Hoofdstuk verschenen in Generalisten en specialisten in de zorg, hulp- en dienstverlening aan ouderen. Auteurs: Joost van Vliet & Jan S. Jukema Ouderen hebben de toekomst. Tot 2050 neemt het aantal ouderen in onze samenleving sterk toe. Deze groep burgers wordt gekenmerkt door zowel vitaliteit als kwetsbaarheid: ouder worden is divers worden. Perspectieven op ouder worden en de sociaal professional biedt de lezer inzicht in actuele thema’s en nieuwe inzichten met betrekking tot ouder worden en vergrijzing in Nederland. Naast kennis over aspecten van het ouder worden, wordt in dit boek nadrukkelijk gezocht naar de betekenis van deze inzichten voor het professioneel handelen. De bijdragen aan deze bundel zijn geschreven door deskundigen. De redactie heeft hun bijdragen onder drie verschillende thema’s bijeengebracht. Het eerste thema is ‘ouderen in Nederland’, waarbij wordt ingegaan op de vraag welke plaats oudere mensen innemen in de Nederlandse samenleving. Bij het tweede thema, ‘levensloop, kwetsbaarheid en veroudering’, wordt veroudering bekeken in levensloopperspectief, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van ouderen. Het derde thema heeft betrekking op de relatie tussen ouderen en de hulp- en dienstverlener. In de bijdragen van dit laatste thema wordt de aandacht verlegd van de oudere mens naar het werkveld van professionals.
Deze publicatie beschrijft het actieonderzoek van het Project ‘De Haagse Verbindt Jong en Oud in de Wijk’, dat binnen de Werkplaats Sociaal Domein heeft plaatsgevonden in het studiejaar 2023-2024. Opdrachtgevers en samenwerkingspartners zijn Wijkz, de Gemeente Den Haag en het lectoraat Urban Ageing van De Haagse Hogeschool. Het project genaamd ‘De Haagse Verbindt Jong en Oud in de wijk’ (DHVJO) onderzoekt de ervaringen en behoeften van ouderen en hun mantelzorgers bij de Haags Ontmoeten locaties van Wijkz en de WoonZorgcentra Haaglanden. Deze organisaties verzorgen ontmoetingsactiviteiten voor zelfstandig wonende senioren onder de noemer Haags Ontmoeten. Bij de locaties van Haags Ontmoeten kunnen ouderen in de wijk terecht zonder een Wet maatschappelijke ondersteuning indicatie (Rijksoverheid, 2015). Het eerste deel van het project vond plaats in 2022-2023 (Kroon, 2023). Uit dit project blijkt dat Haags Ontmoeten een waardevolle wijze van elkaar treffen is tussen ouderen en jongeren. Ook komen de ouderen graag in de Haags Ontmoeten locaties en voelen zij zich erbij betrokken. Voor de eerstejaars studenten Social Work is het project een goede leerervaring in het ouderenwerk en voor de locaties van Haags Ontmoeten een bijdrage aan hun activiteitenaanbod voor de ouderen in de wijk. Het vervolg in studiejaar 2023-2024 gaf de mogelijkheid nog meer ouderen te spreken, portretteren en activiteiten voor hen te bedenken en te organiseren. Bij alle interviews is gekozen meer de focus te leggen op de levensgebieden zoals die door het Kennisplatform zijn benoemd. In samenwerking met de programmacoördinatoren van Haags Ontmoeten zijn er zo’n 25 Haags Ontmoeten locaties benaderd en beschikbaar gesteld en er is met zo’n 186 ouderen gesproken. De activiteiten zijn in subgroepjes uitgevoerd op één middag per locatie. De projectleider heeft de 20 betrokken professionals van de Haags Ontmoeten organisaties benaderd (in studiejaar 2023-2024) en zo mogelijk geïnterviewd om ook hun visie, kennis en ervaringen bij het antwoord op de onderzoeksvragen te betrekken.
Op 28 maart 2024 vond de slotbijeenkomst van het project Natuurinclusieve Gebiedsontwikkeling plaats in het Natural Pavilion te Almere. Tijdens deze bijeenkomst werden de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen per case gepresenteerd van twee jaar onderzoek met als hoogtepunt de presentatie van de whitepaper met natuurinclusieve uitgangspunten. Naast de presentaties was er een posterexpositie georganiseerd waarbij op de posters de belangrijkste uitkomsten van diverse deelonderzoeken werden gepresenteerd. De posters van onderzoekers en studenten zijn in deze publicatie gebundeld.
