The goal of this paper is to present the emergence of a new cooperative model for sustainable regional development through social enterprise, rooted in a historical context of societal change in the Netherlands. Our case study is the Gebiedscoöperatie Westerkwartier (GCW), a large-scale area and integrated cooperative with more than 600 organizational and institutional members within the scope of the Dutch northern rural region Westerkwartier. The paper focuses on the mechanisms by which the cooperative facilitates new connections between actors in the quadruple helix of government, entrepreneurs, education and civil society, with the goal of generating both economic and social returns. Based on empirical evidence, possibilities are explored for new business models that combine economic thinking with innovative ways of utilising regional qualities for shared, value-driven governance and enterprise.
DOCUMENT
Eurada is the name of the European Alliance of Regional Development Agencies with members in the EU and Turkey (82 members). Eurada selected the two most innovative innovation instruments in Europe over 2018 and one of them is our concept of the Gebiedscoöperatie Westerkwartier. Together with the research group of the professorship DCO of the Hanze researchers of Eurada created the canvas and communicated this with the members
DOCUMENT
Recent challenges such like climate, demographic, political, economy and market changes are the foundation for the establishment of the Regional Cooperative Westerkwartier (RCW) in the Northern Netherlands. This RCW is managing a vast range of regional programs and projects developed by multi-stakeholder groups within the region. These stakeholders are representatives of market, public administration, education, research and civil society. All the activities of the cooperative focus on strengthening the regional economy. One of the major programs is the development of a regional food chain (RFC) based on cooperation between small and medium sized enterprises and corporate purchasers. The cooperative is identifying its role within this RFC to develop this chain in an effective way. This article reflects the results of a literature study in the fields of green supply chain management and industrial symbiosis to understand the most important factors of chain development and enterprise symbiosis. Based on these results multiple in-depth interviews and a survey have been conducted. This results in a list of factors, ranked according to their importance for small and medium-sized enterprises. In the role of a RFC-agent the cooperative should focus on creating trust, achieving one overall goal and ensuring clear agreements within the RFC. Surprisingly, the factor “achieving a fair distribution of costs and benefits” throughout the chain is not as important as was expected to be. Based on these ranked factors the role of the RFC-agent has been clarified and an additional circular chain business model can be developed.
DOCUMENT
Het starten van een onderneming voor een student-starter is een hele toer, een belangrijk succescriterium is dat het initiatief ingepast wordt in een bestaand economisch ecosysteem bestaande uit ketens. Vooral wanneer het gaat over het implementeren van een zogenaamde circulaire economie. Een student-starter houdt zich bezig met het ontwikkelen van nieuwe concepten, organisaties en verbanden. Een continue dialoog met personen binnen en buiten het ecosysteem zal de student-starter helpen om activiteiten, persoonlijke inzet gerichter te laten plaatsvinden teneinde succesvol te zijn als ondernemer. Hanzehogeschool Groningen, Alfa-college, Structura-Interactief-ondernemen en gebiedscoöperatie Westerkwartier onderschrijven dit en hebben de wens uitgesproken om een grootschalig experiment uit te voeren met hulp van een RAAK MKB. Teneinde dit grootschalig experiment voor te bereiden is gekozen voor een kleinschalige pilot door middel van een experiment waarbij studenten MBO en HBO (onder begeleiding) een eigen klankbordgroep formeren teneinde zichzelf te organiseren om zo onderdeel te kunnen worden van de ketens en toegevoegde waarde te kunnen leveren. Voor de studenten betekent dit dat zij een eigen regisseur-rol op zich moeten nemen. Structura-Interactief-ondernemen is ervaren met het ondersteunen van ondernemers in “communities”. Zij maken gebruik van klankbordgroepen en coaches en zullen hun kennis inzetten. Het aankomende jaar zal de volgende hoofdvraag geadresseerd worden: onder welke criteria kunnen MBO en HBO student-starters (a) onderdeel worden van een ecosystemen en (b) effectief samenwerken door middel van een klankbordgroep en (c) waarde toevoegen aan de ketens? Met als subvragen: onder welke voorwaarden kunnen student-starters aansluiten bij de gebiedscoöperatie en haar leden? Wat zijn de ervaringen met reeds ontwikkelde klankbordgroepen? Onder welke voorwaarden kunnen professionele coachbegeleiders van Structura-Interactief aansluiten? Hoe evalueren de projectpartners en student-starters het proces? Wat is de impact van de samenwerking op het succes van de student-starters? De resultaten vormen input voor de uitgebreide aanvraag.
