Kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben een verhoogd risico op een suboptimale start in het leven met hogere kosten voor de gezondheidszorg. Deze studie onderzoekt de effecten van SES op individueel (maandelijks huishoudinkomen) en contextuele SES (huishoudinkomen en buurtdeprivatie), en perinatale morbiditeit op de zorgkosten in het vroege leven (0-3 jaar). Conclusie: Meer buurtdeprivatie was direct gerelateerd aan hogere zorgkosten bij jonge kinderen. Bovendien was een lager huishoudinkomen consistent en onafhankelijk gerelateerd aan hogere zorgkosten. Door de omstandigheden voor lage SES-populaties te optimaliseren, kan de impact van lage SES-omstandigheden op hun zorgkosten positief worden beïnvloed.
MULTIFILE
Onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften in het ouderschap bij aanstaande ouders en ouders met jonge kinderen. Het kenniscentrum GUTS heeft vanuit het lectoraat Jeugdhulp in transformatie een onderzoek uitgevoerd en dit rapport gepubliceerd. Hierbinnen is gebruik gemaakt van het thema lab Kansrijke Start van het Living Lab Publieke Gezondheid van het Kenniscentrum -Health Innovation van De Haagse Hogeschool. Een mooie co- creatie van 2 kenniscentra
MULTIFILE
Objective To evaluate whether a specific period after birth (in weeks postmenstrual age [PMA]) and specific elements of sucking are associated with abnormal neurodevelopmental outcomes at age 2 years using a longitudinal approach.Study design Fifty-two preterm infants participated in this longitudinal cohort study (mean gestational age,29.5 weeks; mean birth weight, 1197 g). We assessed the infants’ sucking patterns at 37-50 weeks PMA using the Neonatal Oral-Motor Assessment Scale. At age 2 years, based on a neurologic examination and the Dutch version of the Bayley Scales of Infant and Toddler Development, Second Edition, we categorized the children as developing normally (n = 39) or abnormally (n = 13). ORs, including 95% CIs, were calculated to ascertain the risk of abnormal neurodevelopmental outcomes.Results The inability to sustain sucking at 46 weeks PMA (OR, 6.25; 95% CI, 1.29-30.35) and the absence of amature sucking pattern at 44 weeks PMA (OR, 6.30; 95% CI, 1.40-28.32) significantly increased the odds ofabnormal neurodevelopmental outcomes at age 2 years. The ORs of the Neonatal Oral-Motor Assessment Scale items assessing rhythmic jaw movements, rhythmic tongue movements, and coordination among sucking, swallowing, and respiration were high shortly after term, but failed to reach significance.Conclusion Specific elements of sucking at 4-6 weeks postterm are associated with abnormal neurodevelopmental outcomes in preterm infants at age 2 years. This period might be a sensitive time of infant development in which sucking behavior is an early marker of abnormal developmental outcomes. This finding may offer opportunities for early intervention.
DOCUMENT
De regio Parkstad Limburg heeft te maken met een complexe, meervoudige opgave in de vorm van achterstanden in de sociaal fysieke leefbaarheid, ruimtelijke- en sociaal-economische structuur. Vergelijken we Limburg met de rest van Nederland, dan zijn er grote verschillen zichtbaar. Zoomen we in op Parkstad Limburg, dan zijn armoede, ongezondheid, werkloosheid, leegstand en onveiligheid in diverse buurten en wijken aan de orde van de dag. Dit heeft negatieve invloed op de brede welvaart in de regio. De problematiek en de achterstand ten opzichte van het gemiddelde van Limburg en de rest van Nederland is groot en wordt overgedragen van generatie op generatie. Een duurzame ontworsteling uit de hele gemarginaliseerde positie lijkt zonder langdurige ondersteuning nagenoeg onmogelijk, mede door de intergenerationele mobiliteit van armoede, opleidingsniveau, gezondheid en werkloosheid.
DOCUMENT
Openbare les van dr. Katerina Jerkovic-Cosic. De belangrijkste mondziekten zoals cariës (tandbederf), parodontitis (tandvleesontsteking) en mondkanker, worden net als welvaartsziekten veroorzaakt door een ongezonde leefstijl en zijn door middel van preventie te voorkomen. Een groot deel van de Nederlandse bevolking gaat minimaal één keer per jaar naar een tandarts of mondhygiënist voor een controle. Toch is mondzorg in Nederland nog steeds veelal gericht op curatie en minder op preventie. Het overgrote deel van de geleverde mondzorg is gericht op herstel, terwijl veel minder activiteiten zijn gericht op het voorkomen van mondziekten, door bijvoorbeeld aanpassing in de leefstijl of mondverzorging. De noodzaak voor preventie wordt steeds duidelijker. Een van de redenen is de enorme stijging van de zorgkosten.
