Inleiding: De werkwijze 1Gezin1Plan (1G1P) is gericht op een gezamenlijk plan in de hulp en ondersteuning aan gezinnen met meervoudige problematiek, waarbij meerdere personen en instanties betrokken zijn. In dit artikel gaan we in op de samenwerking tussen verschillende partijen binnen 1G1P, in het bijzonder op de rondetafeloverleggen met al die partijen. Methode: Dit artikel is gebaseerd op een mixed method-onderzoek dat is uitgevoerd in drie regio’s die al langere tijd met 1G1P werkten. Het onderzoek bestond uit een vragenlijstonderzoek onder professionals, verdiepend casusonderzoek op gezinsniveau en reflectieve groepsgesprekken met professionals en beleidsmakers. Resultaten: Rondetafeloverleggen kunnen volgens dit onderzoek bijdragen aan verbinding tussen alle betrokkenen, aan domeinoverstijgend werken en aan een breed gedragen plan van aanpak voor het gezin. Ook cliënten zijn doorgaans positief over rondetafeloverleggen: zij voelen zich gezien en gehoord. Problemen in de samenwerking komen vaker voor wanneer de veiligheid in het gezin in het geding is, of wanneer 1G1P onvoldoende ingebed is in de houding en werkwijze van (medewerkers van) betrokken organisaties. Conclusie: Voor goede samenwerking is het cruciaal dat professionals blijven afstemmen met het gezin en dat alle betrokken partijen de kennis en tijd krijgen om zich de visie van 1G1P eigen te maken en de samenwerking structureel te evalueren. “This is a post-peer-review, pre-copyedit version of an article published in 'JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg'. The final authenticated version is available online at: https://doi.org/10.1007/s12452-019-00198-z. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/robgilsing/
MULTIFILE
Mishandeling van kinderen heeft negatieve gevolgen voor hun ontwikkeling. Door professionals met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te laten werken, hoopt de overheid deskundig ingrijpen te bevorderen. Het stappenplan moet houvast bieden bij het in actie komen naar aanleiding van bezorgdheid over een kind. Uit eerder onderzoek bleek dat dit inderdaad zo werkt, maar dat met name in het onderwijs er nog belemmeringen zijn. De GGD Haaglanden wil implementatie van de meldcode in de Haagse regio bevorderen. Belangrijk daarvoor is inzicht in wat organisaties nodig hebben om de meldcode naar tevredenheid te kunnen gebruiken. In opdracht van de GGD hebben studenten van De Haagse Hogeschool op negen Haagse scholen voor Voortgezet Onderwijs gesprekken gevoerd met docenten, zorgcoördinatoren en leidinggevenden. Ze vroegen naar de ervaringen van deze professionals inzake het signaleren van kindermishandeling, het overgaan tot actie, en het gebruik van de meldcode. Hoe werkt dat momenteel voor scholen? Geen van de respondenten uitte kritiek op de meldcode als zodanig. Zorgcoördinatoren zijn er het beste mee bekend. Leidinggevenden zien het niet altijd als prioriteit om de meldcode te kennen, zolang de kennis maar op school aanwezig is. Van de geïnterviewde docenten kent vrijwel niemand de meldcode, hoogstens van horen zeggen. Docenten leggen hun zorgen over leerlingen bij de zorgcoördinator, vertrouwend op diens vakkundigheid om de benodigde stappen te ondernemen. Docenten signaleren op basis van ervaring en intuïtie. Specifieke kennis hebben ze niet meegekregen. Ze vragen zich af of wat ze zien en horen onder kindermishandeling valt. Gesprek over ‘veldnormen’ binnen het VO kan hun gevoel van handelingsbekwaamheid vergroten. Op de onderzochte havo-vwo scholen maakt men zich over leerlingen minder en andere zorgen dan op de vmbo- en praktijkscholen. Niet een lage sociaal-economische status, of levensmoeilijkheden van ouders zoals psychische problematiek en armoede, maar ouders die door eigen drukte te weinig aandacht voor hun kinderen hebben, zijn bron van zorg. Leerlingen van havo-vwoscholen lijken minder bloot te staan aan risicofactoren voor mishandeling. Het zou echter ook kunnen dat professionals op deze scholen anders kijken. Signaleren zou op het ene