Er zijn tegengestelde trends zichtbaar. Enerzijds is de samenleving erop uit minder in te grijpen in de privésfeer en de oplossing van problemen rond opgroeien en veiligheid zo veel mogelijk bij de jeugdigen, het gezin en het sociale netwerk te laten. Anderzijds willen steeds meer partijen (zoals gemeenten) gedwongen ingrijpen achter de voordeur juist beter mogelijk maken, vanuit zorg voor de onveiligheid van kinderen of de samenleving. Er is behoefte aan een heldere visie op een verantwoorde jeugdhulp, waarin het perspectief op veiligheid en het perspectief op verandering vanuit eigen kracht goed samen kunnen gaan. Waarin beide perspectieven tot hun recht kunnen komen als de situatie daarom vraagt en waarin zowel de gemeentelijke overheid als professionals zich baseren op de wetenschappelijke kennisbasis van het werken binnen en buiten het gedwongen kader. Zodat adequaat gereageerd kan worden op situaties waarin de veiligheid van kinderen in gevaar is, of waarin kinderen (jeugdigen) door hun gedrag onveiligheid veroorzaken.
TNO gebruikt Informatie en Communicatie Technologie (ICT) om producten en diensten toegankelijk te maken voor iedereen, dus ook voor speciale doelgroepen zoals gebruikers met verminderde cognitieve vaardigheden. Hierbij zetten we vaak spraaktechnologie in. Een voorbeeld hiervan is de elektronische reisassistent voor mensen met een verstandelijke beperking. Deze reisassistent kan relevante informatie voorlezen door gebruik te maken van spraaksynthese. Een ander voorbeeld is een elektronische coach voor kinderen en ouderen. Door de inzet van spraakherkenning en spraaksynthese kan op een natuurlijke manier met de e-coach gecommuniceerd worden
De onderzoeksgroep Cybersafety van NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden, heeft in opdracht van het Digital Trust Center (DTC), in kaart gebracht in hoeverre de Basisscan Cyberweerbaarheid leidt tot gedragsverandering bij ondernemers. In totaal zijn achttien ondernemers, variërend qua omvang, bedrijfstak en geografische ligging, betrokken bij het onderzoek. Respondenten zijn daartoe tweemaal geïnterviewd. Het eerste interview was een zogenoemde nulmeting waarin de uitgangssituatie in kaart werd gebracht. Dit betrof ten eerste de mate waarin men aan de vijf door het DTC onderscheiden basisprincipes, zoals het uitvoeren van software-updates en het reguleren van toegang tot systemen, invulling gaf en ten tweede de achterliggende factoren zoals houdingaspecten en omgevingsinvloeden die daaraan ten grondslag liggen. Het tweede interview werd gehouden nadat de respondent de basisscan had ingevuld en stond in het teken van gedragsverandering en de mogelijke wijzigingen in achterliggende factoren.