The aim of this study was to gain insight into the visual functioning of children with profound intellectuual and multiple disabilities (PIMD). A mixed methods study was performed, determining cross-sectional quantitative ophthalmological/orthoptic data, and qualitative observational data with a standardized research protocol (SRP) of 73 children with PIMD. Descriptive statistics and correlations were used for analyses of the data. Using ophthalmological data, 90.4% of the participants were found visually impaired. Based on the visual acuity (VA) testing, 49.6% of the participants had an impaired VA (
Om concreet te maken wat er precies verandert in de techniek en wat dat betekent voor de competenties die technici in de toekomst nodig hebben, riepen wij de hulp in van werkgevers in de techniek. Technische bedrijven maken de opkomst van de Smart Industry en/of daaraan verwante ontwikkelingen ten slotte van dichtbij mee, als ze die niet al zelf vormgeven. Om een idee te krijgen van de competenties die van belang zouden zijn, hebben wij onderzoek gedaan onder 236 werkgevers in de technische sector. Wij bevroegen ze uitgebreid over de kennis, vaardigheden en houdingsaspecten (competenties) die ze onontbeerlijk achten voor technici die tussen nu en vijf jaar afstuderen. Wij stelden ze daarbij de vraag om zowel op huidige én toekomstige werksituaties te reflecteren, rekening houdend met technologische ontwikkelingen in hun werkveld. Na de introductie in Hoofdstuk 1, duikt Hoofdstuk 2 allereerst in de belangrijkste veranderingen in werk in de technische sector, volgens de door ons ondervraagde werkgevers. Hoofdstuk drie gaat vervolgens in op de gevolgen van deze veranderingen: welke competenties hebben werknemers van de toekomst hierdoor nodig? Het vierde hoofdstuk neemt je mee naar de werkvloer. We maken kennis met technici van de toekomst door een achttal portretten van werknemers die al (deels) over de benodigde competenties bezitten. Hoofdstuk vijf bevat een interview met innovatiedeskundige en wetenschapper Janina den Hertog waarin zij vertelt hoe bedrijven technici van de toekomst kunnen enthousiasmeren om te blijven vernieuwen. Het zesde en laatste hoofdstuk bespreekt ten slotte de belangrijkste bevindingen van ons onderzoek. Daarnaast bevat het concrete tips voor zowel (aankomende) technici, als werkgevers en docenten om zoveel mogelijk ‘toekomstproof’ te worden. Het boekje wordt afgesloten met een praktisch voorbeeld hoe het in de praktijk werkt: Smart Industry vereist Smart HRM!
MULTIFILE
Dit onderzoek richt zich op de sociale integratie van alleenstaande moeders die, na een periode van intensieve hulpverlening in een vrouwenopvanghuis, alleen staan voor de taken waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen. De maatschappelijke positie van alleenstaande moeders en hun participatie op de arbeidsmarkt wordt nader belicht. Er wordt aandacht besteed aan risico’s ten aanzien van sociale uitsluiting en er worden actoren van uitsluiting (overheid, instellingen voor hulp- en dienstverlening en de samenleving) benoemd. Verder geeft dit onderzoek aan de hand van een casestudy van alleenstaande moeders, informatie over hun ervaringen met betrekking tot het opnieuw zelfstandig en onafhankelijk functioneren in een vaak nieuwe sociale omgeving na een periode van intensieve hulpverlening. Verder wordt er specifiek ingegaan op het belang van sociale netwerken. De drie actoren van sociale inclusie: overheid, instellingen voor hulp- en dienstverlening en de samenleving spelen een belangrijke rol bij de sociale inclusie van eenoudergezinnen. Dit onderzoek richt zich vooral op vrouwenhulpverlening als een van die actoren. Tot slot volgen conclusies en aanbevelingen.
Met dit project ‘Directions’ wordt beoogd om het visueel functioneren van mensen die leven met dementie, te optimaliseren. Allereerst door oogzorg op maat te kunnen aanbieden in de thuis omgeving. Slecht of slechter zicht wordt gezien als een risico factor voor progressie van dementie. Slechter zicht kan zorgen voor sociale isolement, vermindering van het uitvoeren van dagelijkste activiteiten als het verhogen van risico op vallen. Dit onderzoek heeft als eerste focus de mensen met de ziekte van Alzheimer.
Artrose is in Nederland de snelst groeiende chronische aandoening, waarbij de knie het meest vaak is aangedaan. Knieartrose vormt een groot probleem in het dagelijks functioneren van deze groep. Patiënten met knieartrose ervaren pijn en stijfheid in het kniegewricht wat vaak resulteert in een neerwaartse spiraal van angst voor pijn, waardoor deze patiënten steeds minder doen en vervolgens minder kunnen. Daarmee heeft artrose een directe impact op het dagelijks leven en de algehele gezondheidsstatus. De fysiotherapeutische behandeling voor knieartrose bestaat uit informeren, leefstijladviezen en oefentherapie. Daarbij wordt ten doel gesteld om te voldoen aan de algemene beweegrichtlijnen. Gezien het belang van zelfmanagement bij deze chronische aandoening is het belangrijk dat patiënten thuis aan de slag gaan met oefen- en beweegadviezen. De effectiviteit van fysiotherapeutische zorg is voor een groot deel afhankelijk van patiënten hun therapietrouw aan de opgegeven frequentie, intensiteit en uitvoering van de oefen-adviezen. Echter is bekend dat therapietrouw aan oefen-adviezen over het algemeen laag is. Fysiotherapeuten geven aan dat zij in Virtual reality (VR) een mogelijke oplossing voor dit probleem zien. VR wordt in toenemende mate ingezet in de fysiotherapie. De inzet ervan is onder andere effectief gebleken bij patiënten met chronische pijn en nek-schouderklachten. Door een virtuele spelomgeving worden patiënten afgeleid van de pijn en verwachten fysiotherapeuten dat hun patiënten bovendien visueel worden ondersteund in het correct uitvoeren van oefeningen. Naar verwachting resulteert dit in betere therapietrouw en dus betere therapieresultaten. Er bestaat momenteel echter geen VR-omgeving voor knie oefeningen. Na het gezamenlijk ontwikkelen, met fysiotherapeuten, patiënten en studenten, van een prototype VR-omgeving waarin patiënten met knieartrose uitgedaagd worden om een aantal oefeningen kwalitatief goed uit te voeren, wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. Dit gebeurt door enerzijds de bruikbaarheid van VR binnen fysiotherapie voor knieartrose en anderzijds de validiteit van het VR-meetsysteem in kaart te brengen.