Met de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zal lokaal sociaal beleid aan kracht winnen. Deze tekst gebruikt een metafoor uit de kunst om de visie achter de WMO te duiden.
De innovatieve kracht van het vmbo maakt deze sector tot een interessant object van onderzoek. Daarmee is het wellicht mogelijk antwoorden te vinden op vragen als welke veranderstrategie succesvol is bij het implementeren van nieuwe methoden en wat daarvan op zijn beurt de invloed is op de kwaliteit van het onderwijs. De (evidence-based) onderzoeksresultaten kunnen tevens ingezet worden bij het bepalen van een beleid en duidelijk maken wat de betekenis van de ontwikkelingen in het (voortgezet) onderwijs is voor de lerarenopleiding en opleiding tot pedagoog. Het is mede om die reden dat er op 1 februari 2008 door het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam, in samenwerking met managementadviesbureauBMC uit Amersfoort, een bijzonder lectoraat is ingesteld. In deze ‘Openbare Les’ zal ik eerst stilstaan bij de geschiedenis van het vmboen de vraag of de oorspronkelijke bedoelingen daarvan zijn gerealiseerd. Daarna zal ik dieper ingaan op de vraagstukken waarvoor het voortgezet onderwijs – en dus ook het vmbo – zich gesteld ziet, zoeken naar een verklaring daarvoor en naar de richting waarin de oplossing gezocht moet worden. Vervolgens wil ik aannemelijk maken dat er in het voortgezet onderwijs, en in het bijzonder in het vmbo, sprake lijkt te zijn van een ‘stille revolutie’, ofwel vanonderwijsvernieuwing en schoolontwikkeling, vanuit het hart van het onderwijs, de school zelf. Ten slotte zal ik uiteenzetten welke activiteiten in het kader van het lectoraat Vmbo zullen worden georganiseerd en wel de doelen ermee beoogd worden.
Studenten met psychische problemen ervaren belemmeringen die kunnen leiden tot voortijdig schoolverlaten, zoals stigma, cognitieve problemen of problemen met samenwerken. Studenten waarderende ondersteuning van onderwijsprofessionals, maar hebben ook behoefte aan contact met peers (leeftijds-en lotgenoten) om studiegerelateerde belemmeringen te bespreken. Dit project van het lectoraat Rehabilitatie richt zich op de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het Peer2Peer Student Programma.
Ieder jaar maken kinderen over de hele wereld de overstap van de bassischool (PO) naar de middelbare school (VO). Veel kinderen maken de overstap ogenschijnlijk probleemloos, maar voor sommige kinderen verloopt de overstap minder soepel, wat kan leiden tot een negatieve spiraal van onderpresteren, minder motivatie, doubleren, uitstroom en/of voortijdig schoolverlaten. Een minder soepele overgang heeft ook invloed op het welzijn en op de geestelijke gezondheid van deze kinderen. Kinderen met een verhoogd risico op een niet soepele overgang, zijn kinderen met een speciale onderwijsbehoefte, zoals communicatief kwetsbare kinderen. Door middel van kwalitatief onderzoek willen we exploreren wat de ervaringen en percepties zijn van communicatief kwetsbare kinderen, hun ouders en leerkrachten als het gaat om belangrijke factoren die van invloed zijn op het welbevinden van de kinderen tijdens de PO-VO schoolovergang. Deze exploratie zal input geven voor op te stellen best practices en hypotheses voor vervolgonderzoek naar het optimaliseren van het welzijn van leerlingen, en de bijdrage daaraan door ouders en leerkrachten bij de overstap van PO naar VO in de noordelijke regio.
