This paper describes some explorations on the concept of disassemblability as an important circularity indicator for products because of its severe impact on reuse value. Although usefulness of the concept for determining disassembly strategies and for improving circular product design clearly shows in earlier studies, the link with Industry 4.0 (I4.0)-related process innovation is still underexposed. For further technical development of the field of remanufacturing, research is needed on tools & training for operators, diagnostics, disassembly/repair instructions and forms of operator support. This includes the use of IoT and cobots in remanufacturing lines for automatic disassembly, sorting and recognition methods; providing guidance for operators and reduction of change-over times. A prototype for a disassembly work cell for a mobile phone has been developed together with researchers and students. This includes the removal of screws by means of a cobot using both vision & the available info in the product’s Bill-Of-Materials, the removal of covers, opening of snap fits and replacement of modules. This prototyping demonstrates that it is relatively easy to automate disassembly operations for an undamaged product, that has been designed with repairability in mind and for which product data and models are available. Process innovations like robotisation influence the disassemblability in a positive way, but current indicators like a Disassembly Index (DI) can’t reflect this properly. This study therefore concludes with suggestions for an evaluation of disassemblability by looking at the interaction between product, process and resources in a coherent way.
MULTIFILE
Het Digitale Productpaspoort (DPP) is een instrument dat binnen verschillende Europese verordeningen (CPR, ESPR) wordt ingezet om duurzaamheid, transparantie en een circulaire economie te bevorderen door uitgebreide productinformatie beschikbaar te stellen. De nadruk ligt vooral op nieuwe producten en de restwaarde na de end-of-use-fase. DPP geldt echter ook voor producten die na een eerste gebruiksfase opnieuw op de markt komen. In dit kader onderzoeken we de use-case ‘kanaalplaatvloerdelen’, die vrijkomen bij de demontage (oogsten) van (kantoor)gebouwen en vervolgens worden ingezet voor nieuwbouw of renovatie. We analyseren de informatiebehoefte en -waarde, de geschikte go-to-data-carrier die het (openbare deel van) het DPP koppelt aan een kanaalplaat, evenals de data-repository en governance rondom dit DPP. Met deze use-case realiseren we directe milieubesparingen en bevorderen we actieve circulariteit door de inzet van nieuwe bouwmaterialen te verminderen. Dit leidt tot een reductie van grondstofgebruik, schadelijke emissies (zoals CO₂, fijnstof en stikstofverbindingen) en energieverbruik. Circulariteit wint terrein in de bouwsector, een van de meest vervuilende industrieën. Helaas richt het zich dan vaak op het ontwerpen van de eerste toepassing, met alleen de optie op demontage. Voor dit project is demontage juist het uitgangspunt. Ons DPP registreert niet alleen de productstatus, maar faciliteert actief hergebruik door de verzamelde data via een bouwwerkinformatiemodel (BIM) beschikbaar te maken voor het ontwerp van een volgende gebruikscyclus. Saxion en Windesheim werken in dit onderzoek samen met de circulaire sloop- en bouwketen, bouw- en DPP-adviseurs en de branchevereniging voor sloopbedrijven. Het doel is een gevalideerde Proof of Concept, bestaande uit een (concept) DPP-datasheet, een pilotversie van een digitale DPP-omgeving, een prototype van een go-to-data-carrier en een waardebepaling van het DPP binnen circulair oogsten. Daarnaast presenteren we een roadmap voor de ontwikkeling van DPP’s in de hergebruikfase, waarmee we andere sectoren inzicht geven in de potentie van DPP binnen recycling.
Overgewicht en obesitas bij kinderen is een groot maatschappelijk probleem vanwege de negatieve gevolgen voor de gezondheid en de stijgende zorgkosten. De Gecombineerde leefstijl interventie (GLI) staat in de recente richtlijn ‘Diagnostiek, ondersteuning en zorg voor kinderen met obesitas’ (Partnerschap Overgewicht Nederland/VU, 2022) beschreven als meest effectief en moet in 2030 in alle gemeenten beschikbaar zijn (Nationaal Preventieakkoord VWS, 2018). Doel is het verbeteren van leefstijl gerelateerd aan bewegen, eten en slapen. Betrokken zorgprofessionals zijn kinderfysiotherapeuten, diëtisten, jeugdverpleegkundigen en kinderartsen. In de praktijk blijkt echter dat de effectiviteit van de huidige zorg niet optimaal is en niet alle kinderen met overgewicht en obesitas bereikt worden. Door de stijgende aantallen kinderen met overgewicht en obesitas enerzijds en de tekorten aan professionals in de zorg, zal het in de toekomst naar verwachting nog moeilijker worden om alle kinderen en jongeren passende ondersteuning te bieden.
LARS draagt bij aan de optimalisatie van het gemeenschappelijke besluitvormingsproces voor de beste behandelkeuze voor een patiënt met chronische lage rugpijn. De combinatie van ‘evidence-based’ beslissingsondersteuning met patiëntvoorkeuren belooft de gepersonaliseerde zorg en het effect van de behandeling substantieel te verbeteren.