Een advies voor gezonde en duurzame voeding zou gebaseerd moeten zijn op voordelen voor de mens, de aarde en de economie; people, planet, profit. Voor de mens zou een als goed ervaren gezondheid al voldoende kunnen zijn. Voor de aarde lijkt het beter om te streven naar een zo laag mogelijk zorggebruik. Resultaten uit verschillende onderzoeken lijken uit te wijzen dat oervoeding, bestaande uit groente, fruit, vlees, vis, eieren en noten, de beste keus zou kunnen zijn voor mensen met een verhoogd risico op diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. Resultaten uit een kleine haalbaarheidsstudie lijken dezelfde kant op te wijzen als het gaat om ervaren gezondheid. In dit lectoraat wil ik verder onderzoek doen naar de gezondheidsvoordelen van oervoeding.
MULTIFILE
Column over het (niet) eten van insecten, dit in tegenstelling tot het eten van dieren uit de zee.
MULTIFILE
Het is de hoogste tijd dat Nederland, België en Duitsland gezamenlijk in actie komen voor hun ARRRA-regio. “Dat ze de klimaatambities voor de industrie in lijn brengen met de beschikbaarheid van schone energie en bijbehorende infrastructuur tegen redelijke kosten. Niet alleen in het eindplaatje, maar juist ook tijdens de tussenperiode. Opdat de ARRRA-industrie de kans krijgt haar innovatiekracht te benutten en klimaatvriendelijke productiemethoden te ontwikkelen. Zo niet, dan is veel van de industrie in de ARRRA regio gedoemd te verdwijnen naar elders. Met alle gevolgen van dien.”
LINK
Onze huidige voedselvoorziening wordt gekenmerkt door overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen zoals antibiotica, genetische manipulatie, overdadig veel transport, water en andere grondstoffen worden gebruikt en productieprocessen gebaseerd op fossiele brandstoffen. Ook wordt veel landbouwgrond dusdanig uitgeput dat de kwaliteit van de grond en de diversiteit sterk achteruit gaan. Gezonde en duurzaam geproduceerde voeding zou voor iedereen bereikbaar moeten zijn. Bovendien is er veel leegstand in verschillende regio’s, deze leegstand kan door middel van aquacultuur systemen zeer waardevol worden benut. Dit is de aanleiding geweest om te zoeken naar alternatieve mogelijkheden voor duurzame productie van voedsel binnen de agrifoodsector. Geïntegreerde aquacultuur systemen worden verwacht goed toepasbaar te zijn voor duurzame voedingsproductie. Deze systemen verminderen de afhankelijkheid van de huidige voedselvoorziening van chemie, olie en gas. Bovendien stimuleert het de lokale en regionale economie en schept het duurzame werkgelegenheid. De doelstelling is het sluiten van de materiaalstroomketen, het voorkomen van afvalstoffen en het stimuleren van grondstof besparing. De aanpak van dit project is daarom gericht op de transitie naar circulaire materiaalstromen waarbij hoogwaardig hergebruik van de materialen mogelijk is op een manier waarbij waarde wordt toegevoegd. Hierbij worden mogelijkheden verkent in het kader van de biobased economy en nieuwe business- en verdienmodellen van dergelijke geïntegreerde aquaculturen. De onderzoeksvraag voor A2FISH is welke circulaire business- en verdienmodellen er realiseerbaar zijn voor kansrijke geïntegreerde aquacultuursystemen binnen de agrifoodsector. Om die onderzoeksvraag uiteindelijk te kunnen beantwoorden, zijn een aantal deelvragen geformuleerd: • Welke aquacultuursystemen zijn kansrijk toepasbaar binnen de agrifoodsector? • Aan welke technische en economische aspecten moet een aquacultuursysteem voldoen om te komen tot kansrijke business- en verdienmodellen? • Welke soorten planten kunnen worden met waardevolle inhoudsstoffen kunnen worden gekweekt met de aquacultuursystemen? • Welke soorten gangbaar industrieel visvoer kan worden gefabriceerd uit reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en welke invloed heeft dit voer als bemesting op de waterkwaliteit? • Hoe ziet een vervolgtraject voor een geïntegreerd circulair aquacultuursysteem eruit en in hoeverre is dit anders dan voor gangbare alternatieven?
