© 2025 SURF
Moeten de opleidingen sociaal werk op de hogescholen nu wel of niet samengevoegd worden? Ja, betoogden auteurs hier, de samenleving vraagt om breed inzetbare professionals. Maar Judith Metz en collega’s slaat de schrik om het hart, want: wat blijft er dan over van de professionaliteit?
LINK
De laatste decennia laten een spectaculaire groei zien in deelname aan en belangstelling voor sport. Parallel hieraan zijn grote veranderingen zichtbaar in de organisatorische infrastructuur van de sport: de opmars van een veelzijdig commercieel sportaanbod, nieuwe non-profit initiatieven en een groeiende betrokkenheid van de overheid. Niet alleen de verandering, maar ook de continuïteit is opmerkelijk. Want nog altijd is de traditionele voor-en-door-leden-sportvereniging een dominante factor in de sportwereld. Het nieuwe en zich vernieuwende sportaanbod vormen het aandachtsgebied van het lectoraat Sportbusiness Development en staan centraal in deze Openbare Les.
Dit rapport geeft informatie over de training “Vrijwilligerswerk en de Wmo”, waarin de veranderende rol van de vrijwilliger door de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) wordt behandeld.Het rapport beschrijft de training en de informatie waarop de training is gebaseerd. Dit wordt uitgelegd in:1. Een inleiding waarin vragen aan bod komen zoals “Over welke vrijwilliger hebben we het”, “Wat zijn de kaders van waaruit gedacht wordt”? “Welke deskundigheid vragen we van vrijwilligers”,2. Informatie uit het werkveld over de doelstelling van de training. “Waar moet de training over gaan”? Hier wordt een verbinding gelegd met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) die in haar document Het gesprek. Nieuwe doelgroepen, ander gesprek (2013) beschrijft wat deze doelgroepen betekenen voor de formele en informele steun binnen gemeenten.3. Informatie over de inhoud van de training gevolgd door de evaluatie van de training
Deze rapportage onder de noemer ‘Verplicht vrijwillig’ bevat de weerslag van een deelonderzoek van de Wmo-werkplaats Rotterdam naar de Rotterdamse aanpak van de verplichte tegenprestatie voor bijstandsgerechtigden. Rotterdam kent een lange traditie om voor de moeilijk(er) te bemiddelen groepen participatieplaatsen te realiseren. Het streven is (ook) de zogeheten activeringsgroep, dat wil zeggen werkzoekenden met een wwb-uitkering van vijf jaar of langer – met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt – mee te laten doen. In Rotterdam maken de klantmanagers – in de loop der tijd – en al naar gelang de locatie gebruik van verschillende agogische methoden. Dit impliceert in de wmo-beleidscontext meer focus op zelfregie en eigen verantwoordelijkheid van de klant. Op basis van de literatuurstudie en de vergelijkende casestudy wordt in de rapportage primair stilgestaan bij het karakter van de interventie en worden dilemma’s benoemd. Aan bod komen vijf perspectieven van relevante actoren (uitkeringsgerechtigde klanten, klantmanagers c.q. activeringsconsulenten, ontvangende organisaties, beleidsmakers en het hoger beroepsonderwijs) op de tegenprestatie. Het spreken over een tegenprestatie impliceert (op voorhand) een waardeoordeel over het (wederkerige) karakter van het handelen. Geconstateerd wordt dat er veel spraakverwarring over de tegenprestatie bestaat. De tegenprestatie kan worden beschouwd als een essentially contested concept. De verschillen en overeenkomsten tussen de situatie in de deelgemeente Overschie waar geëxperimenteerd met een door welzijnsorganisatie RadarAdvies geïnitieerde vorm van groepsempowerment en in Kralingen-Crooswijk waar professionele bemiddeling plaatsvindt komen aan bod. Aparte aandacht krijgt de implementatie van het Sturen op Zelfsturing door inzichten ontleend aan de positieve psychologie, de solution focused therapy/oplossingsgerichte coaching en de motiverende gespreksvoering. In een concluderende beschouwing komt naar voren dat de tegenprestatie in individuele gevallen een ondersteunende functie kan vervullen. Tegelijkertijd kan de interventie ook het stigma op de bijstand versterken. Van de klantmanager – in Rotterdam activeringsconsulent – wordt een andere rol minder bureaucratische rol verwacht. Kanttekeningen worden geplaatst bij het ontbreken van een ontwikkelingsperspectief en bij het gebrek aan begeleiding. De duurzaamheid van de interventie is niet gegarandeerd. Bestuurders kampen met schaarse middelen. De ontvangende organisaties hebben naast belangstelling ook belangen. Sociaal werkers staan voor de opgave om de missie van het beroep niet uit het oog te verliezen. Het gemeentelijk beleid opereert vanuit een voor-wat-hoort-wat optiek. De verwachting is daarnaast een verbetering van de gezondheid in het verlengde van de activering. Zo ook een toename van de sociale cohesie in wijken op het moment dat meer mensen zich als vrijwilliger op locatie (gebiedsgericht) inzetten. Naar de verwachte maatschappelijke effecten is echter nog geen onderzoek gedaan. De activeringsconsulent (voorheen de klantmanager) tracht, sinds 2012 middels het Sturen op