Partners in stadslabs worden steeds uitgedaagd om naar een optimaal passende vorm van samenwerking en organisatie te zoeken , gegeven de situatie waarin ze zich bevinden en de vragen die zich voordoen. In dit hoofdstuk beschrijven we veel voorkomende worstelingen waar stadlabs mee te maken krijgen. De complexiteit van de vragen waar stadlabs mee werken en weerbarstige omgeving, dwingt tot voortdurende improvisatie, maar laat ook zien dat het mogelijk is de kwaliteit van improviseren te verbeteren, zoals dat gebeurt in goede jazzmuziek
In het nieuwste nummer van de Nieuwe Meso, het vakblad voor bestuurders en schoolleiders in het basis, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is het Focus-deel dit keer gewijd aan het opleiden van leraren. De gastredactie bestaande uit HvA-lector Marco Snoek, Fontys-lector Quinta Kools en de DNM-redacteuren Pieter Leenheer en Gerritjan van Luin belichten het thema vanuit verschillende invalshoeken: de initiële lerarenopleidingen, ervaringen van startende leraren, en de wijze waarop de initiële lerarenopleiding en professionalisering van ervaren leraren kan samenkomen in professionele leergemeenschappen en in lesson studies. Daarbij gaan de verschillende artikelen in op de rol van schoolleiders en besturen bij het opleiden van nieuwe leraren en het ondersteuning van professionaliseren van ervaren leraren.Het focusdeel bevat bijdragen van verschillende HvA medewerkers: Marco Snoek, Evelien van Geffen, Tom van Eijck en Ed van den Berg.
In steden ontstaan steeds vaker coalities waarin wijkprofessionals samen met burgers, onderzoekers en lokale ondernemers werken aan innovatieve lokale oplossingen. Onder wijkprofessionals worden professionals verstaan die op strategisch (beleid) en/ of operationeel (frontlijnwerkers) niveau vanuit de gemeente of maatschappelijke organisaties aan de stad werken. Stadslabs zijn hierbij een veel gebruikte werkvorm die tot mooie resultaten leiden en waarvan veel wordt verwacht. Maar ervaringen in de praktijk leren dat het samenwerken aan innovaties binnen een stadslab gepaard gaat met prangende vragen en lastige dilemma's. Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de precieze uitwerking, er is onzekerheid over de meerwaarde voor betrokken wijkprofessionals en hun organisaties en er zijn vragen over de (door)werking van gehanteerde lab-werkwijzen in de praktijk. Over deze vragen gaat dit tweejarige onderzoeksproject dat wordt uitgevoerd door de HHS, HvA, HU en InHolland. De centrale onderzoeksvraag is: Op welke manier kunnen stadslabwerkwijzen worden vormgegeven en ingezet zodat ze bijdragen aan een betere omgang met complexe stedelijke opgaven? Vragen die aan de orde komen zijn: op welke wijze en voor welke problemen worden stadslabs opgezet als oplossing? Hoe werken wijkprofessionals samen in stadslabs en wat is daarvan de doorwerking? Welke ontwerpprincipes voor stadslabs zijn uit bestaande ervaringen te destilleren? Daarbij wordt gekeken hoe samenwerking tussen verschillende partijen gestalte krijgt en hoe wordt omgegaan met de spanning tussen gelijkwaardige samenwerkings-relaties in de stad tegen de achtergrond van meer traditionele vormen van bestuur en beleid. Doel van dit onderzoek is professionals te voorzien van inzichten, ervaringen en vaardigheden die nodig zijn voor het succesvol opzetten, meewerken aan en uitvoeren van stadslabs. De uitkomsten van dit onderzoek bieden wijkprofessionals praktische tools bij het opzetten van stadslabs en levert de volgende producten op: ● Staalkaart Stadslabs ● Adviesrapport: Problemen en dilemma’s in het stadslab ● Handreiking Waardevol Samenwerken in een Stadslab ● OMOOC Stadslabs
In een recente bijeenkomst van de koninklijke metaalunie voerden we een discussie over robotisering . Veel bedrijven zien er tegenop, enkele waren er wel mee begonnen. Die zijn enthousiast maar vertellen ook over de enorme worstelingen: oplossingen van de robotleveranciers passen niet zo bij hun kleine bedrijf met sterk variërende orders. Ze hebben met een eigen team van ‘knutselaars’ (hun eigen woorden) uitgezocht hoe en waar de robots in te zetten. Dit is een probleem dat veel bedrijven ervaren. Maakbedrijven zijn bezig met het zetten van stappen in (verdere) automatisering en robotisering van de productie. Maar vaak weten de bedrijven niet goed waar ze moeten beginnen, en is het goed inrichten een worsteling. De robotsystemen die worden geïnstalleerd zijn voorgeprogrammeerd om één ‘kunstje’ te doen; systemen die goed zijn in één taak. De Nederlandse industrie heeft echter meer behoefte aan flexibele en slimme automatisering. De Nederlandse industrie is vooral sterk in flexibiliteit, enkelstuksfabricage en kleine seriegroottes, en niet gericht op massaproductie. Dat sluit aan bij de Nationale wetenschapsagenda – route Smart industry, die het als volgt formuleert: Foutloze maatwerkproducten in een oplage van één voor de prijs van een massaproduct. Dat is de stip op de horizon voor de industrie van de toekomst . Omdat hier nog relatief weinig over bekend is heeft een grote groep bedrijven in het midden en oosten van het land een coalitie gevormd en het initiatief genomen om hier een roadmap op te ontwikkelen. Op basis van de vragen van de individuele bedrijven zijn initieel 6 clusters geïdentificeerd. Binnen de scope van dit project worden er 4 clusters onderzocht en uitgewerkt. Dit resulteert in 6 concrete deliverables als onderdeel van de roadpmap waar de MKB-bedrijven mee verder kunnen.
Aanleiding De nationale overheid wil voldoen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van 2020. Dit streven botst echter regelmatig met de wensen van lokale overheden en burgers. Communicatieadviseurs van de overheid stuiten steeds vaker op lokale weerstanden tegen projecten als ondergrondse CO2-opslag, windmolenparken of de komst van biovergisters. Communicatieadviseurs vinden het lastig om zelfstandig wetenschappelijke inzichten uit de communicatiewetenschappen toepasbaar te maken voor deze weerbarstige praktijk. Zij hebben behoefte aan kennis en tools om goed communicatief te kunnen handelen. Doelstelling De vraag die in dit project centraal staat is: Hoe kan bij lokale energietransities effectief vorm worden gegeven aan communicatie? Het project Let's Talk Energy sluit aan bij een ontwikkeling om de alledaagse gesprekken tussen mensen te zien als bron van analyse en mogelijk ook als bron voor verandering. Nieuwe nieuwe wetenschappelijke inzichten over communiceren via sociale media combineren we met kennis die is opgedaan door onderzochte cases en best practices. De consortiumpartners van het project werken samen om een energiecommunicatie-instrument (InterAct) te ontwikkelen, dat aanzet tot doeltreffende communicatie over lokale energieprojecten. Met de nieuwe kennis kan de communicatieadviseur analyses maken en reageren op zorgen van burgers bij lokale energietransities. Beoogde resultaten De te verwachten resultaten van het project zijn: " een energiecommunicatie toolkit (InterAct) inclusief een praktische handleiding en eindrapport; " effectieve digitale producten en infographics; " masterclasses energiecommunicatie; " cahier met best practices. Ter afsluiting van het onderzoeksprogramma wordt een landelijke conferentie Let's Talk Energy georganiseerd waarbij de onderzoeksresultaten en opgeleverde producten worden gepresenteerd.