De omzetting van biomassa naar intermediairen voor de chemische industrie is door de klimaatdiscussie (vermindering “carbon footprint”) en de vraag vanuit het bedrijfsleven naar alternatieve, niet petrochemische grondstoffen de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Het gebruik van verschillende conversie technologieën (o.a. thermochemisch, chemisch, enzymatisch, fermentatief) heeft geresulteerd in een breed scala aan zogenaamde “biobased building blocks” voor de chemische industrie. Voor de synthese hiervan zijn met name tweede generatie cellulose bevattende biomassastromen gebruikt. De inzet van grasachtige materialen voor de synthese van (fijn)chemicaliën staat echter nog in de kinderschoenen. Gezien het toenemende aanbod, grassen groeien sneller en langer gedurende het seizoen, is een valorisatie van dit type biomassa applicaties sterk gewenst. Uit het vorige succesvolle en gesubsidieerde project “Electrosynthese van furanen uit gras” is gebleken dat hooi uitermate geschikt is voor de stapsgewijze extractie en ontsluiting van een serie bruikbare organische verbindingen waaronder furanen, vetten en levulinic acid in tenminste een gezamenlijke 10-15 massaprocent t.o.v. het originele hooi. De overgebleven droge massa (50-60 massaprocent) is rijk aan lignine en eiwitten en in potentie een goede voeding voor planten/bodemverbeteraar. In dit project wordt door de projectpartners Gebiedscoöperatie Westerkwartier, de Hanzehogeschool en het bedrijf Biofuran de extractie van vetten uit hooi en de zure conversie van het residu naar verbindingen zoals furfural, hydroxymethylfurfural (HMF) en levulinic acid verder geoptimaliseerd (TRL 2-3) en opgeschaald naar grotere hoeveelheden (TRL 4-5). Het project zal worden afgesloten met een korte techno-economische evaluatie teneinde uitsluitsel te kunnen geven of het proces commercieel aantrekkelijk is voor toepassing in innovatieve hernieuwbare isolatiematerialen voor duurzame woningbouw. Het onderzoek moet, indien succesvol, aantonen dat hooi een waardevol product uit de natuur is dat niet gezien hoeft te worden als afvalproduct en potentie heeft voor valorisatie naar hoogwaardige chemicaliën.
December 2024 heeft de gemeente Westerkwartier haar participatiebeleid gepresenteerd in de nota Samenwerken aan onze samenleving.1 In deze nota wordt benadrukt dat een groot deel van de inwoners momenteel helaas (nog steeds) niet actief gebruikmaakt van geboden participatiemomenten. Met het inzetten van laagdrempelige en passende participatie- en communicatiemiddelen wil de gemeente hier verandering in brengen. Het pilotonderzoek dat in dit voorstel beschreven wordt, wil hier aan bijdragen door voor een vaak moeilijk te bereiken doelgroep - jongeren – in kaart te brengen waar en hoe zij hun vrije tijd (willen) doorbrengen en hoe zij meer bij ontwikkelingen in de gemeente Westerkwartier betrokken zouden kunnen worden. December 2024 heeft de gemeente Westerkwartier haar participatiebeleid gepresenteerd in de nota Samenwerken aan onze samenleving.1 In deze nota wordt benadrukt dat een groot deel van de inwoners momenteel helaas (nog steeds) niet actief gebruikmaakt van geboden participatiemomenten. Met het inzetten van laagdrempelige en passende participatie- en communicatiemiddelen wil de gemeente hier verandering in brengen. Het pilotonderzoek dat in dit voorstel beschreven wordt, wil hier aan bijdragen door voor een vaak moeilijk te bereiken doelgroep - jongeren – in kaart te brengen waar en hoe zij hun vrije tijd (willen) doorbrengen en hoe zij meer bij ontwikkelingen in de gemeente Westerkwartier betrokken zouden kunnen worden.