Marloeke van der Vlugt creates sculptural and spatial installations that invite an audience to interact with bodies, organisms, objects and materials in a non-hierarchical manner. Her aim is to raise awareness of our reciprocal nature of being in the world.
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
Benieuwd naar de rol van onderzoekend vermogen voor docenten in de onderwijspraktijk? In deze workshop gaan we hands-on met dit thema aan de slag. Docenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger (beroeps) onderwijs bevinden zich namelijk in een dynamische en steeds complexere omgeving. Er wordt steeds meer van docenten verwacht, zoals het bijdragen aan toekomstbestendig onderwijs en het vervullen van een toenemend aantal rollen en taken (bijvoorbeeld grenswerkers/bruggenbouwers). Hoe ga je hier als docent en/of docententeam mee om? Is onderzoekend vermogen van docenten de sleutel tot succes? Met het onderzoekend vermogen van docenten bedoelen we het kunnen herkennen waar handelingskennis ontbreekt om vervolgens met passende grondigheid deze handelingskennis te kunnen verwerven en toepassen in de eigen onderwijspraktijk. In deze workshop gaan we dieper in op percepties van de rol van onderzoekend vermogen voor docenten om vervolgens middels actieve werkvormen (o.a. de Kaartjesmethodiek; Andriessen et al., 2022) na te denken over hobbels en mogelijke oplossingen voor uitdagingen in de onderwijspraktijk. Deze workshop is bedoeld voor docenten, alsook beleidsadviseurs, onderzoekers en andere stakeholders rondom docentprofessionalsering. Er wordt een verbinding gelegd met eigen professionele beroepssituaties, wat helpt om tot concrete inzichten te komen en dit vermogen in de eigen onderwijspraktijk te versterken.
Tijdens de COVID-19 crisis heeft een aantal MKB-winkeliers zonder webwinkel op succesvolle wijze winkelbeleving op afstand toegepast. Met behulp van digitale technologieën werden klanten hierbij, ongeacht hun locatie, bij de fysieke winkel betrokken en in staat gesteld elementen van deze omgeving te beleven. Dit zou, gezien de verwachte toegenomen behoefte van klanten aan winkelen zonder fysiek in de winkel te zijn, het onderscheidend vermogen en de concurrentiepositie van de MKB-winkelier kunnen versterken. Vooralsnog ontbreekt echter toegepaste kennis van de manieren waarop winkelbeleving op afstand effectief toegepast kan worden. Drie MKB-winkeliers, namelijk DroomHout, Chase Concept Store en MeubelBaas, hebben ons consortium verzocht deze kennis te verstrekken. Dit verkennende onderzoek beoogt dergelijke kennis te creëren door het beantwoorden van deze onderzoeksvragen: • Wat zijn geschikte manieren om winkelbeleving op afstand toe te passen? • Wat zijn de (beoogde) effecten van deze toepassingen voor MKB-winkeliers, hun personeel en klanten? • Welke succes- en faalfactoren beïnvloeden deze effecten? • Welke stappen kunnen MKB-winkeliers gegeven deze succes- en faalfactoren zetten ten einde winkelbeleving op afstand effectief toe te passen? Het Centre for Market Insights van de Hogeschool van Amsterdam, TMO Fashion Business School en het lectoraat Regio Ontwikkeling van Saxion zullen dit project in samenwerking met de drie winkeliers uitvoeren. Hiertoe zullen een literatuuronderzoek, interviews, observaties, een survey en experimenten worden gedaan. Dit onderzoek biedt niet alleen waardevolle inzichten voor de retailsector, maar is ook een eerste stap in het opzetten van een langduriger onderzoeksprogramma. Het project zal resulteren in een rapportage over de effectieve toepassing van winkelbeleving op afstand, consortiumbijeenkomsten over de resultaten, een stappenplan voor winkeliers, twee vakpublicaties, een academisch working paper, bijeenkomsten om het consortium uit te breiden, een eindpresentatie aan het consortium en geïnteresseerden, en een RAAK-mkb opzet.
