De noodzaak van een actieve levensstijl voor de gezondheid is inmiddels voldoende bewezen en staan buiten kijf. Echter beweegt nog steeds een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking consequent te weinig. Een van de belangrijke doelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding is om leerlingen te motiveren om deze actieve levensstijl aan te nemen en in hun verdere leven te behouden. De vraag is echter of het vak LO daar, in haar huidige opzet, wel voldoende in slaagt. Worden alle leerlingen wel voldoende bereikt? Waar moet een dergelijke les LO dan aan voldoen? Hoe ziet zo’n les eruit? Dit artikel stipt een aantal onderzoeken aan die dit probleem onder de loep hebben genomen.
Deze rapportage betreft het eindverslag van het RAAK-project ‘Sturen op motivatie’. Centraal staat het verkrijgen van meer inzicht in de rol van motivatie in effectievere vormen van financiële educatie en het ontwikkelen van concrete handvatten voor professionals om gericht te kunnen sturen op motivatie. In deze rapportage worden de overkoepelende bevindingen uit de drie proeftuinen gepresenteerd.
Biopaint: bio-gebaseerde en biodegradeerbare alternatieven voor acryl verf in de creatieve sector. Kunstenaars zijn mensen die de intrinsieke motivatie hebben om de wereld te verbeteren, om schoonheid te creëren... maar doen dit regelmatig met materialen die onze wereld vervuilen. Verven zijn één van de grootste oorzaken van polymeer emissies in de natuur. Steeds meer komen industriële verven op de markt gemaakt uit componenten die afbreekbaar zijn en van natuurlijke oorsprong. Door de specifieke eigenschappen en relatief kleine volumes blijven verven voor de creatieve industrie hierbij juist achter. In dit onderzoek zullen een kunstenaar, 2 producenten van bio-gebaseerde componenten samen met studenten en onderzoekers van Zuyd Hogeschool op zoek gaan naar bio-gebaseerde en biodegradeerbare bindmiddelen voor verven voor de creatieve sector.
Doel van het project is om kansloze kandidaten op de arbeidsmarkt toch de gelegenheid te bieden om op enigerlei wijze te participeren op de arbeidsmarkt. Dit wordt vormgegeven door het ontzorgen van zowel werkgever/opdrachtgever als de werkzoekende.
The consortium would like to contribute to structural reduction of post-harvest and food losses and food quality improvement in Kenyan avocado and dairy value chains via the application of technical solutions and tools as well as improved chain governance competences in those food chains. The consortium has four types of partners: 1. Universities (2 Kenyan, 4 Dutch), 2. Private sector actors in those chains, 3. Organisations supporting those chains, and 4. Associate partners which support category 1 to 3 partners through co-financing, advice and reflection. The FORQLAB project targets two areas in Kenya for both commodities, a relatively well-developed chain in the central highlands and a less-develop chain in Western-Kenya. The approach is business to business and the selected regions have great potential for uptake of successful chain innovations as outcome of research results. The results are scalable for other fresh and processed product chains via a living lab network approach. The project consists of 5 work packages (WPs): 1. Inventory , status quo and inception, 2. Applied research, 3. Dissemination of research outputs through living lab networks, 4. Translation of project output in curricula and trainings, and 5. Communication among partners and WPs. The applied research will be implemented in cooperation with all partners, whereby students of the consortium universities will conduct most of the field studies and all other partners support and interact depending on the WPs. The expected outcomes are: two knowledge exchange platforms (Living Labs) supported with hands on sustainable food waste reduction implementation plans (agenda strategy); overview and proposals for ready ICT and other tech solutions; communication and teaching materials for universities and TVETs; action perspectives; and knowledge transfer and uptake.