Dit artikel geeft inzicht in het fenomeen 'verzuring' van spieren door inspanning.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
BACKGROUND: Research suggests that cancer rehabilitation reduces fatigue in survivors of cancer. To date, it is unclear what type of rehabilitation is most beneficial.OBJECTIVE: This randomized controlled trial compared the effect on cancer-related fatigue of physical training combined with cognitive behavioral therapy with physical training alone and with no intervention.DESIGN: In this multicenter randomized controlled trial, 147 survivors of cancer were randomly assigned to a group that received physical training combined with cognitive-behavioral therapy (PT+CBT group, n=76) or to a group that received physical training alone (PT group, n=71). In addition, a nonintervention control group (WLC group) consisting of 62 survivors of cancer who were on the waiting lists of rehabilitation centers elsewhere was included.SETTING: The study was conducted at 4 rehabilitation centers in the Netherlands.PATIENTS: All patients were survivors of cancer.INTERVENTION: Physical training consisting of 2 hours of individual training and group sports took place twice weekly, and cognitive-behavioral therapy took place once weekly for 2 hours.MEASUREMENTS: Fatigue was assessed with the Multidimensional Fatigue Inventory before and immediately after intervention (12 weeks after enrollment). The WLC group completed questionnaires at the same time points.RESULTS: Baseline fatigue did not differ significantly among the 3 groups. Over time, levels of fatigue significantly decreased in all domains in all groups, except in mental fatigue in the WLC group. Analyses of variance of postintervention fatigue showed statistically significant group effects on general fatigue, on physical and mental fatigue, and on reduced activation but not on reduced motivation. Compared with the WLC group, the PT group reported significantly greater decline in 4 domains of fatigue, whereas the PT+CBT group reported significantly greater decline in physical fatigue only. No significant differences in decline in fatigue were found between the PT+CBT and PT groups.CONCLUSIONS: Physical training combined with cognitive-behavioral therapy and physical training alone had significant and beneficial effects on fatigue compared with no intervention. Physical training was equally effective as or more effective than physical training combined with cognitive-behavioral therapy in reducing cancer-related fatigue, suggesting that cognitive-behavioral therapy did not have additional beneficial effects beyond the benefits of physical training.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
De gangbare, DSM-gestuurde interpretatie van depressieve stoornis doet de ervaring van mensen die aan deze stoornis lijden geen recht. Er ontbreken drie wezenlijke aspecten aan de DSM-definitie: een verstoorde wereldbetrekking, een verstoorde lijfelijkheid en een verstoorde temporaliteit. De fenomenologische uitleg van depressie die in mijn proefschrift centraal staat, laat deze psychische stoornis niet naar voren treden als extreme somberheid, maar als existentieel isolement. De ‘stemmingsstoornis’ (mood disorder) is zo beschouwd een afstemmingsstoornis: een verstoring van een proces of gebeuren van synchronisatie op een heel elementair, lijfelijk-affectief niveau. Dat het fenomeen depressie momenteel zo wijdverbreid is – de zogeheten depressie-epidemie – kan in verband worden gebracht met de wijze waarop het individu door de laatmoderne ‘neoliberale’ cultuur tot subject wordt gevormd. De hedendaagse subjectpositie is ‘isolistisch’ van aard. Dit staat op gespannen voet met de menselijke grondbehoefte aan elementaire afstemming. Anders gezegd: de laatmoderne subjectificatie van het individu is depressogeen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
DOCUMENT
Recente contracties van een spier hebben grote invloed op de kracht en het vermogen dat die spier kan leveren tijdens de volgende contractie. Vermoeidheid is hiervan natuurlijk een bekend voorbeeld. Soms zijn de kracht cq. het vermogen na een eerdere contractie niet lager, maar juist hoger, vooral als deze voorafgaande contractie hoog intensief is geweest. In dat geval wordt er gesproken van 'post activation potentiation' (PAP), kortweg potentiatie. Voor de trainer is dit een zeer interessant verschijnsel, omdat bepaalde prestaties wellicht kunnen worden verbeterd door de betrokken spieren direct daaraan voorafgaand kortdurend zwaar te belasten, bijvoorbeeld door middel van een zware krachtoefening.
DOCUMENT
PURPOSE: Describe prevalence and severity of fatigue in children and adolescents with burns during six months after hospital discharge, identify potential explanatory variables, and examine the relationship with exercise capacity.MATERIALS AND METHODS: Fatigue was assessed using the Pediatric-Quality-of-Life-Inventory-Multidimensional-Fatigue-Scale (PedsQL-MFS) at discharge, and six weeks, three-, and six months after discharge. PedsQL-MFS scores ≥1 SD below the age-group specific non-burned reference mean were considered to signify fatigue.RESULTS: Twenty-two children and adolescents (13 boys/9 girls, age 6-18 years, with burns covering 2-34% of total body surface area) were included. The prevalence of fatigue decreased from 65% (11/17) at discharge to 28% (5/18) six months after discharge. At group level, fatigue severity decreased over time, reaching healthy reference values from six weeks after discharge and beyond. At individual level, the course of fatigue severity varied widely. Fatigue severity at six months after discharge could not be predicted by age, sex, or burn severity (p = 0.51, p = 0.58, p = 0.95, respectively). The association with exercise capacity was weak (r = 0.062-0.538).CONCLUSIONS: More than a quarter of pediatric burn patients reported fatigue six months after discharge. Further research in larger populations is required, including also the impact of burn-related fatigue on daily functioning and quality of life.Trial registration number: OND1353942Implications for rehabilitationFatigue should be recognized as a potential consequence of (pediatric) burns, even several months post burnFatigue should be assessed regularly after discharge in all children and adolescents with burns, as it seems not possible to predict its severity from age, sex, or burn severity characteristicsThe weak association between exercise capacity and self-reported fatigue suggests that burn-related fatigue is not simply a consequence of a reduced exercise capacity.
DOCUMENT
Substitution is an essential tool for a coach to influence the match. Factors like the injury of a player, required tactical changes, or underperformance of a player initiates substitutions. This study aims to predict the physical performance of individual players in an early phase of the match to provide additional information to the coach for his decision on substitutions. Tracking data of individual players, except for goalkeepers, from 302 elite soccer matches of the Dutch ‘Eredivisie’ 2018–2019 season were used to enable the prediction of the individual physical performance. The players’ physical performance is expressed in the variables distance covered, distance in speed category, and energy expenditure in power category. The individualized normalized variables were used to build machine learning models that predict whether players will achieve 100%, 95%, or 90% of their average physical performance in a match. The tree-based algorithms Random Forest and Decision Tree were applied to build the models. A simple Naïve Bayes algorithm was used as the baseline model to support the superiority of the tree-based algorithms. The machine learning technique Random Forest combined with the variable energy expenditure in the power category was the most precise. The combination of Random Forest and energy expenditure in the power category resulted in precision in predicting performance and underperformance after 15 min in a match, and the values were 0.91, 0.88, and 0.92 for the thresholds 100%, 95%, and 90%, respectively. To conclude, it is possible to predict the physical performance of individual players in an early phase of the match. These findings offer opportunities to support coaches in making more informed decisions on player substitutions in elite soccer.
DOCUMENT