DOCUMENT
Waar het in de wetenschap om feiten gaat, gaat het in de opvoeding altijd ook om waarden en normen. Een filosofische basisregel zegt dat uit feiten geen normen kunnen worden afgeleid. Hoe kan de wetenschappelijke pedagogiek desondanks een bijdrage leveren aan de beantwoording van normatieve opvoedingsvragen? Dat is het vraagstuk dat in de oratie centraal staat. Oude pogingen tot oplossing van het probleem passeren de revue. In een alternatieve aanpak wordt de feit-norm problematiek expliciet gemaakt. Het aldus ontwikkelde model blijkt geschikt voor de systematisering van de eenvoudigste pedagogische vragen tot de meest complexe ethische kwesties. Eén voorbeeld, het besluit om de anonimiteitswaarborg van spermadonoren op te heffen, wordt uitgebreider behandeld. Het model blijkt ook geschikt om na te gaan welke plaats empirisch onderzoek dan wél in het geheel van de pedagogisch normatieve redenering heeft. In aansluiting daarop wordt aandacht besteed aan een aantal onderzoeksplannen van de Kenniskring Algemene Pedagogiek.
DOCUMENT
Bij Vroeg Eropaf zoekt de gemeente contact met inwoners over wie een betaalachterstand is gemeld om hulp aan te bieden. Onderzoekers van Bureau Bartels, Verwey-Jonker Instituut, Centraal Bureau voor de Statistiek en Hogeschool Utrecht hebben samen met de Gemeente Amsterdam de Vroeg Eropaf-aanpak in Amsterdam tegen het licht gehouden: wat werkt? Wat zijn volgens dit onderzoek succesfactoren van de Vroeg Eropaf-aanpak? - Het outreachend werken/proactief benaderen van inwoners met betaalachterstanden. Dus: niet wachten tot inwoners zelf op zoek gaan naar hulp. - Combineren van meerdere vormen van communicatie (‘gecombineerde aanpak’). Dus: benaderen van inwoners via huisbezoek, telefoon, e-mail, WhatsApp, en alle andere manieren die je kunt bedenken. - Duidelijk en eerlijk zijn over mogelijke dienstverlening. Dus: verwachtingsmanagement. - Maken van écht contact. Dus: luisteren naar de inwoner en horen welke vragen, twijfels, angsten of oplossingen de inwoner heeft.
DOCUMENT
De vroegsignaleringsaanpak in Amsterdam heeft een zeer hoog bereik: volgens dit recent onderzoek lukt het bij 80% van de inwoners met signalen van betalingsachterstanden om contact te maken. Bureau Bartels, Verwey-Jonker Instituut, Centraal Bureau voor de Statistiek en Hogeschool Utrecht brachten in samenwerking met Gemeente Amsterdam in kaart wat de Vroeg Eropaf-aanpak zo succesvol maakt: • Het outreachend werken en proactief benaderen van inwoners met betaalachterstanden. Dus: niet wachten tot inwoners zelf op zoek gaan naar hulp. • Gecombineerde aanpak: inwoners benaderen via huisbezoek en telefoon en e-mail en WhatsApp, en alle andere manieren die je kunt bedenken. • Verwachtingsmanagement: duidelijk en eerlijk zijn over mogelijke dienstverlening. • Maken van echt contact: luisteren naar de inwoner en horen welke vragen, twijfels, angsten of oplossingen de inwoner heeft. Vervolgens is op drie manieren geprobeerd de Vroeg Eropaf-aanpak nog effectiever te maken: de eerste brief werd aangepast, er werd een videoclip ingezet, en inwoners zijn bevraagd over een brief en een videoclip waarin een persoon met ervaringskennis aan het woord kwam. In het rapport ‘Drie verkenningen voor het optimaliseren van de Vroeg Eropaf-Aanpak’ in Amsterdam staan concrete tips om de schriftelijke communicatie te verbeteren, aandachtspunten bij de verspreiding van een videoclip en tips voor de inzet van ervaringskennis in communicatie inzake vroegsignalering.
DOCUMENT
Deze publicatie over de vroege fase van bedrijfsopvolging in familiebedrijven laat zien dat de intentie van een volgende generatie om al dan niet het bedrijf over te nemen zich al op jonge leeftijd ontwikkelt. Ouders oefenen invloed uit op de ontwikkeling van hun kinderen door (on)bewust gebruik te maken van sociale mechanismen, waardoor de emotionele betrokkenheid van het kind in meer of mindere mate kan worden gestimuleerd. Daarbij worden er verschillende vormen van planning gebruikt voor het bedrijfsopvolgingsproces; zowel formele als intuïtieve planning. Voor ouders blijft het een dilemma om een evenwicht te vinden in het stimuleren van de individuele belangen en behoeften van hun kinderen, de belangen van het gezin en de belangen van het bedrijf. Met deze publicatie hopen wij ondernemende families handvatten te geven om op een nieuwe, andere manier naar de opvolging te kijken.
DOCUMENT
In het gezelschap van filosofische onderwerpen neemt het beeld een bescheiden plaats in. Te midden van onderwerpen als vrijheid, rechtvaardigheid en rede valt het beeld in het geheel niet op. Wie toch wijsgerige interesse heeft in het beeld, krijgt weer te horen dat filosofen de interpretatieve bekwaamheid missen om beelden te bestuderen. Dit is het terrein van de cultuurwetenschappers, vooral van kunstwetenschappers. Filosofen, zo luidt de opvatting, zijn getraind in de analyse en interpretatie van begrippen en grondslagen, niet van beelden. Dit artikel gaat in op een filosofisch perspectief op beelden, met name via het werk van Roland Barthes.
DOCUMENT