Afstromend hemelwater kan verontreinigingen bevatten zoals zware metalen van daken, PAK’s van uitlaatgassen, nutriënten uit dierenuitwerpselen en bladval. Inzicht in de samenstelling van afstromend hemelwater is gewenst om het effect van deze verontreinigingen op ons milieu te bepalen en/of inzicht te krijgen in de kosteneffectiviteit van eventuele maatregelen.In dit onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen (inter)nationale praktijkmetingen naar de aard en samenstelling van regenwater. Om de effectiviteit van regenwaterbezinkvoorzieningen te beoordelen, isnaast de chemische samenstelling ook gekeken naar de korrelgrootteverdeling, bindingseigenschappen en valsnelheden. De voor een goede waterkwaliteit meest bepalende stoffen in Nederland zijn koper, zink en nutriënten. De concentratie van deze stoffen is relatief laag in vergelijking met internationaal onderzoek. Ook zijn deze stoffen hoofdzakelijk gebonden aan de moeilijk bezinkbare fracties. Op basis van dit vergelijkend onderzoek wordt een theoretisch aangenomen bezinkrendement van meer dan 50% nauwelijks haalbaar geacht. In combinatie met de lage valsnelheid is een rendement van orde grootte 25% meer waarschijnlijk. Bovendien is sprake van een sterk wisselende samenstelling van het regenwater in tijd en ruimte. Het rendement van een regenwaterbezinkvoorziening zal hierdoor sterk kunnen variëren in ruimte en tijd. Bij een hoge ambitie voor waterkwaliteit zal in veel gevallen een aanvullende filtratie- en of adsorptiestap wenselijk zijn om te voldoen aan de kaderrichtlijn water en of de MTR (maximaal toelaatbaar risico) voor oppervlaktewater.
DOCUMENT
In maart 2011 dreigde Muammer Gaddafi van Libya duizenden onschuldige burgers van de stad Benghazi uit hun huizen te halen om hen te vermoorden. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties verwees de situatie door naar het Internationaal Strafhof in Den Haag, dwong een no-flyzone af en gaf de NAVO een mandaat om burgers te beschermen with all necessary means, met de uitzondering van grondtroepen. Deze operatie was snel, robuust en effectief. Het principe van The Responsibility to Protect (R2P) -de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap om genocide, misdaden tegen de menselijkheid, etnische zuivering en oorlogsmisdaden te voorkomen en te stoppen- werd voor het eerst volledig toegepast. Is R2P daarmee een norm geworden? Dit onderzoek plaatst de casus Libië in het model van de "Norm Life Cycle" (de levenscyclus van een norm) van de Constructivistische theoretici Finnemore en Sikkink (1998). Libië toont aan dat R2P nu een tipping point (omslagpunt) heeft bereikt, en zich van de fase norm emergence (opkomende norm) naar de fase norm cascade heeft verplaatst. Er is echter een spanning ontstaan: de terughoudendheid van de Veiligheidsraad om R2P toe te passen in Syrië (2012) wijst de andere kant uit. Er is dus nog een lange weg te gaan, voordat R2P als een internalised norm (vanzelfsprekende norm) kan worden beschouwd. ABSTRACT In March 2011, Muammar Gaddafi of Libya threatened to pull thousands of civilian protesters in the city of Benghazi out of their homes and kill them. The Security Council of the United Nations referred the crisis to the International Criminal Court, imposed a no-fly zone and provided NATO with a mandate to protect civilians by all necessary means, with the exception of ground troops. This operation was fast, robust and effective. It also marked the first time that the Responsibility to Protect (R2P) principle was fully implemented, being the responsibility of the international community to prevent and respond to genocide, crimes against humanity and war crimes if the state in question is not able or not willing to protect its citizens itself. Has R2P become a new norm? This study situates the case of Libya in the 'Norm Life Cycle' model of Constructivist theorists Finnemore and Sikkink (1998). It suggests that R2P has reached a tipping point and has moved from the stage of norm emergence to the stage of norm cascade. However, a certain tension still exists: the reluctance of the Security Council to implement R2P again in the crisis in Syria (2012)points in the opposite direction. This suggests there is still a long way to go before R2P becomes an internalised norm in the international community.