Trainers/coaches van sporttalenten hebben een complexe taak. Sporttalenten moeten hard trainen om de volgende stap te maken in hun sportcarrière of om de aansluiting bij de top te halen. Complexe taken waarmee de trainer te maken krijgt zijn onder andere: het vinden van de juiste balans tussen techniek, tactiek, mentale en andere trainbare factoren; stellen van grenzen aan fysieke en mentale vermogen van sporters; afstemmen op pieken in groei, lichamelijke en mentale ontwikkeling; bepalen van trainingsbelasting in relatie tot (individuele) belastbaarheid; afstemmingsproblemen tussen studie, sport en privéleven. Het risico van een disbalans tussen belasting en belastbaarheid is continu aanwezig met alle negatieve gevolgen van dien. Hierbij valt te denken aan sportblessures, niet optimaal presteren als gevolg van over- of ondertraining of drop out. Om goede sturing te kunnen geven aan dit proces, monitoren veel trainers de individuele belasting en belastbaarheid van hun sporters. Echter ontbreekt het hen aan de kennis, knowhow en tijd om de verzamelde data te verwerken, te interpreteren en om te zetten naar onderbouwde trainingsaanpassingen. Deze handelingsverlegenheid van trainers/coaches is vertaald naar de volgende onderzoeksvraag die centraal staat in het huidige RAAK-project: Hoe kunnen trainers/coaches beter toegerust worden om een optimale balans tussen individuele belasting en belastbaarheid van sporttalenten te realiseren met gebruikmaking van feedback van trainingsdata en trainingssturing. In dit project gaan we, mede op basis van input van trainers/coaches, een scholing ontwikkelen ter bevordering van trainingssturing. Parallel hieraan wordt een feedback dashboard ontwikkeld (Coach in Control dashboard) dat data van individuele sporter geautomatiseerd en betekenisvol rapporteert, visualiseert en beschikbaar maakt voor trainers/coaches. Dit gebeurt in de context van de cyclische sporten waarbij de casus plaatsvindt binnen het langebaanschaatsen en shorttrack. De trainers/coaches worden doorlopend actief betrokken bij de ontwikkeling en het testen van prototypes van de scholing (blended) en het feedback dashboard.
Graverij in oevers en waterkeringen door muskusratten, beverratten en binnenkort door bevers leidt in ons waterrijke Nederland tot aanzienlijke veiligheidsrisico’s, economische schade en structurele kosten. Vanwege zijn snelle opmars zal ook de bever, in navolging van de muskus- en de beverrat om beheersmaatregelen vragen, zij het andere want de bever is beschermd. Met een beter begrip van het gedrag en het terreingebruik van bevers is het wellicht mogelijk om ze zodanig te ‘sturen’ dat schade aan waterkeringen kan worden voorkomen. En waar doding van muskus- en beverratten noodzakelijk blijft, levert meer inzicht in het gedrag de mogelijkheid om dieren sneller en doelmatiger te vangen, hetgeen er voor zorgt dat er minder dieren gevangen en gedood hoeven te worden, dat er minder vangmiddelen ingezet hoeven te worden en dat er minder bijvangst is. De praktijkvraag van de waterschappen luidt dan ook: ‘Wat kunnen we leren van het gedrag en het terreingebruik van muskusratten, beverratten en bevers in Nederland teneinde graverij in waterkeringen en oevers te voorkomen’. Om het gedrag van deze dijkgravers beter in beeld te kunnen brengen ontwikkelen en gebruiken we zenders die zijn uitgerust met gps-locatie en gedragssensoren en die via LoRaWan kunnen worden uitgelezen. De belangrijkste onderzoeksvragen zijn: 1. Welke factoren beïnvloeden het dispersiegedrag van muskusratten, beverratten en bevers en bepalen de locatie van schuil- en nestplaatsen. Deze kennis draagt bij aan preventie (mitigatie van negatieve effecten) van graverij en kan gebruikt worden om vangstmethodes te optimaliseren. 2. Hoe kunnen we bestaande communicatie technologie en innovatieve methoden inzetten om voor real-time langeafstandscommunicatie (met weinig vermogen) toepassingen te ontwikkelen waarmee semi-aquatische knaagdieren kunnen worden gevolgd en hun gedrag in kaart kan worden gebracht.