De zorg voor ouderen verandert en wordt steeds meer in de wijk georganiseerd. Mensen worden niet alleen ouder, ook de complexiteit van hun zorgbehoefte neemt toe. Dit geldt met name voor ouderen die meerdere chronische ziekten en aandoeningen hebben. Vaak zijn diverse disciplines tegelijkertijd betrokken bij deze doelgroep. Voor goede zorg en ondersteuning is interprofessionele samenwerking tussen professionals uit het medisch en sociaal domein in de wijk noodzakelijk. Om de samenwerking in de wijk te versterken, hebben de Hogeschool Utrecht, Universitair Medisch Centrum Utrecht en Stichting Volte, in cocreatie met het veld en de doelgroep (professionals in de wijk) een interprofessionele training ontwikkeld voor professionals in de wijk. De training wordt op wijkniveau aangeboden en omvat een mix tussen online, face-to-face en on the job leren. In dit artikel beschrijven we hoe de training in nauwe samenwerking met de praktijk en experts uit de verschillende domeinen is ontwikkeld.
LINK
Nederland is de afgelopen jaren in de ban geraakt van twee verschillende utopische gedachten, met name de lokroep van de wijk als integrerend kader voor verbetering van de sociale en fysieke infrastructuur en de lokroep van technologie als motor van een significante vooruitgang van de samenleving. Binnen het programma ID-wijk van de Stichting Experimenten Volkshuisvesting worden experimenten gestimuleerd om deze twee utopische gedachten te combineren en met technologie in de wijk verbeteringen aan te brengen. De vraag dringt zich op of in het utopische rekenstelsel een optelling van twee eenheden een grotere eenheid tot gevolg heeft, of integendeel een dergelijke combinatie leidt tot een zwakker resultaat. In deze tekst wordt een exploratie aangevat van de rekenregels van dit utopische stelsel aan de hand van de vraag of technologie sociale netwerken op wijkniveau ondersteund dan wel ondermijnt, en in welke mate door welke actoren hierin sturend kan worden opgetreden. Daarbij wordt alleen aandacht gegeven aan persoonlijke sociale netwerken, en niet aan sociale relaties tussen groepen (ouderen t.o.v. jongeren, allochtonen-autochtonen, ). De relatie van technologie met sociale cohesie tussen groepen is immers een apart vraagstuk met een eigen dynamiek en vragen, bv. of een site als www.maroc.nl de integratie bevordert of juist verzuiling volgens etnische lijnen versterkt.
DOCUMENT
Steden en wijken staan ook de komende jaren voor belangrijke opgaven op onder andere het gebied van armoede, duurzaamheid, veiligheid, welzijn en zorg. Deze complexe en taaie vraagstukken kunnen veelal niet door één of twee partijen van bovenaf worden opgelost. Ze vragen om een nieuwe aanpak met een grotere rol van de direct betrokkenen. Op steeds meer plekken in Nederland zien we dan ook dat groepen van diverse personen en organisaties met elkaar werken aan creatieve oplossingen voor vraagstukken op individueel, buurt- of wijkniveau. Zij bundelen hun krachten in nieuwe samenwerkingsverbanden om zo lokaal het verschil te maken. Deze samenwerkingsverbanden zorgen ten opzichte van het verleden voor verschuivende rollen, taken en (machts)verhoudingen. Er ontstaat een nieuw speelveld met deels nieuwe spelers en spelregels. Hoe je dit samenspel tussen burgers, ondernemers, maatschappelijke instellingen en gemeenten precies vorm moet geven, wordt nu uitgeprobeerd en ontdekt. Hoe verhouden bijvoorbeeld de burger en de professional zich tot elkaar? Welke complexe afhankelijkheden zijn er tussen de andere partijen? Heeft iedereen een gelijkwaardige stem? Tegen welke knelpunten lopen deze samenwerkingen op? Wat zijn belangrijke leerpunten en hoe kunnen we het leren over en binnen deze plekken optimaliseren? In dit boek gaan we aan de hand van tien casestudies en vijf interviews op zoek naar de antwoorden op deze vragen. Naast de grote verscheidenheid laten de voorbeelden ook zien dat de partijen op deze plekken in volle overtuiging gezamenlijk aan iets ‘nieuws’ bouwen ondanks hun verschillende achtergronden, belangen, denk- en werkwijzen. Daarmee zijn het voor ons plekken van hoop en verandering.