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Zand en andere grove grondstoffen worden steeds schaarser door intensief gebruik in infrastructuur en industrie, terwijl miljarden kubieke meters slib wereldwijd worden uitgebaggerd om vaargeulen en havens operationeel te houden. Vanwege dit groeiende tekort aan traditionele grondstoffen is er behoefte aan het ontwikkelen van nieuwe methodieken voor hergebruik van slib en lokaal sediment, onder andere voor dijkversterking en ophoging van landbouwgronden. Echter wordt gebaggerd slib volgens de regelgeving nog als een van de grootste potentiële afvalstromen gezien. Ook is slib complexer in het gebruik omdat het bestaat uit een heterogeen mengsel van onder meer water, zand, organisch materiaal, fijnstof en gas. Vanwege schaarste in bouwmaterialen lopen er steeds meer initiatieven voor het nuttig hergebruiken van gebaggerd slib, maar de optimale laagdikte en aanlegtechnieken moeten nog worden onderzocht. Met dit project zoeken lectoraat Sustainable River Management samen met Hogeschool Van Hall Larenstein en de praktijkpartners Klaei B.V., Waterschap Noorderzijlvest en EcoShape naar de best practices voor het produceren van waardevol klei uit havenslib. Via laboratoriumexperimenten en veldproeven binnen grootschalige pilots worden mechanische eigenschappen van havenslib uit de Lauwersoog haven in beeld gebracht. Er wordt gezocht naar de optimale dikte van havenslib om bruikbare klei te produceren. Daarbij wordt onderzocht of de mechanische eigenschappen van de geproduceerde klei afhankelijk zijn van de laagdikte van de initiële laag of havenslib. De resultaten verbinden de laagdikte in rijpingscompartimenten met materiaaleigenschappen en monitoren de initiële verouderingsprocessen na de aanleg van de klei in een proefdijk. Het eindresultaat biedt inzicht in de best practices voor toepassing van havenslib en de daarbij horende materiaaleigenschappen. Dit project draagt daarmee direct bij aan de ontwikkeling van een nieuw, duurzaam materiaal voor gebruik in dijkversterkingen en landbouw en een circulaire economie in Nederland in 2050.
In het beheer & onderhoud van waterkeringen is een belangrijke rol weggelegd voor het regelmatig uitvoeren van inspecties. Hierbij worden schades en afwijkingen aan keringen gedetecteerd, vastgelegd en indien nodig hersteld. Afwijkingen kunnen worden veroorzaakt door graduele veroudering, of door incidentele belastingen (bijv. dierlijke graverij of spoorvorming). Het effect hiervan op het overstromingsrisico is vaak onduidelijk, en bovendien is er geen coherent beeld van hoe vaak bepaalde schades optreden en of hierin verbanden zijn. Hierdoor is het niet goed mogelijk om overstromingskansen in te schatten, waardoor de nieuwe wettelijke overstromingskansbenadering niet goed in praktijk kan worden gebracht. Het samenbrengen van inspectiegegevens van verschillende waterschappen in een nationale dataset kan een grote bijdrage leveren aan het begrip van verouderingsgedrag van waterkeringen. Zo kan het helpen bij het nader in kaart brengen van de invloed van schade aan en veroudering van waterkeringen op de overstromingsveiligheid. Doel van het project is om de haalbaarheid en potentie van een nationale (GIS) dataset met inspectieresultaten te verkennen. Daarvoor worden inspectieresultaten van waterschappen samengebracht en gevalideerd. Praktische uitdagingen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van ingewonnen data en verschillen tussen waterschappen, worden in kaart gebracht. Met de dataset wordt een aantal analyses gedaan die door waterschappen worden aangedragen, bijvoorbeeld: • Welke schades aan waterkeringen zijn van invloed op het overstromingsrisico en met welke frequentie treden deze op? • Wat zijn de aard en omstandigheden/locatie van een bepaald soort schade? Het project wordt afgesloten met een rapportage en een workshop met stakeholders, gericht op de conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de haalbaarheid en potentie van een nationale (GIS) dataset met inspectieresultaten. In deze workshop wordt tevens de richting voor vervolgstappen besproken. De producten van het project zijn daarmee: een database, en een rapportage met daarin de bevindingen van de analyses en de workshop.