Dit rapport is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. De onderzoekers van de Hogeschool Utrecht en de Landelijk Organisatie Sociaal Raadslieden (aangesloten bij de MOgroep) hebben op verzoek van de gerechtsdeurwaarders de knelpunten in kaart gebracht die de groep schuldenaren die in een problematische schuldsituatie verkeren en hun schuldeisers in de praktijk ervaren als schuldeisers met verschillende preferente posities zich melden voor verhaal van hun vordering. Gerechtsdeurwaarders hebben een belangrijke en centrale rol in het Nederlandse rechtsbestel. Zij vertegenwoordigen de Staat in de uitoefening van hun publieke taken. Gerechtsdeurwaarders zijn ook bij uitstek degenen die zien wat de uitwerking is van het beslag- en executierecht in de praktijk. De gerechtsdeurwaarders zijn verenigd in de KBvG en de KBvG heeft als publiekrechtelijke beroepsorganisatie de maatschappelijke taak actief het publieke debat op te zoeken en daar vanuit haar expertise een bijdrage aan te leveren. De beroepsgroep heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid en het is in dat kader dat de KBvG de onderzoekers heeft gevraagd onderzoek te verrichten naar de verdringing tussen schuldeisers die de gerechtsdeurwaarders in de praktijk zien en de gevolgen daarvan voor schuldenaren.
DOCUMENT
Most higher education alumni work in professional fields, making higher education responsible for the provision of high-quality professionalism throughout society. However, higher education does not yet fulfil its role as a provider of methodologies for the renewal of professionalism. In this lecture, Didi Griffioen outlines the characteristics of professionalism, asserting that current methodologies for the continuous renewal of different elements of professionalism are lacking. By positioning itself as provider of these methodologies, higher education can play a more relevant role in society while also contributing to its own professional renewal and innovativeness.
DOCUMENT
Verduurzaming van de chemische en landbouwsector is essentieel om klimaat- en circulaire doelstellingen te halen. Eén van de mogelijkheden om de chemische sector te vergroenen is om hernieuwbare grondstoffen als ‘feedstock’ voor productie te gebruiken. Biopolymeren die gemaakt worden uit hernieuwbare grondstoffen zijn een interessant groen alternatief voor fossiele plastics. Een veelbelovende groep ‘biobased plastics’ zijn polyhydroxyalkanoaten (PHA). PHAs worden door micro-organismen geproduceerd en kunnen verschillende samenstellingen hebben die de eigenschappen van dit materiaal beïnvloeden. Hierdoor zijn PHA's, blends van PHA en andere biobased materialen voor vele toepassingen geschikt te maken en derhalve een serieuze uitdager van fossiele plastics. Zodra deze biobased producten aan het einde van hun gebruikersfase komen, of als single-use materiaal in bijvoorbeeld de agrarische sector worden toegepast, is het belangrijk naast de mogelijkheden voor hergebruik en recycling inzicht te hebben in de snelheid en volledigheid van de biologische afbraak. In het voorgestelde KIEM-onderzoek wordt biologische afbraak middels industriële en kleinschalige compostering en in natuurlijke milieus bepaald. Onder verschillende omstandigheden, zoals in mariene, estuariene en zoetwatermilieus, en in verschillende bodemtypen zoals zand, klei en veenbodems wordt vastgesteld of effectieve afbraak plaatsvindt. Afbraak tot bouwstenen voor nieuwe polymeren of volledige mineralisatie, de snelheid daarvan en of mogelijk sprake is van vorming van microplastics wordt onderzocht. Stimuleren van biologische afbraak door bio-augmentatie wordt eveneens onderzocht. Een succesvol project draagt bij aan het verbeteren van de business case van zowel producenten van biobased polymeren (Paques Biomaterials) als van de maakindustrie die producten maken van deze groene ‘plastics’ (Maan Biobased Products; Happy Cups). Het projectresultaat geeft aanwijzingen over de impact die het onvermijdelijke PHA--zwerfafval zal hebben op het milieu en hoe deze impact zich verhoudt tot die van fossiel-gebaseerd zwerfplastic. Daarnaast vormt dit project ook de basis voor een nieuwe business case voor gecontroleerde end-of-life verwerkingsmethodieken.