Aanleiding voor onderzoek naar de expertise van leraren in cluster 4 is in ieder geval ‘Passend onderwijs’: het streven van de overheid om leerlingen met problemen of stoornissen meer thuis nabij op te vangen, waar mogelijk in regulier of speciaal basisonderwijs. Bij het streven naar Passend Onderwijs rijst de vraag of en in hoeverre leraren speciale expertise nodig hebben om kinderen met (milde) gedragsproblemen in regulier onderwijs te onderwijzen. Maar vooral ook waaruit die expertise dient te bestaan. Daarnaast is er vanuit het cluster 4 onderwijs zelf de vraag of de sterke groei van het aantal leerlingen in dat cluster in het afgelopen decennium is samengegaan met gelijke groei van goed geschoold personeel voor deze leerlingen. En vervolgens de vraag: op welke punten is verdere scholing van leraren geboden om ze voldoende toe te rusten voor cluster 4. Ten slotte vraagt de overheid tegenwoordig om een duidelijke verantwoording van kosten en van kwaliteit van onderwijszorg (CPB, 2009). Tegen de achtergrond van deze vragen kwam de vraag op naar concretisering van de expertise van leraren in het omgaan met leerlingen met (milde) gedragsproblemen.
MULTIFILE
Het begrip Ernstige Psychische Aandoening (EPA) is veelomvattend. In de wijk Overvecht, waar gezondheid laag scoort in vergelijking met andere delen van Utrecht, komt EPA veel voor. Overvecht is een wijk die op meer terreinen niet gunstig afsteekt tegen de rest van Utrecht. De sociale cohesie is laag, en ook de hoge graad van mensen met een Turkse of Marokkaanse afkomst is van invloed op de mate waarin mensen gezondheidsrisico lopen. Aanzienlijk minder mensen dan in de rest van Utrecht hebben een baan. Daarmee hangt samen dat veel meer mensen in Overvecht rond moeten komen van een bijstandsuitkering, meer schulden hebben, of moeite hebben om rond te komen met hun inkomen. De eenzaamheid is groter en de tevredenheid over de woonomgeving geringer. Er zijn ook positieve ontwikkelingen en er zijn veel initiatieven in de wijk om de leefbaarheid en gezondheid te verbeteren. Het percentage van mensen met een verslaving is lager, dan in de rest van Utrecht. Een onderzoek uitgevoerd door Vektis bij verschillende instellingen in Utrecht, de zogeheten EPA-vignettenstudie, heeft in kaart gebracht waar mensen met EPA hun behandeling moeten krijgen en waar de regie ligt voor de behandeling.
In dit artikel doen we verslag van een onderzoek naar het vakmanschap van de vmbo-docent in de bovenbouw. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het innovatiearrangement Professional in Beeld (PiB) waarin drie vmbo-scholen en de lerarenopleiding Archimedes van de Hogeschool Utrecht gewerkt hebben aan het ontwikkelen van opleidings- en professionaliseringsactiviteiten gericht op de ontwikkeling van het vakmanschap van de vmbo-docent. In het onderzoek zijn negen praktijksituaties gefilmd en zijn met de betreffende docenten de praktijksituaties volgens de Stimulated Recall-methode nabesproken. De observaties en reflecties zijn getypeerd aan de hand van een daarvoor ontwikkeld kijkkader. De resultaten konden vertaald worden in vijf vignetten die de kern van het vakmanschap van de vmbodocent samenvatten: pedagogisch aansluiten, didactisch aansluiten, beroepsgericht werken, contextgericht werken, aandacht voor doorlopende leerlijnen en toekomstperspectief. Het artikel is als volgt opgebouwd. Eerst schetsen we de aanleiding en kader van het onderzoek. Daarna beschrijven we achtereenvolgens het kijkkader (onze operationalisering van het vakmanschap), de onderzoeksvraag, de onderzoeksgroep, de onderzoeksmethode en de dataverzameling en -analyse. Vervolgens gaan we in op de resultaten. We sluiten af met conclusies en aanbevelingen voor de lerarenopleiding
Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’). Er is nog maar weinig bekend over de persoonlijke stijl en opvattingen van de professionals (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van middelengebruik van cliënten en wanneer/hoe grijp je in?Doel In dit project inventariseerden we deze opvattingen bij reclasseringswerkers, maar ook professionals in ambulante en klinische forensische instellingen. Vervolgens onderzochten we welke mogelijke invloeden dit heeft op het werk van professionals en op het traject van de cliënt. Op basis van deze bevindingen hebben we aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk van forensisch sociale professionals. Ook voor het onderwijs kunnen deze aanbevelingen en de opgedane kennis uit het project worden gebruikt om toekomstige professionals optimaal voor te bereiden. Resultaten De attitudes van professionals over middelengebruikers en behandelbaarheid zijn over het algemeen positief. Er is veel overeenstemming over de behandelbaarheid van verslaving, maar er heerst wel verdeeldheid over hoe de behandeling vormgegeven dient te worden, met name of druk uitoefenen bruikbaar is. We vonden interessante verschillen tussen groepen: Verslavingsprofessionals hebben minder moralistische/stereotype attitudes en een andere kijk