Er zijn steeds meer kinderen in Nederland met bewegingsarmoede, overgewicht en geringe 
motorische vaardigheden. Om kinderen gezonde en fitte volwassenen te laten worden, is het van belang om hen te stimuleren meer te bewegen. Dit heeft het meeste effect als die beweging wordt ingebed in hun dagelijks leven. Een van die manieren om dat te bereiken is het stimuleren en beter faciliteren van buitenspelen: het onbegeleid spelen van kinderen in de buitenruimte. Buitenspelen heeft niet alleen een positief effect op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen, maar ook op hun motorische, cognitieve en sociale vaardigheden. 
Gemeenteambtenaren willen inspelen op deze voordelen van buitenspelen, maar weten onvoldoende hoe zij hun stad speelvriendelijker kunnen maken. Deels komt dit doordat er een gebrek is aan kennis over de vraag waar, wanneer, hoe en met wie kinderen buiten spelen en hoe zij dit beleven en ervaren. Daarnaast ontbreekt het vaak aan tijd en instrumenten bij gemeenten om de ideeën door te vertalen naar beleid en de praktijk. 
Door participatief en kwalitatief onderzoek uit te voeren met en vanuit het perspectief van 
kinderen, willen we antwoord geven op de vraag welke factoren een bijdrage leveren aan een speelvriendelijke stad. Deze inzichten toetsen we aan de ideeën en huidige beleidsinstrumenten van gemeenteambtenaren, waarna we hier gezamenlijk een verbeterslag in maken en instrumenten aanreiken en handelingsperspectieven formuleren voor het ontwerpen, programmeren en beheren van speelvriendelijke steden. Naast deze tools worden de inzichten gedeeld in een eindrapport, kennisclips, symposium en publieksvriendelijke infographics.
Buitenspelen bevordert de persoonlijke ontwikkeling en gezondheid van kinderen. Daarom is het cruciaal dat 
steden voldoende ruimte bieden voor buitenspelen en dat de speelplekken aansluiten bij de behoeften van 
kinderen. De Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Amsterdam hebben onderzoek gedaan naar waar, 
hoe en met wie kinderen van vier tot twaalf jaar buitenspelen en hoe zij hun openbare ruimte ervaren als 
plek om te spelen. De belangrijkste bevindingen zijn: 
Het zijn vooral kinderen tussen de vijf en acht jaar die buitenspelen. Vanaf negen jaar neemt het aandeel 
meisjes dat buiten speelt fors af. 
Buitenspelen gaat lang niet altijd om actief spel. Speelplekken zijn ook vaak ontmoetingsplekken waar 
kinderen relaxen, chillen, praten, eten, op hun mobiel kijken, uitrusten en naar andere kinderen kijken. Het 
belangrijkste voor kinderen om buiten te spelen, is de aanwezigheid van andere kinderen. 
De bewegingsvrijheid van kinderen bij buitenspelen wordt voor een groot deel bepaald door de manier 
waarop de ouders de verkeersveiligheid en sociale veiligheid van de buurt ervaren. Kinderen en ouders zijn 
bang voor verkeersongelukken, kidnapping en pestgedrag. Veel kinderen mogen daardoor alleen op hooren zicht-afstand van de woning spelen en anders moeten oudere familieleden mee. 
Binnen gemeenten worden er veel tijd en middelen besteed aan zogenaamde formele speelplekken 
(speeltuin, schoolplein, openbaar sportveldje) die speciaal voor kinderen zijn ontworpen. Uit het onderzoek 
blijkt echter dat bijna de helft (42%) van de kinderen op informele speelplekken speelt, zoals de stoep, een 
grasveld of straat. 
Kinderen tussen de acht en elf jaar willen meer speelplekken die uitdagend zijn. Kinderen vragen daarom 
veel om speeltoestellen die hoger, groter, steiler en sneller zijn. Daarnaast willen kinderen speelplekken 
waar genoeg te doen is met een grote diversiteit aan speelmogelijkheden en een grote variatie in 
speelelementen of inrichting. 
Alle onderzoeksresultaten zijn te raadplegen op www.speelvriendelijkesteden.nl 
Er zijn geen producten gekoppeld
Afgerond
Niet bekend
RAAK.PUB09.005