AchtergrondIn Nederland wonen steeds meer zorgbehoeftige mensen thuis. Hieronder vallen mensen met het syndroom van Korsakov. Tot op heden mist een best-practice werkwijze voor goede zorg in de thuissituatie voor deze groep mensen.MethodeGedurende twee netwerkbijeenkomsten hebben zorgprofessionals, mantelzorgers en experts van het Korsakov Kenniscentrum ervaringen gedeeld met betrekking tot extramurale zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov. Vervolgens is in de literatuur gezocht naar bruikbare handvatten voor goede extramurale zorg.ResultatenZorgverleners werkzaam in de intra- en extramurale zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov voelen zich tekortschieten ten opzichte van mantelzorgers en cliënten, omdat onvoldoende specialistische extramurale zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov beschikbaar is of ze onzekerheid ervaren wanneer het gaat om de handelwijze in de extramurale zorgverlening. Het gebrek aan handvatten maakt de spanningen in de extramurale zorgsituatie groot. Uit de literatuur blijkt dat de in de praktijk bestaande werkwijzen niet voldoende aansluiten bij de specialistische problematiek behorende bij het syndroom van Korsakov.ConclusieVervolgonderzoek is nodig dat gericht is op het ontwikkelen van werkwijzen in de extramurale zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov. Hierbij dient het ontwikkelen van professionele steunstructuren in deze extramurale zorg centraal te staan.
MULTIFILE
In discussies over burgerkracht hoor je vaak dat burgerinitiatieven moeten bijdragen aan ‘leefbaarheid’, ‘sociale samenhang’ en ‘inclusie van kwetsbaregroepen’. De roerige geschiedenis van Buurtboerderij Ons Genoegen aan de groene rafelrand van het Amsterdamse Westerpark laat zien dat een proces van zelforganisatie doorgaans gepaard gaat met voortdurende in- en uitsluiting.
In discussies over burgerkracht hoor je vaak dat burgerinitiatieven moeten bijdragen aan ‘leefbaarheid’, ‘sociale samenhang’ en ‘inclusie van kwetsbare groepen’. De roerige geschiedenis van Buurtboerderij Ons Genoegen aan de groene rafelrand van het Amsterdamse Westerpark laat zien dat een proces van zelforganisatie doorgaans gepaard gaat met voortdurende in- en uitsluiting.
Kinderen van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) ervaren vaak chronische stress, mentale en lichamelijke gezondheidsproblemen. Ook hun financiële situatie, sociale welzijn en studiesucces kunnen worden beïnvloed door het leven met ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek. Vaak zijn zij niet in beeld bij professionals of krijgen alleen verbale therapieën, zoals cognitieve gedragstherapie, terwijl lichaamsgerichte activiteiten geschikter lijken voor mensen die niet makkelijk over gevoelens praten. Sport en bewegen worden weinig ingezet in preventieve en behandelprogramma’s voor KOPP/KOV, alhoewel sport en bewegen positief zijn geassocieerd met gezondheid en welzijn. Boksen heeft aantrekkingskracht op jongeren in kwetsbare posities, heeft de potentie om het zelfvertrouwen, de persoonlijke groei en mentale gezondheid van KOPP/KOV te bevorderen en victimisatie te voorkomen of beperken. Voorwaarde is dat de manier waarop, en context waarin, het boksen wordt aangeboden zijn afgestemd op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Vanuit boks-, sport-, welzijns- en zorgprofessionals is er op dit moment een duidelijke vraag maar ook discussie over de manier waarop boksen ingezet kan worden als adequate preventieve interventie voor KOPP/KOV. Om deze handelingsverlegenheid weg te nemen, vragen bokstrainers maar ook buurtsportcoaches, welzijns- en zorgprofessionals om hulp bij het komen tot een passende en veilige boksinterventie die de mentale gezondheid van KOPP/KOV bevordert. Vanuit ondernemers perspectief zijn er daarnaast ook vragen rondom financiering en scholing van de trainers. Met een ontwerpgerichte aanpak wordt in dit project de volgende onderzoeksvraag beantwoord: “Aan welke inhoudelijke en organisatorische criteria moet een boksinterventie ter bevordering van de mentale gezondheid van KOPP/KOVV in de leeftijd 16-24 jaar voldoen?”. Het beantwoorden van deze vraag zal resulteren in een boksinterventie die kan worden aangeboden in samenwerking tussen ondernemers binnen de boks- en sportwereld én welzijns- en zorgprofessionals, en inzicht geven in de werkzame elementen, bruikbaarheid en haalbaarheid van deze lichaamsgerichte interventie voor KOPP/KOV.
Jonge mensen met een vluchtelingenachtergrond, die zich mogen vestigen in de Nederlandse samenleving, jonge statushouders, zijn kwetsbaar voor het ontwikkelen van psychische problemen en problematisch middelengebruik. Met name jonge statushouders hebben weinig kennis over middelengebruik, de relatie tot psychische problemen en de beschikbare zorg. Verklaringen voor psychische problemen en problematisch middelengebruik zijn divers. Psychische problemen kunnen bijvoorbeeld voortkomen uit schokkende gebeurtenissen voor of tijdens de reis naar Nederland of met onwetendheid over het effect van middelen. Ook ervaren jonge statushouders veel stress. Het risico op problematisch middelengebruik is verhoogd vanwege de interactie met psychische problemen en stress. Tegelijkertijd vinden jonge statushouders moeilijk de weg naar de GGZ en verslavingszorg en zijn ze moeilijk te bereiken door welzijnswerkers en zorgverleners. Binnen het door FNO Geestkracht gesubsidieerde praktijkgerichte projectonderzoek “GGZ en verslavingspreventie voor jonge statushouders: we doen het samen!” dat in november 2021 startte, bewerkstelligen we dat jonge statushouders eerder psychische- en verslavingsproblemen (h)erkennen en daarvoor hulp zoeken. Dit doen we samen met jonge statushouders zelf en professionals (vanuit Center of Expertise Urban Vitality HvA, Jellinek, Pharos en de gemeente Amsterdam). Het netwerk van organisaties die bij dit onderzoek betrokken zijn breidt zich steeds verder uit. Vanuit Jellinek Preventie is de vraag gekomen om een onderzoeksproject te starten, dat aansluit op bovengenoemd onderzoeksproject waarbij de wens is dat jonge statushouders met psychische en verslavingsproblematiek beter de weg vinden naar de GGZ- en verslavingszorg en dat welzijnswerkers en zorgverleners deze groep beter kan bereiken. Met dit professional doctorate traject willen we voortbouwen op bovengenoemd project. We constateren dat zorg- en welzijnsorganisaties elkaar niet goed kunnen vinden en dat dit belemmerend werkt: voor jonge statushouders om de GGZ en verslavingszorg te vinden en andersom. Een vraag daarbij is of het ontbreken van ervaringskennis binnen de reguliere welzijnsorganisaties en zorginstellingen belemmerend werkt.