op behandeling. Professionals die persoonlijke ervaringen hebben met middelengebruik /verslaving zijn toleranter en optimistischer, maar tegelijkertijd strenger wanneer ze terugval bij hun cliënt constateren. Professionals gaan bij constatering van gebruik eerst in gesprek met cliënt en analyseren de risico’s. Het handelen geschiedt vooral op basis van risico’s, in overleg met collega’s en volgens geldende procedures. Aanbevelingen Investeer voor het gehele forensisch sociale domein in meer voorlichting en educatie over (behandeling van) verslaving. De SVG kan mogelijk vaker een consulterende rol oppakken rondom cliënten met verslavingsproblematiek. Stimuleer dialoog en kennisuitwisseling tussen professionals uit verschillende type instellingen, zodat ze beter op de hoogte zijn van elkaars visie, aanpak en beleid op gebied van middelengebruik. Nader onderzoek is gewenst, vooral naar de invloed van attitudes op handelen, samenwerking in de keten rondom cliënten met verslavingsproblematiek, werkplezier, toewijding en mentale veerkracht van professionals. Looptijd 01 juni 2019 - 15 oktober 2020 Aanpak Het onderzoek bestond uit: Een literatuuronderzoek Een online enquête die door 314 professionals is ingevuld Een (kleine) vignetstudie waarbij de HU in gesprek ging over de mogelijke invloed van attitudes op handelen Bespreken van de resultaten met een aantal SVG-professionals (member check)
Onderzoekende vaardigheden (OZV) van mbo-studenten in gezondheidszorg- opleidingen zijn essentieel voor het omgaan met problemen, veranderingen en innovaties in het (toekomstige) beroep. Maar hoe kunnen we hun OZV precies opvatten?Doel Met dit PhD-onderzoek willen we: OZV van mbo-studenten conceptualiseren vanuit de onderzoeksliteratuur en de beroepspraktijk. Interventies (het denken en doen) van mbo-school- en praktijkopleiders beschrijven als zij tijdens interacties met studenten OZV van studenten willen bevorderen. Resultaten Verwachte resultaten: Wetenschappelijk: vier artikelen, presentaties op conferenties en een proefschrift Praktijkgericht: publicaties, workshops en presentaties voor betrokkenen uit het mbo Gerealiseerde resultaten: Onderzoeksplan ‘Understanding vocational healthcare students’ skills of research and inquiry‘ Posterpresentatie ‘Understanding vocational healthcare students’ skills of research and inquiry’ tijdens Onderwijs Research Dagen (online) in Utrecht, juli 2021 Round Table presentatie ‘Understanding vocational healthcare students’ skills of research and inquiry’ tijdens EAPRIL (European Association for Practitioner Research on Improving Learning) Conference (online), november 2021 Looptijd 15 november 2021 - 14 november 2026 Aanpak We beginnen met een scoping review naar OZV, gevolgd door een interviewstudie onder mbo-professionals en -opleiders. Met een multiple case study en een vignette studie brengen we interventies van mbo-opleiders om OZV bij studenten te stimuleren in beeld. De promovenda is Erica Wijnands-Pot (mboRijnland). De promotor vanuit de OU is prof. dr. Elly de Bruijn (ook lector Beroepsonderwijs), en de co-promotor vanuit het lectoraat Beroepsonderwijs is dr. Annoesjka Boersma. Cofinanciering Erica heeft voor haar onderzoeksvoorstel de NWO Promotiebeurs voor leraren ontvangen.
De Impulsaanvraag omvat 1. de analyse van dataverzameling middels een vignettestudie, die extra uitgevoerd is in aanvulling op de incomplete dataverzameling fase 1 en fase 2 in het lopende project Safe End als gevolg van Covid, en 2. de start van de ontwikkeling van tools (fase 3) project waarvoor geplande uren, deels geïnvesteerd zijn in fase 2 van de studie. Het doel van de vignettestudie is om te identificeren welke risicofactoren de ambulanceprofessionals meenemen in hun besluitvorming om de patiënt in te sturen naar de SEH, dan wel thuis te laten. De vignettestudie draagt bij aan datatriangulatie en verhoogt de kwaliteit van de input uit fase 1 en 2 studie Safe End, waarmee ook de kwaliteit van de ontwikkeling en test van tools (fase 3 en 4) project Safe End naar verwachting zal verbeteren. Ook verwachten we met de vignettestudie het bestaande netwerk in het onderzoek te verbreden en verdiepen. Deel 1 van de Impulsaanvraag omvat de multi-levelanalyse van de data uit de vignettestudie. Deel 2 van de Impulsaanvraag gericht op de ontwikkeling van tools voor risicotaxatie en besluitvorming op basis van informatie uit fase 1 en 2 en de voorbereiding van de pilot-test. Omdat door Covid voortdurend de projectplanning moest worden aangepast zijn de onderzoekers hiermee veel tijd verloren. De begrootte uren voor de ontwikkeling van tools om handelingsverlegenheid te ondersteunen zijn dan ook reeds uitgegeven aan het bijstellen van de projectplanning, het verzamelen van gegevens (fase 1 en 2) en het aanvullend uitvoeren van de scoping review en vignettestudie. Na toekenning een budgetneutrale verlenging in combinatie met de Impulsaanvraag kunnen de onderzoekers met deze financiële ondersteuning in uren, de oorspronkelijke projectplanning in fase 3 weer oppakken.