Overgewaaid uit de VS begint in Nederland spoken word ook steeds meer vaste voet aan de grond te krijgen. Dichter en onderzoeker Anne Braakman legde zijn oor te luister in de spoken word-scene en beschrijft in dit artikel zijn bevindingen. Hij zag dat drie waarden centraal staan: expressie, community en (maatschappelijke) beïnvloeding. Dit artikel gaat over spoken word. In de spoken word-scene dragen mensen – die zichzelf afwisselend aanduiden als woordkunstenaar, spoken word-artiest, dichter, poëet, schrijver, performer, schrijvende performer of performende schrijver – gedichten voor aan een publiek. Soms is hier muzikale begeleiding bij, maar doorgaans niet. De gedichten zijn geschreven ‘om (vooral) gehoord te worden’ (Van der Starre, 2019, p. 1). Er is groeiende academische aandacht voor spoken word. Vooral in de Engelstalige literatuur, die vaak gaat over de situatie in de Verenigde Staten, bestaan bijvoorbeeld studies over slam poetry (Somers-Willett, 2005) en over spoken word in educatieve contexten als scholen, buurthuizen of volwassenenonderwijs (Merriweather, 2011; Williams, 2015; Fisher, 2003). Soms wordt het besproken als critical pedagogy in de context van rap en hiphop (Biggs-El, 2012) of als alternatieve en kritische kennisbron voor de dominante cultuur (Fisher, 2003; Chepp, 2012). Er lijkt echter relatief weinig aandacht te zijn voor spoken word als op zich staand fenomeen. Ook is er in de literatuur geen eenstemmige definitie of een afbakening van het genre, en is er evenmin onderzoek over (het relatieve belang van) de verschillende historische wortels. In Nederland bestaat zo goed als geen academische literatuur over spoken word. Aan het voordragen van poëzie wordt wel aandacht besteed (Dera, 2014; Franssen, 2012), maar spoken word is nog amper zichtbaar. Van der Starre (2021) besteedt in haar proefschrift over wat gedichten betekenen voor mensen in het voorbijgaan aandacht aan spoken word, vooral in relatie tot het literaire establishment. In een eerdere publicatie (Van der Starre, 2017) besteedt ze aandacht aan slam poetry en performance.Dit artikel beschrijft een (auto-)etnografisch geïnspireerde exploratieve casestudie naar de Nederlandse spoken word-scene en maakt daarmee een begin met het vullen van de kennislacune. Centrale onderzoeksvraag in dit artikel luidt: Wat is de waarde van participatie voor de beoefenaars van spoken word? Om die waarde te onderzoeken richt ik me uitgebreid op het tweede compartiment uit het in de inleiding van dit themanummer besproken model van Bisschop Boele. Daarnaast besteed ik en passant ook aandacht aan de andere drie compartimenten. Zo begin ik met korte beschrijvingen van twee spoken word-bijeenkomsten, gebaseerd op mijn veldwerkaantekeningen: een bewust gefragmenteerde versie van een thick description (compartiment 1uit het model). Ik vul deze eerste blik op de scene aan met een beknopte beschrijving van de geschiedenis en de maatschappelijke situering (compartiment 4) van het genre. Vervolgens beschrijf ik de gekozen theoretische achtergronden en de methodologie en de bevindingen van mijn onderzoek. De teksten in kaders zijn mijn eigen poëtische reflecties tijdens mijn onderzoek.
Nieuwkomerskinderen worden zelden betrokken bij het vormgeven van hun onderwijs, ook niet als het over zaken gaat die voor henzelf van belang zijn, zoals het inzetten van hun thuistaal bij het leren. Deze handreiking is gebaseerd op gesprekken met drie Syrische kinderen in het primair nieuwkomersonderwijs en observaties van hun gedrag tijdens formeel leren in de klas en informeel leren bij een museumbezoek. De gesprekken en observaties zijn (uit)gevoerd door een onderzoeker van Syrische afkomst en tevens de eerste auteur van deze handreiking. Ze kent de cultuur en taal van de kinderen door en door, en gebruikte deze kennis in haar interpretaties. De gesprekken over de thuistaal zijn dan ook in de thuistaal gevoerd. Wij presenteren deze handreiking als een denkkader om jou als onderwijsprofessional te helpen reflecteren op je eigen praktijk en om je inzicht te geven in normen, waarden en gedragscodes uit verschillende culturen. Hiermee hopen wij bij te dragen aan het verminderen en voorkomen van misverstanden tussen leerkrachten en ouders, én tussen leerkrachten en leerlingen. Tot slot presenteren wij suggesties van de participerende nieuwkomerskinderen over het gebruik van de thuistaal in het Nederlandse onderwijs.
