In het gedragingenlijstonderzoek wordt een methodiek ontwikkeld, waarin overtuigingen en beleving van de leraar omtrent zijn eigen beroepsidentiteit en de manier waarop hij vorm geeft aan interacties met de leerling systematisch aan de orde komen. Daarbij wordt recht gedaan aan de competentie en professionaliteit van de leraar, wanneer dat niet alleen gebeurt vanuit handelingsverlegenheid over een problematische leerling, maar vanuit ervaren competentie. Dit katern vormt een tweede tussenrapportage betreffende het onderzoek. Een eerste rapportage werd gepresenteerd op het ECER congres in 2004 (Van Doorn, Everaert, 2004)