Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’), er is relatief weinig bekend over de persoon van forensisch sociale professional en diens persoonlijke stijl en opvattingen (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van (de behandelbaarheid van) middelenmisbruik van forensische cliënten en wanneer en hoe grijp je in als een cliënt terugvalt in middelengebruik? Hier is nog nauwelijks wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Wel zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd onder (voornamelijk) medische professionals waaruit blijkt dat zij doorgaans vrij negatieve attitudes ten aanzien van (de behandelbaarheid van) verslaafden hebben. Deze attitudes hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de hulp die deze patiënten krijgen (o.a. minder tijd) en leiden bij hen tot meer onzekerheid en verminderde motivatie voor behandeling. Gedragsdeskundigen en professionals uit de verslavingszorg lijken positiever, hoewel gedegen onderzoek hiernaar beperkt is. Verder is er weinig bekend of er verschillen bestaan in attitudes tussen subgroepen, bijvoorbeeld mannen versus vrouwen, of minder versus meer ervaren professionals. Een relevante vraag is of professionals die specifiek met forensische cliënten met verslavingsproblematiek werken andere attitudes hebben dan professionals die meer in het algemeen met forensische cliënten werken. Ook naar de invloed van eigen middelengebruik of persoonlijke ervaringen met verslaving op attitudes ten aanzien van middelengebruik is weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Tot slot is er voor zover ons bekend geen onderzoek naar de invloed van attitudes op het handelen van professionals en trajecten van forensische cliënten.
MULTIFILE
Despite the increased attention paid to generational differences especially from practitioners and the popular press, systematic and empirical intergenerational research has been scarce, is largely North American centric, and lacks consistent results. The present study aimed to fill this gap by examining whether differences exist among generations in their key work and organizational attitudes, personal values, and work ethic values in the United States and Turkey. Survey data were gathered from 1019 employees (427 from the U.S. and 592 from Turkey). We found little evidence supporting substantive and significant generational differences or their association with key outcome variables. Furthermore, the U.S. originated classification of generations cannot be generalized to the Turkish business context.
DOCUMENT
The principal aim of this study is to explore the relations between work domains and the work-related learning of workers. The article is intended to provide insight into the learning experiences of Dutch police officers during the course of their daily work. Interviews regarding actual learning events and subsequent changes in knowledge, skills or attitudes were conducted with police officers from different parts of the country and in different stages of their careers. Interpretative analyses grounded in the notion of intentionality and developmental relatedness revealed how and in what kinds of work domains police officers appear to learn. HOMALS analysis showed work-related learning activities to vary with different kinds of work domains. The implications for training and development involve the role of colleagues in different hierarchical positions for learning and they also concern the utility of the conceptualisation of work-related learning presented here.
DOCUMENT
Leerkrachten in Friese basisscholen zoeken naar goede strategieën om meertaligheid te erkennen en effectief in te zetten. Waar het onderwijs tot nu toe twee- en drietalig was (Fries, Nederlands en Engels), hebben leerkrachten nu in toenemende mate te maken met anderstalige migrantenleerlingen. Leerkrachten willen met deze strategieën antwoorden vinden op twee problemen. Ten eerste ervaren ze problemen in de omgang met migrantentalen: ze geven aan dat ze migrantentalen niet willen negeren, maar waarderen en gebruiken vinden ze moeilijk. Ten tweede willen leerkrachten de kwaliteit van het twee- of drietalige basisonderwijs waarin sprake is van taalscheiding, verbeteren. Er wordt per dag of in het Fries, of in het Nederlands of in het Engels onderwezen en geleerd. Men verwacht dat het verbinden van talen hogere resultaten opbrengt. Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Vierentwintig leerkrachten op twaalf basisscholen willen een innovatieve aanpak voor meertalig onderwijs ontwikkelen, die zowel een kader biedt voor de waardering en het gebruik van migrantentalen, als voor een samenhangend gebruik van het Nederlands, het Fries en het Engels in de scholen. Dat geheel vormt de basis van het project Meer kansen Met Meertaligheid (3M). Wetenschappelijk onderzoek levert gevalideerde benaderingen op die moeten worden uitgebreid, gecombineerd en toegesneden op de eigen schoolsituatie om voor de leerkrachten van nut te kunnen zijn. Het 3M-project richt zich op het samen ontwikkelen (d.m.v. ontwikkelingsonderzoek), uitproberen en evalueren van een nieuwe aanpak en nieuwe didactische tools voor meertalig onderwijs (d.m.v. interventieonderzoek). Alle ontwikkelde tools worden in een digitale 3M-Toolbox ondergebracht, die beschikbaar gesteld zal worden aan alle scholen. In de derde plaats vindt een flankerend effect-onderzoek naar (taal)attitudes plaats. In dit project beoogt het consortium een innovatieve kwaliteitsimpuls aan het meertalig basisonderwijs te geven, niet alleen in Fryslân, maar in heel Nederland.
