In deze publicatie presenteren we actuele voorbeelden van deze samenwerking, op scholen en lerarenopleidingen. We hebben ook onderzoek gedaan naar factoren voor succesvolle samenwerking. Deze publicatie is geschreven voor docenten die (gaan) samenwerken met docenten van andere M&M-vakken, studenten aan de pabo en lerarenopleidingen, lerarenopleiders en schoolleiders. Deze publicatie is een vervolg op Wat werkt als je samenwerkt uit 2018.
DOCUMENT
Hoofdstuk 3 in Wat werkt als je samenwerkt – deel 2. Dit hoofdstuk beschrijft een onderzoek naar curriculumontwikkeling voor het vak Mens en Maatschappij (M&M) op het Fioretti College in Veghel, een vmbo-school.
DOCUMENT
Deze meetladder biedt vragen om onderwijs te onderzoeken en verbeteren op diversiteitsgevoeligheid. Wat moeten studenten leren om als professionals om te kunnen gaan met een diverse cliëntenpopulatie, te werken in divers samengestelde teams en hoe moet dat leerproces eruit zien? Welke eisen stelt professionele ondersteuning en begeleiding van gezinnen in een multi-etnische context aan het curriculum van pedagogische en sociaal-agogische opleidingen? Welke communicatieve en didactische vaardigheden zijn nodig? Zelfonderzoek in het onderwijs biedt aandachtspunten om met elkaar tot veranderingen te komen.
LINK
In het Adaptieve Expertise World café geven we deelnemers inzicht in de manieren waarop studenten in het hoger onderwijs middels werkplekleren adaptieve expertise ontwikkelen. Adaptieve expertise (AE) is het vermogen van professionals om om te kunnen gaan met veranderingen en vernieuwingen. Het is een uitdaging voor het hoger onderwijsinstellingen en de beroepspraktijk het onderwijs te (her-)ontwerpen met het oog op AE. In een groot project over adaptieve expertise hebben we een initiële programma theorie ontwikkeld dat gaat over: (1) de relatie tussen studentkenmerken en AE, (2) de invloed van de authenticiteit en complexiteit van taken en AE, (3) interactie met anderen en AE en (4) het leerwerkklimaat en AE. Onze volgende stap is het aanscherpen van de initiële programma theorie middels informatie uit case studies. In het Wold café stellen we een selectie van vier cases centraal en gaan we in twee rondes de cases middels een dialoog uitdiepen. Vervolgens scherpen we in een gezamenlijk gesprek onder leiding van een referent de initiële programma theorie aan. Dit vormt input voor verdere synthese en geeft deelnemers inspiratie over de ontwikkeling van AE tijdens werkplekleren en de verschillende factoren die daarin een rol spelen.
DOCUMENT
Presentatie ter gelegenheid van het afscheid van Rick de Graaff als lector bij Inholland. Symposium Taal in het Onderwijs, Inholland Amstelveen
DOCUMENT
Voor onderwijs dat competentiegerichtheid, leren leren en de student centraal stelt, is zoeken naar passende wijzen van toetsing een actueel en prangend vraagstuk. Daarbij moet de toetsing van de gehele opleiding een coherent en consistent geheel vormen, dat past bij de onderwijsvisie en het curriculum. Voor het opstellen van een toetsplan bestaat geen eenvoudig algoritme. Wel is een stappenplan ontwikkeld om een toetsplan op te stellen in een bepaalde, beproefde volgorde. In de praktijk is er echter geen sprake van een rechtlijnig en iinduidig traject. Sommige stappen vergen weinig aandacht, andere krijgen extra accent en dat is afhankelijk van het eindresultaat dat een opleiding wil bereiken. Het maken van een toetsplan kent zeven stappen: 1 Geef redenen voor toetsplanontwikkeling en bepaal de aanpak en het resultaat. 2 Stel de kaders vast waarbinnen het toetsplan inhoud moet krijgen. 3 Maak keuzes bij strategische, inhoudelijke vragen. 4 Geef de kwaliteitseisen bij de toetsing aan en de normering en kwaliteitsborging. 5 Bepaal de organisatorische randvoorwaarden. 6 Stel het toetsplan op. 7 Schrijf de verantwoording bij het toetsplan.
MULTIFILE
In 2020 is vanuit het SPRONG-Educatief programma van SIA en NRO het STEMnetwerk (Science, Technology, Engineering, Mathematics) gestart. Doel hiervan is het bouwen van een stevig landelijk lerend netwerk op het gebied van STEM-onderwijs, om de kwaliteit van dit onderwijs te verbeteren. In de onderwijspraktijk worden de ST-E-M namelijk nog vaak onafhankelijk van elkaar onderwezen en is er sprake van een breuklijn tussen het primair en voortgezet onderwijs; het ontbreekt aan een doorgaande leerlijn. Om vak- en sectoroverstijgend STEM-onderwijs te realiseren is een netwerksystematiek ontwikkeld die momenteel wordt geïmplementeerd. Deze systematiek bestaat uit het werken met een landelijk kernteam, regioteams en regionale professionele leergemeenschappen (PLGs), en het bevorderen van netwerkvorming met behulp van de sleutelfactoren hiervoor. Na twee jaar is het tijd om de balans op te maken. In deze bijdrage wordt ingegaan op de organisatie van het STEM-netwerk en de sleutelfactoren voor netwerkleren. Daarnaast wordt verslag gedaan van evaluaties van het STEM-netwerk aan de hand van de sleutelfactoren en wordt weergegeven hoe hiervan wordt geleerd.
DOCUMENT