LINK
Met dit rapport zijn aanknopingspunten in kaart gebracht voor het bevorderen van samenwerking tussen formele en informele steunstructuren in de wijk. De aanknopingspunten vormen een aanzet tot het duurzaam ondersteunen en uitbouwen van wijk- en herstelgerichte ggz.
DOCUMENT
In de afgelopen jaren is terrorismebestrijding wereldwijd zich meer gaan richten op het anticiperen op de dreiging die ervan uitgaat. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de Europese Commissie benadrukken daarom steeds meer dat preventie geboden is. Uitgangspunt is dat terroristische daden niet alleen kunnen worden voorkomen met repressieve maatregelen, maar dat radicaliseringsprocessen naar gewelddadig extremisme in een vroeg stadium moeten worden ontdekt. Het gaat daarbij om een fase die te boek staat als ‘vroegsignalering’, met als doel preventief dreigingen te identificeren die bijdragen aan mogelijk extremistisch geweld. De focus hierbij ligt op het signaleren van afwijkend gedrag, en tegelijkertijd op het bevorderen van sociale stabiliteit op wijkniveau. Professionals die dagelijks in direct contact staan met burgers, onder wie de lokale politieagenten, zouden hierin een sleutelrol spelen.
DOCUMENT
In Nederland en omringende landen zijn in de afgelopen jaren en decennia verschillende projecten gerealiseerd rond decentrale innovatieve concepten voor afvalwaterbehandeling en gebruik van re-genwater. Om gemeenten, waterschappen en andere belanghebbenden een rationele grondslag te bieden voor keuzes m.b.t. de inrichting van de stedelijke waterketen (wel of niet decentraal, wel of niet brongescheiden), is in dit KIEM project de potentie en beperkingen onderzocht van nieuwe en circulaire sanitatieconcepten, zoals brongescheiden sanitatie en lokaal (her)gebruik van regenwater op woonwijk schaal. De vraag is wat we kunnen leren van ervaringen bij gerealiseerde projecten, en welke rationele basis er is om, met name bij nieuwbouwplannen, een trendbreuk teweeg te brengen in de richting decentrale oplossingen voor waterzuivering en waterhergebruik op wijkniveau, als al-ternatief voor de huidige, centrale systemen. Daartoe zijn negen verschillende gerealiseerde pro-jecten, operationeel op praktijkschaal, verkend aan de hand van literatuurstudie, data-analyse, inter-views, enquêtes en scenarioberekeningen. Verschillende prestatie-indicatoren, o.a. met betrekking tot terugwinning van grondstoffen, waterkwaliteit, hergebruik en kosten zijn inzichtelijk gemaakt. Bo-vendien is onderzoek gedaan naar de acceptatie van burgers m.b.t. governance structuren (top-down versus bottom-up) als het gaat om de stedelijke waterketen en diensten m.b.t. waterlevering en wa-terbehandeling.Uit dit verkennende onderzoek is gebleken dat alternatieve systemen (brongescheiden sanitatie met vacuümriolering en lokaal gebruik van regenwater) voor toiletspoeling, evt. tuin en wasmachine tot substantieel minder gebruik van drinkwater leiden. Bovendien wordt met separate inzameling en be-handeling van zwart- en grijswater de terugwinning van nutriënten (N, P, C) gestimuleerd en is er bij decentrale behandeling van grijswater jaarrond aanvoer van schoon water wat met name in droge periodes meerwaarde heeft. Daarentegen leiden systemen op wijkschaal, mede vanwege de relatief kleine schaal, tot relatief hoge financiële kosten, d.w.z. in vergelijking met de kosten voor aanleg en beheer van reguliere systemen. Daarbij wordt benadrukt dat vergelijking van kleine, decentrale sys-temen met de huidige, grootschalige centrale (afval)watersystemen lastig is vanwege de relatief ge-ringe hoeveelheid data die beschikbaar is m.b.t. prestatie-indicatoren van decentrale systemen. We kunnen daarom slechts voorlopige en minder harde uitspraken doen over een aantal prestaties van decentrale concepten, bijv. m.b.t. waterkwaliteit. Bovendien is de beoordeling van prestatie-indicato-ren problematisch vanwege ongelijksoortigheid. De huidige grootschalige systemen zijn goeddeels uit-ontwikkeld (innovatie was gericht op kostenefficiency), terwijl decentrale, nieuwe vormen van sani-tatie nog volop in ontwikkeling zijn, met duurzaamheid als drijfveer.Aandachtspunten en vragen liggen met name op het gebied van governance. In de huidige inrichting en organisatie van de waterketen zijn de verantwoordelijkheden, beleidsontwikkeling en operatie in-stitutioneel geborgd en sectoraal verdeeld (waterbedrijf, gemeente en waterschap). Nieuwe vormen van sanitatie en gebruik van regenwater op wijkschaal brengen de noodzaak tot vergaande samen-werking en nieuwe vraagstukken met zich mee.Om de prestaties van grootschalige, centrale systemen m.b.t. afvalwaterbehandeling en watervoor-ziening beter te kunnen vergelijken met decentrale systemen op wijkschaal wordt aanbevolen om gelijktijdig te innoveren op beide schalen, waarbij de innovatie (ook op grote, centrale schaal) gericht is op klimaatadaptatie en aansluiting bij de circulaire economie. Belangrijk daarbij is langjarige data-verzameling en monitoring, zodat de integrale prestaties van concepten en systemen kunnen worden gevolgd, beoordeeld en verbeterd, in de context van integrale duurzaamheid. Daarnaast wordt aan-bevolen om, indien mogelijk, decentrale (afvalwater)systemen op wijkniveau op te schalen naar een grootte van minimaal 3.000 inwoners, om het (op berekeningen gebaseerde) veronderstelde break-evenpoint (kosten decentraal vergelijkbaar met grootschalige, centrale systemen) in de praktijk te ve-rifiëren. Gerealiseerde projecten, bijv. Reitdiep in Groningen of Waterschoon in Sneek, kunnen wor-den benut voor verdere innovatie gericht op kringloopsluiting en circulaire economie.
DOCUMENT
De Heuvel is nooit af. Dit ligt niet aan het feit dat er "pas" vijf jaar aan de stedelijke vernieuwing gewerkt wordt en we nog even moeten doorzetten om de klus te klaren. Er is en er zal een permanente opgave zijn om een goed woon- en leefklimaat te verzekeren. Niets gaat vanzelf, voor alles moet een inspanning geleverd worden. Bid en werk, ora et labora, zou ik hier in deze kerk willen zeggen. In mijn inleiding wil ik vooral op de toekomstige opgave ingaan en een handreiking doen met welke benadering de toekomstige vraag tegemoet kan worden getreden. Er zijn meer wijken zoals de Heuvel in Nederland. Natuurlijk zijn ze niet allemaal precies hetzelfde maar veel vroeg naoorlogse woonwijken staan op de lijst van stedelijke vernieuwing. Dit feit drukt uit dat er plannen zijn, dat er geïnvesteerd wordt en er ambities zijn om de wijk te verbeteren. Heuvel staat op een lijst van 56 wijken van het Ministerie van VROM. Dit is mooi, want dan is er aandacht van de rijksoverheid, zijn er wat middelen als ISV en IPSV en heb je als Breda het gevoel dat je er niet alleen voor staat. Maar het resultaat staat of valt hier natuurlijk niet mee. Beslissend is of je op lokaal niveau en op wijkniveau voldoende positieve energie weet te mobiliseren om de wijk en het woon- en leefklimaat op peil te houden, dan wel te verbeteren. De sleutel ligt in de wijk zelf, de sleutel ligt niet boven de Moerdijkbrug in Den Haag.
DOCUMENT
Er zijn verschillen tussen wijken en dus ook tussen passende maatregelen per wijk, bijvoorbeeld rond klimaatadaptatie. De Hogeschool van Amsterdam maakte met machine learning wijktypenkaarten op postcode- en op wijkniveau en vergeleek die met de indelingen van experts. Met een nauwkeurigheid van 86 procent zijn er interessante toepassingen voor beleidsmakers te bedenken.
DOCUMENT
Het veiliger maken van de fysieke leefomgeving is een complex vraagstuk. Integraal en sectoroverstijgend werken is hierbij dan ook onontbeerlijk. Veel professionals zijn dit echter niet gewend en komen op wijkniveau allerlei knelpunten tegen. Studenten die in interdisciplinair verband onderzoek doen via een lectoraat kunnen helpen met het vinden van goede oplossingen. Hiermee ontwikkelen zij tevens competenties om zelf integraal te werken.
LINK
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
MULTIFILE