schooltype wel eens een andere alertheid kunnen vragen dan op het andere. Samen met de als probleem ervaren werkdruk van docenten vraagt dit om maatwerk in deskundigheidsbevordering. Om effectief te kunnen ingrijpen wanneer mishandeling gevreesd wordt, is een stevige basis van ‘partnerschap’ met ouders nodig. Hoe dat partnerschap op de verschillende scholen wordt vormgegeven is in dit onderzoek niet precies duidelijk geworden. Nader onderzoek kan scholen hierin verder helpen. De stappen die de zorgcoördinatoren zetten, zijn voor zover dit onderzoek kan laten zien, in overeenstemming met de bedoeling van de meldcode. Twijfels over stappen uit de meldcode en de inpassing in de eigen ondersteuningsroute zijn in de interviews niet diepgaand uitgevraagd. Ook op dit punt kan nader gesprek dilemma’s aan het licht brengen en indien nodig verbetering mogelijk maken. Prioriteit van zorgcoördinatoren en leidinggevenden is verbetering van hun samenwerking met Veilig Thuis en met hulpverlenende instanties
DOCUMENT
De prestaties voor rekenen-wiskunde moeten omhoog. “Begin bij de leraar” is daarbij het devies van de vier rekenlectoren in Nederland. De vier rekenlectoren hebben daarom afgesproken om met hun praktijkgerichte onderzoek de professionalisering van de praktijkprofessional in het basisonderwijs centraal te zetten. En met de praktijkprofessional bedoelen ze zowel de leerkracht, de remedial teacher, de intern begeleider als de zorgcoördinator. In dit artikel stellen de vier rekenlectoren zich voor, geven ze hun kijk op het rekenonderwijs en wat er nodig is om de rekenprestaties van leerlingen te verbeteren
DOCUMENT
Dit rapport omvat de resultaten van het jaarlijkse onderzoek naar de leerlingbegeleiding in het voortgezet onderwijs en de samenwerking tussen de leerlingenzorg van scholen, samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs en instellingen uit het (speciaal) onderwijs, het welzijnswerk, de jeugdzorg, de (geestelijke) gezondheidszorg en de politie. Het Nederlands Jeugdinstituut volgt jaarlijks de stand van zaken in Nederland op dit terrein. Opdrachtgever van dit onderzoek is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
DOCUMENT
Zorgvragen en mantelzorger zijn vaak familie van elkaar. Beroepskrachten in de palliatieve zorg hebben hiermee te maken. Is de relationele benadering toepasbaar?
DOCUMENT
Van Jeugdzorg naar oplossingen beschrijft de mogelijkheden om door samenwerking met jeugdzorg en onderwijs het product te verbeteren en tevens de waarde van de sportvereniging te verhogen voor alle belanghebbenden. Sport is een plezierige belevenis door Physieke Prestaties met Partners. Daarnaast bevat sport een groot scala van additionele producten waarmee de persoonlijke ontwikkeling van kinderen kunnen worden verbeterd, alsmede de socialisatie en nog veel maatschappelijke bijproducten. Door de verbetering van deze additionele waardes ontstaat vanzelf een beter hoofdproduct. Onderwijs en Jeugdzorg kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren. Anderzijds kan de sportvereniging een belangrijke tegenprestatie leveren ten gunste van de ontwikkeling en het geluk van kinderen. Hierdoor krijgt de subsidie een draagvlak waarmee verenigingen beoordeeld kunnen worden. Synergie is hierbij het sleutelwoord, door samenwerking ontstaan nieuwe processen of leiden ze tot kostenreductie. De productiviteit en dus de meerwaarde van verenigingen kan toenemen door deze verhoogde effectiviteit en efficiency. Organisatorisch zal er ruimte moeten worden gemaakt voor de pedagogisch- en zorg-coördinator. Met een beter informatiesysteem krijgt jeugd een meer centrale positie die sturend kan worden voor de ontwikkeling. Per regio of zorggebied kan een intensieve samenwerking worden gestimuleerd van zelfsturende teams met doelstellingen op projectbasis. Vanuit het onderwijs en de jeugdzorg kan de participatie bij jeugdverenigingen worden gestimuleerd. Verenigingen krijgen nu veel, volle en vaste leden/ vrijwilligers die vaker komen waarmee de positionering duidelijker wordt.