Zelfsturing, aansluiting te zoeken bij de situatie van de klant, die zelf het heft in handen moet nemen. Ziekte, beperkingen en sociale nood vragen in veel gevallen echter (eerst) om een ander traject. Ook het onvoldoende beheersen van het Nederlands kan een beletsel vormen voor het verrichten van vrijwilligerswerk. De klant kan ook (eerst) gestimuleerd worden tot het deelnemen aan trainingen of het volgen van cursussen etc. De ‘activeringsgroep’ omvat relatief veel mensen met lichamelijke beperkingen en/of psychosociale problematiek. Er is met uitzondering van de (geïndiceerde) hulp- en zorgvragen echter geen ondersteunend budget beschikbaar voor het realiseren van een ontwikkelingsperspectief. De klant is aldus veelal afhankelijk van de begeleiding en ondersteuning door vrijwilligersorganisaties. Het verplichte karakter van de tegenprestatie stuit bij een deel van de doelgroep ook, soms alleen in eerste instantie, op weerstand. De impact kan van geval tot geval verschillen. Voor diverse klanten heeft het verrichten van vrijwilligerswerk een ondersteunende functie. Klanten ervaren waardering en/of stellen het op prijs om aldus meer structuur in hun leven te hebben of van betekenis te zijn voor anderen. Veelal is bij de klant de hoop op een betaalde baan nog niet verloren. De kans op een baan is in de praktijk echter, en dit geldt ook voor de Werk en Inkomen (W&I) betitelde groep kansrijke uitkeringsgerechtigde klanten, gering. De bij de bemiddeling naar vrijwilligerswerk betrokken organisaties organiseren vrijwilligersmarkten en hebben de beschikking over een lokaal netwerk van ‘ontvangende organisaties’. Deze organisaties vervullen een functie die voorheen door de zogeheten Onbenutte Kwaliteiten (OK) -banken werd behartigd. Bij de matching wordt door de bemiddelaars gebruik gemaakt van motiverende gespreksvoering. Veelal wordt maatwerk verricht. De bejegening kan aldus van geval tot geval verschillen. De ‘ontvangende organisaties’ zijn in een aantal gevallen kritisch over het gemeentelijk beleid, onder meer vanwege de noodzakelijke investering in, niet door de gemeente gefinancierde, begeleiding. Het ontbreken van voldoende begeleiding en ondersteuning resulteert dan ook weleens in teleurstellende ervaringen voor de klant. Een ontwikkelingsperspectief, noodzaak om de klant binnen de organisatie beter tot zijn recht te laten komen, ontbreekt. In het kader van Social Return wordt van organisaties die afhankelijk zijn van gemeentelijke financiering verwacht bijstandsgerechtigden als vrijwilliger in zetten om openvallende taken te vervullen. In het onderzoek komt ook het risico op verdringing aan de orde. Soms zijn voorheen betaalde functies in het verlengde van bezuinigingen op (bijvoorbeeld) welzijn verdwenen en worden publieke taken in een later stadium toebedeeld aan vrijwilligers. Vrijwilligers die op hun beurt voor de opgave staan andere (al dan niet ‘verplichte’) vrijwilligers te begeleiden. Dit risico op verdringing lijkt met name aanwezig in de sectoren thuiszorg, groenvoorziening en vervoer.
Artikel in SportFM (2011, nr.4) over hoe er gezocht kan worden naar duurzame oplossingen voor vrijwilligersproblematiek in tijden waarbij steeds meer sportverenigingen er voor lijken te kiezen om vrijwilligerswerk te verplichten.
Rapport, geschreven in opdracht van de Centrale van Bonden voor Ouderen (CBO). Het rapport beoogt door middel van onderzoek een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het plan van de Centrale om de organisatie van het vrijwilligerswerk in Brunssum te verbeteren. Het project “Vrijwilligerswerk in Brunssum” is gesubsidieerd door de Provincie Limburg.
Het sociale werkveld in Nederland is in beweging, vooral vanwege grootschalige decentralisaties van de rijksoverheid naar gemeenten. De Wet maatschappelijke ondersteuning is onderdeel van die decentralisaties en om professionals goed toe te rusten voor de veranderingen zijn Wmo werkplaatsen opgericht. Sinds eind 2012 is ook in Rotterdam een Wmo werkplaats actief, geleid door lectoren van de Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Inholland. Deze bundel biedt een overzicht van de resultaten van het praktijkgerichte onderzoek van de Wmo werkplaats Rotterdam in de afgelopen jaren. Zeven beloftevolle praktijken zijn onderzocht en samen met de betrokkenen is gesproken over het verder ontwikkelen ervan. Rond de beloftevolle praktijken en de bredere thematiek van decentralisaties in het sociale werkveld heeft de Wmo werkplaats ook activiteiten georganiseerd over kennisdeling en reflectie. Dat past bij de lerende aanpak die is gekozen. Tegen die achtergrond zijn aan elk hoofdstuk een of meer casussen toegevoegd en zijn daar leervragen bij geformuleerd. Alleen lerende sociale professionals zijn in staat om de complexe kwesties die er spelen in het werkveld adequaat aan te pakken.
In Rotterdam hebben ze al enige tijd ervaring met verplicht vrijwilligerswerk door langdurige bijstandsgerechtigden. De Wmo-werkplaats Rotterdam deed er onderzoek naar en signaleerde zowel individuele successen als maatschappelijke bezwaren.
LINK