DOEL Inzicht krijgen in de relatie tussen de leerstrategie van groepen lageropgeleide medewerkers, de ervaren knelpunten bij veranderingsprocessen en de wijze waarop zorgorganisaties deze knelpunten kunnen verminderen. METHODE Het onderzoek is uitgevoerd volgens de Grounded Theory binnen vier zorgorganisaties, bestaande uit meerdere verpleeg- en verzorgingshuizen. Gegevens zijn verzameld via interviews met leidinggevenden en medewerkers, een vragenlijst over de teamsamenstelling en een documentenstudie. RESULTAAT Lageropgeleide medewerkers leren op concrete en actieve wijze. In combinatie met een beperkt analytisch vermogen belemmert dit de ontwikkeling van leerfuncties, als verdieping van vakkennis, probleemoplossend vermogen en reflectieve en communicatieve vaardigheden. Dit verklaart ervaren knelpunten als het niet signaleren van problemen of het niet plannen, uitvoeren of evalueren van een verandering. Inspelen op de leerstrategie, door leiderschap en actieve scholingsvormen op de werkplek, stimuleert de ontwikkeling van leerfuncties. Daarnaast hebben een organische organisatiestructuur en een ontwikkelingsgerichte omgeving een positieve invloed op veranderingsprocessen. CONCLUSIE Het onderzoek verbindt bestaande theorieën over (collectief) leren tot één theorie en vult deze aan met nieuwe inzichten. De ontwikkelde theorie leidt tot aanbevelingen voor praktijk en vervolgonderzoek.
DOCUMENT
In het eerste deel van de tekst wordt het thema verkend: er bestaan veel verschillende, vaak karikaturale, beelden van onderwijsvernieuwing en veranderingsbekwaamheid van leraren, die een weerspiegeling zijn van de wijze waarop er wordt aangekeken tegen vernieuwingsprocessen in scholen en de rol van de leraar daarin. De visie op onderwijsvernieuwing is echter aan het verschuiven, waarbij er de laatste tijd meer ruimte komt voor de rol van de leraar. Onderwijsvernieuwing wordt steeds meer gezien als een leerprocesvan leraren binnen de context van de school als professionele leergemeenschap. Dat stelt eisen aan de interactie tussen de leraar, zijn leerlingen, collega’s binnen het team, de schoolleiding en de externe omgeving. Het eerste hoofdstuk sluit af met een reflectie over de kernelementen van onderwijsvernieuwing: zelfsturing, eigen verantwoordelijkheid en authentiek en samenwerkend leren.In het tweede hoofdstuk staat het begrip veranderingsbekwaamheid centraal. Dit leidt tot een werkdefinitie. Veranderingsbekwaamheid wordt gedefinieerd als een metacompetentie met betrekking tot het adequaat handelen in veranderingsprocessen, waarbij kennis, vaardigheden, houdingen, overtuigingen, identiteit en betrokkenheid worden ingezet. Die metacompetentie kan nader geoperationaliseerd worden door het beschrijven van kenmerkende situaties en van de onderliggende kennisbasis (in deze tekst breed gedefinieerd als de verzameling van kennis, vaardigheden, houdingen, over-tuigingen, identiteit en betrokkenheid die bijdragen aan veranderingsbekwaamheid). Het hoofdstuk sluit af met een eerste verkenning van de inhoud van die kennisbasis. In het derde hoofdstuk staat de vraag centraal hoe veranderingsbekwaamheid ontwikkeld kan worden. Aan de orde komen kenmerken van het (verborgen) curriculum, van het beoordelingssysteem en van de leeromgeving die veranderingsbekwaamheid stimuleren. Bij ‘leren veranderen’ gaat het niet alleen om leren over en reflecteren op de inhoud van de verandering, maar juist ook om het leren over en reflecteren op de aanpak van het veranderingsproces. In hoofdstuk vier worden vier instrumenten en methodieken beschreven die gebruikt kunnen worden om de veranderingsbekwaamheid van leraren te vergroten. Deze methodieken worden binnen de kenniskring ontwikkeld, uitgeprobeerd en geëvalueerd met individuele leraren en studenten en met teams. Het gaat om toepassing van NLP-methodieken bij individuele leraren en studenten, om reflecties op lopende veranderingsprocessen in een team, om het versterken van zelfsturing door lerarenteams en om het gebruik van toekomstscenario’s.