Insecten kunnen een bijdrage leveren aan het voldoen aan de toenemende vraag van dierlijke voedingsstoffen. Om insecten op grote schaal, winstgevend, veilig en kwalitatief stabiel te kunnen kweken zijn kosteneffectieve, geautomatiseerde kweekfaciliteiten nodig. De benodigde kennis om hieraan te voldoen ontbreekt echter, of is versnipperd aanwezig bij kwekers en niet openbaar. Om de groei van de insectensector te ondersteunen en startende kwekers te helpen wil de HAS Hogeschool in samenwerking met NGN een cursus ‘Insectenproductie voor food en feed’ ontwikkelen. Het is hierbij van belang dat deze aansluit op de vragen uit de markt. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk naar hiaten in de kennis van (potentiële) kwekers en knelpunten in de huidige kweekprocessen en werkwijzen. Door deze praktische vragen te vertalen naar experimenten kunnen praktische protocollen voor processen en werkwijzen worden ontwikkeld, waarbij rekening wordt gehouden met een circulaire invulling van de bedrijfsvoering. Insecten worden gevoerd met reststromen van de diervoerder- en voedingsmiddelenindustrie, waardoor afval wordt omgezet in hoogwaardige voedingsstoffen. Bovendien ontstaat er een potentieel interessante reststroom in de vorm van insectenmest. Binnen dit project wordt relevante kennis ontwikkelt en wordt deze kennis verspreid door middel van praktische protocollen die door middel van een cursus verspreid worden. Deze jonge sector wordt handvatten aangereikt om rendabel en op grote schaal insecten te kunnen kweken. Hiermee wordt voorzien in de groeiende behoefte aan duurzame grondstoffen die lokaal ingezet worden in de dierlijke productieketen en voor humane consumptie.
Voor een efficiënte opfok van vleeskuikens, met behoud van gezondheid van mens en dier, moet aan de dieren een kwalitatief voer met daarin een hoogwaardige eiwitbron worden verstrekt. Om aan de vraag naar eiwit te voldoen, gebruikt men in de veevoederindustrie doorgaans soja. Sojaproductie gaat echter gepaard met een grote ecologische voetafdruk en de vraag naar meer duurzaam geproduceerde eiwitbronnen neemt toe. De meeste eiwitbronnen hebben echter een eiwitverteerbaarheid die lager is dan soja. Bij gebruik van deze bronnen vindt daardoor meer microbiële afbraak (eiwitfermentatie) in de dikke darm en blinde darmen plaats, wat resulteert in darmschade t.g.v. giftige afbraakproducten en bacteriële groei van Clostridium perfringens. Groei van Campylobacter spp. leidt tevens tot gezondheidsrisico voor de consument. Naast een duurzaam productieproces, moeten eiwitbronnen daarom ook een hoge eiwitverteerbaarheid hebben. Uit gesprekken die gevoerd zijn door onderzoekers van de HAS hogeschool met nutritionisten van Agrifirm, het Feed Design Lab (FDL) en leveranciers van eiwitbronnen en voederadditieven, blijkt de noodzaak tot investering in duurzame eiwitbronnen. Hiermee voldoet de veevoederindustrie ook in de toekomst aan de vraag naar hoogwaardige grondstoffen, die door vleeskuikensector, de consument en de maatschappij wordt gesteld. Kansrijke eiwitbronnen worden beoordeeld door bestaande kennis m.b.t. duurzaamheid van het productieproces te centraliseren en in-vitro verteerbaarheidsonderzoek uit te voeren. In dit project werken HAS hogeschool, Wageningen Universiteit (WUR), Agrifirm en FDL samen in een consortium. In een eerste werkpakket leidt literatuuronderzoek tot een selectie van kansrijke duurzame eiwitbronnen. In een tweede werkpakket wordt middels een Boisson-analyse de verteerbaarheid van deze eiwitbronnen bestudeerd. In een volgend project wordt met dierproeven het effect van de meest kansrijke eiwitbronnen op darmfunctie, -gezondheid en dierprestatie bestudeerd.