MULTIFILE
'Hoe bieden we leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum hulp bij het uitvoeren van open opdrachten?' is de startvraag van het onderzoeksproject, dat leidde tot dit boek. Beschreven wordt hoe Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg, de Ambulante Dienst en het Steunpunt Autisme van REC Vierland samen met leerlingen, ouders, mentoren, docenten, zorgcoördinator en de schoolleiding van Havo Notre Dame des Anges deze vraag onderzoekend beantwoorden. Dit onderzoek bracht een ontwikkelingsproces op gang naar een auti-vriendelijke school. De leerling zelf, de mentor, de vakdocent, de zorgcoördinator, de ambulant begeleider en de ouders als partners dragen ingrediënten aan die tezamen leiden tot een 'Bijsluiter', een persoonlijke handleiding van en voor de leerling. De expertise rondom autisme wordt bij alle docenten vergroot. Dit leidt tot een visie op autisme. Door actieve ondersteuning van ASS-leerlingen wordt het onderwijs op Havo Notre Dame des Anges adaptiever. Leerlingen met - maar ook zonder ASS - ontvangen beter en meer op hun leerbehoeften afgestemd onderwijs. In de Salamanca-verklaring van de UNESCO wordt gesteld dat reguliere scholen die bereid zijn leerlingen met speciale onderwijsbehoeftes op te nemen het meest effectief zijn in het bestrijden van discriminerende opvattingen, het bouwen aan een open gemeenschap, het creëren van een inclusieve maatschappij en het aanbieden van onderwijs voor iedereen. Bovendien voorzien zij in effectief onderwijs voor alle leerlingen (zonder speciale onderwijsbehoeften) en verbeteren zij de doelmatigheid van het gehele onderwijssysteem. Dit boek is geschreven voor een ieder in het Voorgezet Onderwijs die leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum (ASSleerlingen) op een succesvolle manier wil begeleiden.
DOCUMENT
De werkwijze 1Gezin1Plan (1G1P) beoogt multiprobleemgezinnen integraal, planmatig en doelgericht te helpen door hen actief te betrekken bij de hulp. De vaak onderling verweven problemen van deze gezinnen bestrijken meerdere gebieden, waardoor zij te maken hebben met veel verschillende instellingen. Met 1G1P maken gezin en betrokkenen gezamenlijk een samenhangend gezinsplan en bespreken de voortgang tijdens rondetafeloverleggen. Hoe krijgt regievoering door het gezin vorm in de praktijk? En wat betekent dat voor professionals en gezinnen? Oorspronkelijke publicatie op BSL-SpringerLink 12 okotober 2018 DOI: https://doi.org/10.1007/s12459-018-0168-0
MULTIFILE
Het onderwijsbeleid is erop gericht te bevorderen dat scholen kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen en dat meer leerlingen met gedragsproblemen, opvoedingsmoeilijkheden, ontwikkelings-problemen en beperkingen kunnen profiteren van goede onderwijsondersteuning in het regulier onderwijs. Scholen, samenwerkingsverbanden en hun besturen richten zich, ook vanuit dit streven, op verdere professionalisering van leerkrachten, goede leergerichte voorzieningen en passende ondersteuning voor leerlingen en leerkrachten.
DOCUMENT
In de regio Zuid-Kennemerland (bestaande uit de gemeenten Haarlem, Heemstede, Bloemendaal, Zandvoort, Haarlemmerliede/Spaarnwoude en Bennebroek) zijn sinds acht jaar Sociale Teams actief. Sociale Teams zijn multidisciplinaire samenwerkingsverbanden gericht op de signalering en aanpak van multiproblemsituaties. Medewerkers van de GGD, woningcorporaties, politie, GGZ, verslavingszorg, maatschappelijk werk en andere organisaties komen circa tien keer per jaar bijeen om met elkaar complexe probleemsituaties aan te pakken, situaties waarbij veelal problemen als overlast, psychische problemen, schulden, verwaarlozing en verslaving een grote rol spelen. Sturend orgaan is de stuurgroep Sociale Teams. Namens deze stuurgroep heeft de GGD aan het landelijk kennisinstituut MOVISIE gevraagd om de werkwijze en de organisatie van de Sociale Teams te evalueren en te onderzoeken of er herijking nodig is. MOVISIE heeft documenten bestudeerd, sleutelfiguren geïnterviewd, Sociale Teams bezocht en een vragenlijst verspreid. Bovendien heeft MOVISIE een bijeenkomst georganiseerd voor dertig vertegenwoordigers van de verschillende deelnemende organisaties, zowel uitvoerenden als managers. Op deze bijeenkomst werden toekomstscenario’s besproken. Uit de evaluatie is te concluderen dat zo goed als alle respondenten het bestaan van de Sociale Teams een groot goed vinden. In vergelijking met de situatie van tien jaar geleden worden veel meer multiproblemsituaties gesignaleerd, aangepakt en opgelost, zo is de overtuiging van de meeste respondenten
DOCUMENT