The ELSA AI lab Northern Netherlands (ELSA-NN) is committed to the promotion of healthy living, working and ageing. By investigating cultural, ethical, legal, socio-political, and psychological aspects of the use of AI in different decision-makingcontexts and integrating this knowledge into an online ELSA tool, ELSA-NN aims to contribute to knowledge about trustworthy human-centric AI and development and implementation of health technology innovations, including AI, in theNorthern region.The research in ELSA-NN will focus on developing and mapping ELSA knowledge around three general concepts of importance for the development, monitoring and implementation of trustworthy and human-centric AI: availability, use,and performance. These concepts will be explored in two lines of research: 1) use case research investigating the use of different AI applications with different types of data in different decision-making contexts at different time periods duringthe life course, and 2) an exploration among stakeholders in the Northern region of needs, knowledge, (digital) health literacy, attitudes and values concerning the use of AI in decision-making for healthy living, working and ageing. Specificfocus will be on investigating low social economic status (SES) perspectives, since health disparities between high and low SES groups are growing world-wide, including in the Northern region and existing health inequalities may increase with theintroduction and use of innovative health technologies such as AI.ELSA-NN will be integrated within the AI hub Northern-Netherlands, the Health Technology Research & Innovation Cluster (HTRIC) and the Data Science Center in Health (DASH). They offer a solid base and infrastructure for the ELSA-NNconsortium, which will be extended with additional partners, especially patient/citizens, private, governmental and researchrepresentatives, to have a quadruple-helix consortium. ELSA-NN will be set-up as a learning health system in which much attention will be paid to dialogue, communication and education.
De creatieve industrie levert oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, en wordt daarom gezien als aanjager van innovatie in sectoren zoals de zorg. Zo brengen mkb-ers binnen deze industrie een divers aanbod aan games op de markt, met als doel een positieve impact op het welzijn en gezondheid van de samenleving. Vooral voor de doelgroep kinderen is de belofte van zorg-games groot, omdat zij nog bezig zijn hun attitudes en gewoontes te vormen. Zorg-games maken data-uitwisseling, en daarmee personalisatie, monitoring, en bijsturing mogelijk. De waarde van games zit dan ook in de mogelijkheid om op grote schaal dienstverlening op maat aan te bieden. De opschaling van games wordt echter belemmerd doordat er geen gevalideerde systematiek is om, op een ethische manier, game engagement en gedragspatronen bij kinderen te meten. Een dergelijke systematiek is van belang om games te optimaliseren zodat ze relevant zijn én blijven voor diegene die ze afnemen (gezondheidzorg en zorgklanten). Dit is cruciaal voor mkb-professionals, die behoefte hebben aan handvatten voor een data-gedreven aanpak, een langere levenscyclus van hun games, en een grotere afzetmarkt binnen de zorg. Dit voorstel adresseert deze behoefte: “Hoe kunnen mkb-professionals een nieuwe generatie zorg-games ontwikkelen, die met ethisch verkregen data de (1) game engagement en (2) gedragspatronen van kinderen inzichtelijk maken, zodat optimalisatie en validatie mogelijk is?” Om deze vraag te beantwoorden wordt een consortium tussen Jeugdgezondheidzorg (JGZ), gamebedrijven en kennisinstellingen opgezet dat op iteratieve wijze onderzoekt hoe gebruikersdata uit games inzicht kan geven in (1) engagement en (2) gedragspatronen van kinderen, met (3) correcte toepassing van de privacyregelgeving rondom data-uitwisseling. De intentie is om een “lerend” lab op te zetten waarbij gebruikersdata input vormt voor adaptieve entertainment- en preventiestrategieën. Het project levert kennis op over de strategische inzet van zorg-games voor kinderen en een blauwdruk van criteria waaraan deze games moeten voldoen.