DOCUMENT
Er is wereldwijd een groeiende groep milieuvluchtelingen. Voor deze mensen, die vluchten als gevolg van bijvoorbeeld een tsunami, dijkdoorbraak, hoge concentraties vrijkomende giftige stoffen bij een industrieel ongeval, verwoestijning, uitputting van de bodem of langdurige regenval, bestaat nog geen adequaat internationaal beschermingsregime. Ons vorige artikel in Applied Research Today (april 2013) bracht in kaart welke soorten milieuvluchtelingen bestaan, en betoogde dat de bescherming van deze groep plaats kan vinden onder het VN-principe The Responsibility to Protect (R2P). R2P omvat onder andere een integrale aanpak die gericht is op het voorkomen, reageren en opbouwen, waarbij de verantwoordelijkheid is ondergebracht in drie pijlers: 1) een staat is zelf verantwoordelijk voor de bescherming van milieuvluchtelingen, 2) de internationale gemeenschap heeft een verantwoordelijkheid een staat hierbij te assisteren, en 3) de internationale gemeenschap heeft de verantwoordelijkheid om collectief snel en beslissend te reageren indien een staat zelf zijn milieuvluchtelingen niet kan of wil beschermen. Dit vervolgartikel formuleert hoe de integrale aanpak van The Responsibility to Protect kan worden geoperationaliseerd voor de bescherming van milieuvluchtelingen. ABSTRACT The number of environmental refugees is growing. An adequate international legal protection regime is lacking for people who, for example, flee as a result of a tsunami or levee breach; high concentrations of toxic substances from industrial accidents; desertification; soil depletion or prolonged rainfall. Our previous article in Applied Research Today (April 2013) described eight different groups of environmental refugees and argued that the protection of these groups can be ensured under the UN principle the Responsibility to Protect (R2P). R2P offers an integral approach that focuses on prevention, reaction and rebuilding. In first instance, the responsibility to take protective measures lies with the state itself. Secondly, the international community has a responsibility to assist. Lastly, when a state is not able or willing to protect its environmental refugees, the international community has the responsibility to respond in a swift and decisive manner. This follow-up article formulates how the Responsibility to Protect concept could be operationalised to protect environmental refugees.
DOCUMENT
De kunstgrasberg in Nederland is groeiende. In april 2019 hebben een aantal bedrijven, zijnde ketenpartners, de handen in een geslagen om dit te doen veranderen, en hebben GBN Artificial Grass Recycling (GBN-AGR) opgericht. Dit heeft in juni 2020 geresulteerd in een fabriek voor de recycling van de kunstgrasmatten. De eindproducten van deze fabriek zijn circulair grondstoffen zoals circulair zand, circulair SBR, circulair TPE en RTA. Deze grondstoffen worden op traditionele productiewijze in mallen geperst en waaruit rubbertegels, kantplanken, picknicksets worden vervaardigd. Gezien de hoeveelheid aan kunstgrasmatten is er behoefte vanuit de ketenpartners om meer en hoogwaardige producten te realiseren. In dit onderzoek wordt een verkenning gedaan naar de mogelijkheid om gerecycled kunstgras te gaan 3D printen. Zo dat er in de toekomst hoogwaardige en vernieuwde producten uit te vaardigen zijn. Ook zijn de huidige 3D printbedrijven nog niet bekend zijn met circulaire grondstoffen uit gerecycled kunstgras, aangezien het 3D printfilament daarvan nog niet voor handen is. Via materiaalonderzoek, ontwikkeling van 3D printfilament, testen van het filament wordt de eerste aanzet gegeven om tot een grondstof te komen die voor hoogwaardige producten kan worden ingezet. Tevens wordt een productontwerp voor een product gecreëerd. En wordt er een prototype, eventueel op schaal gefabriceerd met het 3D printfilament afkomst van de circulaire grondstoffen van het gerecycled kunstgras. Het einddoel is om de kunstgrasberg in Nederland te doen krimpen, door: - Aantoonbaar te maken aan de maakindustrie dat gerecycled kunstgras een basisgrondstof kan zijn voor producten. - 3D printen een productiemethode is dat voor bepaalde toepassingen voordelen kan hebben om hoogwaardige producten van gerecycled kunstgras mee te maken, naast de al bestaande traditionele productiemethoden.