DOCUMENT
Begeleidingskundigen houden zich bij uitstek bezig met veranderingsprocessen bij mensen, teams en organisaties. Trauma’s kunnen zo’n veranderingsproces in de weg staan. Ruimte maken voor het verwerken van trauma’s betekent de weg weer vrijmaken voor levensenergie. We gingen in gesprek met Margriet Wentink, eigenaar van Interakt te Tiel, een bureau dat zich richt op traumabehandeling. Op welke wijze creëert zij ruimte door het verwerken van trauma’s?
DOCUMENT
Langs verschillende kanalen halen participatieprofessionals inbreng op bij bewoners, maar door tal van redenen blijkt deze vaak moeilijk te verbinden aan interne processen van plan- en besluitvorming. Dat leidt tot teleurstelling bij zowel professionals als bewoners. Dit onderzoek zal helpen het handelingsrepertoire van participatie- en backofficeprofessionals te versterken, met als doel om deze verbinding te verbeteren.
Kinderen met beperkingen willen spelen en sporten met andere kinderen maar helaas doen ze dit nog te weinig. Kinderfysiotherapeuten zijn de beweegexperts bij kinderen met beperkingen en kunnen hen ondersteunen in het meedoen met spelen en sporten. Kinderfysiotherapeuten geven zelf aan dat ze volgende dingen nodig hebben om dit beter te kunnen doen 1) meer samenwerken met andere professionals en 2) het kind en de ouders begeleiden richting het veranderen van hun gedrag.
Kinderen met beperkingen willen participeren in beweegactiviteiten in hun eigen omgeving. Dat kan bijvoorbeeld door buiten te spelen en te sporten met andere kinderen. Zij bewegen alleen helaas steeds minder terwijl bewegen essentieel is voor onder andere hun fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling. Kinderfysiotherapeuten zijn de experts van het bewegend functioneren bij kinderen met beperkingen en hebben daarom een belangrijke rol bij het faciliteren van bewegen zodat kinderen met beperkingen kunnen participeren in de maatschappij. Een verandering in de rol van kinderfysiotherapeuten is noodzakelijk om daadwerkelijke participatie in beweegactiviteiten bij kinderen met beperkingen in hun eigen omgeving te kunnen ondersteunen. Dit blijkt uit onze vraagarticulatie waarbij we de afgelopen twee jaar door afnames van enquêtes, semigestructureerde interviews, een tour door het land en co-creatie sessies 200 kinderfysiotherapeuten en ook ouders en kinderen hebben gesproken. Gecombineerd met evidentie blijkt dat integratie van gedragsveranderingstechnieken en samenwerking hierin essentiële onderdelen zijn waardoor bijvoorbeeld daadwerkelijk in de context van het kind (de speeltuin, sportclub of school) gewerkt kan worden. Dit proces leidde tot de volgende onderzoeksvraag: Hoe kunnen we kinderfysiotherapeuten in staat stellen competent te handelen in situaties waarin zij gedragsveranderingsprocessen begeleiden en samenwerkingen aan moeten gaan zodat kinderen met beperkingen gefaciliteerd worden bij participatie in beweegactiviteiten? We ontwikkelen kennis middels een internationale Delphi studie waarbij we in kaart brengen welke competenties rondom gedragsverandering en samenwerking kinderfysiotherapeuten moeten integreren in hun beroepscontext. We ontwikkelen met ons consortium (onder andere kinderfysiotherapeuten, ervaringsdeskundigen, gedragsdeskundigen, onderwijsdeskundigen) in co-creatie een nascholing voor kinderfysiotherapeuten die hen in staat stelt competenties rondom gedragsverandering en samenwerking te integreren in hun beroepscontext. Daarnaast ontwikkelen we een prototype digitaal ontwikkelplatform waarop het digitale gedeelte van deze nascholing geplaats wordt. Zowel bij de ontwikkeling van nascholing als het digitale ontwikkelplatform staat interactie en het leren in de beroepscontext van de kinderfysiotherapeut centraal.