Aanleiding De Wet passend onderwijs (augustus 2014) beoogt het aantal leerlingen in speciale onderwijsvoorzieningen terug te dringen door leerlingen met speciale onderwijs- en zorgbehoeften goede arrangementen te bieden in het reguliere onderwijs. Kinderen met autismespectrumproblemen bezoeken nu vaak reguliere scholen. Maar de stap naar het voortgezet onderwijs betekent voor hen vaak een ernstige ontregeling. Door de verandering functioneren ze minder goed, presteren ze slechter en neemt de kans op schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten toe. De onderwijssector heeft grote behoefte aan een preventieprogramma dat de samenwerking tussen de betrokkenen bij een kind in deze fase verfijnt, structureert en differentieert. Doelstelling Hoofddoel van het project is het ontwikkelen van een training voor docenten en jeugdprofessionals in het optimaliseren van de transitieperiode voor leerlingen met autismespectrumproblemen. Het programma bestaat uit 2 fasen: 1) het bruikbaar maken van het goed onderzochte Engelse 'Transition Pack' voor het Nederlandse onderwijssysteem; 2) een quasi-experiment naar de effectiviteit en gebruikersvriendelijkheid van deze Nederlandse versie (TP-NL) t.o.v. de huidige ondersteuning in de betrokken scholen. Het team meet de klinische kenmerken van de deelnemende kinderen, de problemen die zij ervaren en de stress die ouders ervaren. De ervaringen van ouders en leerkrachten met de transitie worden in kaart gebracht met interviews. De kundigheid van leerkrachten in het omgaan met kinderen met autismespectrumproblemen worden onderzocht met behulp van enquêtes. Beoogde resultaten Het project beoogt 2 resultaten: 1) een preventieprogramma dat de samenwerking tussen de betrokkenen bij een kind in de periode voor, tijdens en na de overgang naar het voortgezet onderwijs verfijnt, structureert en differentieert; 2) een adequaat beschreven, werkzame opleidingsmodule die studenten van de deelnemende hogescholen leert het maatwerk voor leerlingen te verfijnen. Naast 2 promovendi participeren in het onderzoek lectoren en bachelor- en masterstudenten van de betrokken hogescholen. Bij positieve resultaten zal het consortium een TP-NL-opleidingsmodule ontwikkelen voor de opleidingen van de hogescholen en breder gebruik van TP-NL begeleiden in het Rotterdamse en Rijnlandse onderwijs. Landelijke kennisverspreiding vindt plaats via de academische werkplaatsen autisme en jeugd, met wetenschappelijke publicaties, vakpublicaties, presentaties, workshops en een slotcongres. In totaal 50 tot 90 studenten dragen bij aan de dataverzameling (door het schrijven van scripties), en aan de implementatie en het eindsymposium.
De laatste jaren wordt een toename gerapporteerd van psychische problemen bij studenten in het hoger onderwijs. Veel studenten met psychische problemen (o.a. depressie, angststoornis, ADHD) ervaren, ondanks de behandeling van deze psychische problemen, belemmeringen die kunnen leiden tot voortijdig schoolverlaten, waarmee het betreden van de arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt. Belemmeringen omvatten zaken als stigma en discriminatie, voorkomen van en omgaan met stressgevoelige situaties, problemen met cognitieve functies als aandacht en concentratie, planning en geheugen en psychosociale problemen zoals samenwerken in een projectgroep, presenteren voor de groep en formele en informele contacten met docenten en medestudenten. Bij de ondersteuning van deze studenten is er echter nauwelijks of geen aandacht voor (het bevorderen) van de studentrol van studenten met psychische problemen: de meeste aandacht gaat uit naar de psychische problemen zelf. De begeleiding door onderwijsprofessionals (zoals decanen, studentpsychologen en studieloopbaanbegeleiders) blijkt dan ook onvoldoende te voorzien in de behoefte van deze groep studenten. Studenten geven aan ondersteuning van deze onderwijsprofessionals te waarderen, maar hebben naast deze formele ondersteuning ook behoefte aan contact met peers (leeftijds- en lotgenoten) met wie zij over studiegerelateerde belemmeringen kunnen praten. Om tegemoet te komen aan deze behoefte willen we in dit project het Peer2Peer Student Support (P2P-)programma ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. Dit is een innovatief programma waarin ervaringsdeskundige studentcoaches studenten met psychische problemen ondersteunen bij het volhouden van hun opleiding. In het bijbehorende evaluatieonderzoek willen we onderzoeken of het P2P-programma een zinvolle aanvulling is op de ondersteuning die onderwijsprofessionals al bieden. Het P2P-programma is gebaseerd op een in de VS ontwikkeld academisch peer-coachingsprogramma voor studenten met psychische problemen: het Peer Academic Supports for Success (PASS)-programma.