De doelstelling van het project is het ontwikkelen van een breed gedragen basis voor samenwerking tussen de partners in het Living Lab Upper Citarum River Basin het opstellen van een breed gedragen Action Plan voor het toepassen van de beginselen van de circulaire economie als basis voor duurzame ontwikkeling van het Upper Citarum River Basin. In november 2016, heeft Hogeschool Van Hall Larenstein namens het Nederlandse Delta Platform een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met University of Technology Bandung (ITB). Hiermee is de totstandkoming van het Living Lab Upper Citarum Basin officieel bekrachtigd. Daarnaast zijn ook andere partijen zoals Telkom University, de Radboud Universiteit en Deltares betrokken en wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de functie van springplank die het Living Lab mogelijk voor het Nederlandse MKB kan bieden. Vlak na de totstandkoming van het Living Lab is afgesproken dat het Living Lab zich zal gaan richten op duurzame ontwikkeling en waterbeheer, waarbij de principes van de circulaire economie als leidend principe zullen worden toegepast. Bovendien is afgesproken om gezamenlijk te werken aan de ontwikkeling van on-derwijsmateriaal. Met dit project zullen tijdens werksessies met de betrokken partners en stakeholders in Bandung de meest veelbelovende kernthema’s voor samenwerking worden geïdentificeerd en verder concreet worden gemaakt. Hiervoor is het noodzakelijk om de ketens van stofstromen in het Citarum River Basin inzichtelijk te maken en hierbij kansen te identificeren voor het Nederlandse bedrijfsleven (MKB). In eerste instantie wordt hierbij ge-dacht aan bouwen met bagger, bouwen met plastic afval, building with nature, drinkwatervoorziening, afwate-ring en afvalwaterzuivering.
The textile and clothing sector belongs to the world’s biggest economic activities. Producing textiles is highly energy-, water- and chemical-intensive and consequently the textile industry has a strong impact on environment and is regarded as the second greatest polluter of clean water. The European textile industry has taken significant steps taken in developing sustainable manufacturing processes and materials for example in water treatment and the development of biobased and recycled fibres. However, the large amount of harmful and toxic chemicals necessary, especially the synthetic colourants, i.e. the pigments and dyes used to colour the textile fibres and fabrics remains a serious concern. The limited range of alternative natural colourants that is available often fail the desired intensity and light stability and also are not provided at the affordable cost . The industrial partners and the branch organisations Modint and Contactgroep Textiel are actively searching for sustainable alternatives and have approached Avans to assist in the development of the colourants which led to the project Beauti-Fully Biobased Fibres project proposal. The objective of the Beauti-Fully Biobased Fibres project is to develop sustainable, renewable colourants with improved light fastness and colour intensity for colouration of (biobased) man-made textile fibres Avans University of Applied Science, Zuyd University of Applied Sciences, Wageningen University & Research, Maastricht University and representatives from the textile industry will actively collaborate in the project. Specific approaches have been identified which build on knowledge developed by the knowledge partners in earlier projects. These will now be used for designing sustainable, renewable colourants with the improved quality aspects of light fastness and intensity as required in the textile industry. The selected approaches include refining natural extracts, encapsulation and novel chemical modification of nano-particle surfaces with chromophores.