LINK
ADAS Kennisbank Advanced Driver Assistent Systems (ADAS) bepalen als een van de vier disruptieve automotive trends1 de komende jaren de automotive-branche. In de breedte van de branche –mkb-autobedrijven en -werkplaatsen, rijschoolhouders, verzekeraars, overheden, belangenorganisaties - bestaat het bewustzijn van de potentie en de impact van deze trend. Door de snelheid, waarmee deze ontwikkeling gepaard gaat, groeit de behoefte aan state of the art ADAS-kennis bij MKB-bedrijven in de automotive sector. Tevens vraagt de aard van deze disruptieve trend om interdisciplinaire samenwerkingen om de state of the art kennis te blijven ontwikkelen en om deze toegankelijk te presenteren. Met een consortium- bestaande uit MKB-ers en branche- belangenorganisaties- dat de breedte van de automotive-branche vertegenwoordigt, wil HAN-AR de behoefte aan ADAS kennis concretiseren en een kennisbank creëren waar onafhankelijke state of the Art ADAS kennis voor een breed netwerk toegankelijk wordt gepresenteerd. Doormiddel van dit onderzoek worden de ADAS kennishiaten in kaart gebracht en worden op basis daarvan nieuwe netwerken gevormd waarmee relevante en ontbrekende state of the art kennis wordt onderzocht. Het onderzoek moet leiden tot het uitbreiden van het ADAS netwerk dat zowel voor onderzoek als ook voor het automotive onderwijs komende jaren een prominente rol zal gaan spelen.
Klimaatverandering en het opraken van eindige voorraden materialen worden gezien als de grote maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Eén van de manieren om deze uitdagingen het hoofd te bieden is het gebruiken van biobased materialen - materialen die door de natuur worden voortgebracht, en die na gebruik weer terug kunnen worden gebracht in de natuur. Zo worden er ook in de bouw steeds vaker biobased materialen toegepast. Producenten van biobased isolatiematerialen zoeken kwantitatieve kennis over de waarde van hun materialen in termen van energieverbruik, duurzaamheid en comfort. Kunnen hun materialen bijdragen aan een verdere verlaging van de energievraag van woningen? Aan het verduurzamen van gebouwen? Kunnen de materialen zorgen voor een beter comfort in de woning? En hoe moeten hun materialen dan gebruikt worden? Internationale onderzoeken laten zien dat biobased isolatiematerialen toegevoegde waarde kunnen hebben, doordat zij beschikken over ‘thermohygrische’ eigenschappen. De materialen kunnen vocht vasthouden én weer vrij laten komen. Maar hoe zit dat als ze zijn toegepast in een hele gevel, in de Nederlandse bouwwijze? Hoe verhouden deze eigenschappen zich tot dampopen of dampdicht bouwen? Hierover is nauwelijks gevalideerde kennis beschikbaar. De reguliere normen en voorschriften voor het ontwerpen en realiseren van woningen houden hier geen rekening mee. Bio-Iso wil deze kennis ontwikkelen. Centraal staat het ontwerpen en bouwen van een testopstelling bij HZ, waarmee een vijftal verschillende biobased geveldelen worden getest en beoordeeld. Hiermee krijgen de mkb’ers gevalideerde prestaties van hun materialen, en de juiste opbouw van de gevel waarin de toegevoegde waarde het beste tot zijn recht komt. Het project wordt uitgevoerd door een mix van kennisinstellingen die ervaring hebben met het testen en beoordelen van (biobased) bouwmaterialen, samen met producenten en gebruikers, ondersteund door o.a. Bouwend Nederland en een vertegenwoordiging van de relevante normcommissie, die de projectresultaten verder zullen kunnen brengen naar de reguliere bouwsector.
De hbo-thematafel Energietransitie en Circulariteit (thematafel E&C) richt zich op drie zaken: • Zichtbaarheid van hogescholen in het landelijke onderzoeks- en innovatiebeleid, i.c. het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (MTIB) en vertegenwoordiging aan relevante tafels; agendasettend op voor hogescholen relevante onderwerpen • Hogeschoolexterne en interne stimulering van participatie van hogescholen in programma’s en consortia (in oprichting) • Organisatie van de hogescholen ten behoeve van de eerste twee bullets De huidige ondersteuning van de thematafel E&C loopt tot 15-3-2025 en wordt voor het personele deel ook al ingevuld door Frank Karelse. Deze aanvraag gaat om de aansluitende periode van twee jaar.