Final presentation of phase 2 CELTH Storysperience Project Van Gogh Brabant: lab experiment, questionnaires, memory interviews.
DOCUMENT
There is a great interest in storytelling for tourism experience development. An objective of storytelling is to engage people (Gabriel, 2000) by sparking emotions. Storytelling involves loading tourism experiences in a way that engages visitors’ emotions.Emotions are regarded as core building blocks of an experience (Bastiaansen, et al., 2019). It is assumed that an experience involving emotional engagement through storytelling should translate into a memorable experience. Zak (2015) asserts that emotions and identification lead to empathy, then to narrative transportation and better recall of the story. However, little is known about how storytelling in tourism experiences leads to emotions and memories. In this study, we compared the emotional impact and the memories of a (tourism) experience withoutstorytelling(mainly providing facts and information) to onewith storytelling(using specific storytelling techniques). The Van Gogh Heritage Foundation is currentlyredesigning three Van Gogh visitor centers located in the south of the Netherlands where Van Gogh spent most of his life. For two locations, we wrote a factual “non-story” version, and an emotional “story” version of certain events that took place in Vincent’s (early) years. We then created four 6-minutes videos, consisting of images, and a voiceover. Forty participants had their brain activity (EEG) and skin conductivity monitored while watching two of the four videos. Participants were asked to evaluate the videos immediately afterwards. One week after the experiment, 26 participants were interviewed about their memories of the videos. Results show that the “stories” led to a significantly higher level of narrative transportation than the “non-stories”. Furthermore, the “stories” lead to empathy for certain story’s characters, and to stronger and more vivid memories. The presentation will include theoretical and managerial implications. We will show how the outcomes have found their way into the redesign of the visitor centers.
DOCUMENT
Dit onderzoek is onderdeel van het onderzoeksproject De Tentoonstellingsmaker van de 21ste Eeuw (2017-2019). Het project is gericht op een aspect dat de laatste jaren steeds dominanter is geworden in het werk van tentoonstellingsmakers in musea: het bieden van een bezoekersbeleving, oftewel het inspireren en raken van bezoekers. Dit als aanvulling op de taakstelling van musea om een inhoudelijke boodschap over te brengen (informeel leren). Tentoonstellingsmakers geven aan meer gevalideerde kennis nodig te hebben om goede afwegingen te kunnen maken in het creëren van debezoekersbeleving en om de feitelijke bezoekersbeleving te kunnen evalueren. Vragen die ook bij betrokken bureaus voor ontwerp en realisatie leven, omdat reflectie op ontwerpkeuzes en hoe deze uitpakken er vaak bij inschiet tijdens de realisatie van museale projecten. Uit gesprekken met al deze partijen is een overkoepelende vraag geformuleerd: Hoe kan ik als tentoonstellingsmaker meer onderbouwde afwegingen maken in het bieden van een bezoekersbeleving zodat bezoekers meer leren over de inhoud van de tentoonstelling én geïnspireerden geraakt worden?De vraag is hoe een beoogde bezoekersbeleving te realiseren is in een tentoonstelling. In De Tentoonstellingsmaker van de 21ste Eeuw, gefinancierd door Nationaal Regieorgaan SiA, wordt voortgebouwd op drie eerdere projecten die met musea en tentoonstellingsmakers zijn gedaan: het RAAK-project Museumkompas, het project Designing Experiencescapes en een studie naar deregeling Digitale Innovatie in Musea. Met de opgedane inzichten en ervaring in die projecten zijn in eerste instantie experimenten opgezet bij vier deelnemende musea naar aspecten die tentoonstellingsmakers, vanuit zowel musea als ontwerp- en designbureaus, aangeven als belangrijke sturingsmogelijkheden van de bezoekersbeleving: publieksparticipatie, verhalen vertellen, inzet vandigitale media en sfeer. De betreffende musea zijn: Rijksmuseum Boerhaave, Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Joods Historisch Museum en het Allard Pierson Museum. De opgedane kennis bij deze vier musea is bij Museum Catharijneconvent en Van Gogh Museum verder toegepast en gevalideerd. Uiteindelijk streeft De Tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw ernaar omreproduceerbare kennis te delen waarmee tentoonstellingsmakers van de 21ste eeuw onderbouwde keuzes kunnen maken in het sturen op het inspireren en raken van bezoekers.De Hogeschool van Amsterdam dankt het Van Gogh Museum zowel voor de mogelijkheid om nader onderzoek te doen bij Van Gogh droomt, als voor de prettige samenwerking.
DOCUMENT
In dit artikel wordt het spanningsveld tussen uitingsvrijheid en godsdienstvrijheid geschetst. Mag je alles zeggen wat je wil? Bestaat er een recht op kwetsen? Het begon met het boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Bijna twintig jaar later was er de affaire rond de Mohammed-cartoons in de Deense krant Jyllands Posten. Pim Fortuyn en Theo van Gogh wakkerden met gepeperde uitspraken en felle columns het debat aan. Bijna alle kwesties gingen over de verhouding tussen moslims en niet-moslims. De auteur maakt onderscheid tussen een juridische en een moraliteitsoptiek. Hij meent dat de morele grens daar wordt overschreden waar iemand met een artistieke, literaire of journalistieke uiting doelbewust de intentie heeft om anderen te kwetsen.
DOCUMENT