Meer en meer universiteiten en hogescholen gaan over tot het opnemen en online plaatsen van colleges en presentaties. Vaak wordt daarbij volstaan met het volledig opnemen en zonder verdere bewerking online plaatsen. Het nadeel hiervan is dat de opnames de student niet aanzetten tot actief studeergedrag. En dat is een gemiste kans omdat activering een positief effect heeft op de motivatie van studenten en via die weg op de hoeveelheid en de kwaliteit van de zelfstudie van studenten (Van Dijk, Van den Berg, & Van Keulen, 1999). In dit artikel bespreken wij een aantal verrijkte weblecture varianten waaruit onderwijsontwerpers en docenten kunnen kiezen en geven we aanknopingspunten bij dat keuzeproces.
Forensisch sociale professionals werken met cliënten die verdacht worden van of veroordeeld zijn voor een delict. Geboden hulp of zorg vindt plaats binnen een strafrechtelijk kader. Het is van belang kennis te hebben van het strafproces en de verschillende juridische modaliteiten waarin gewerkt kan worden. Dit strafrechtelijk kader is van invloed op de bewegingsruimte van cliënten maar stelt ook eisen aan het handelen van professionals. In dit hoofdstuk beschrijven we het straf(proces)recht op hoofdlijnen, zonder steeds te verwijzen naar concrete wetsartikelen.
Jaarlijks worden naar schatting 150 miljoen kwetsbare personen geholpen met humanitaire hulp. Voor hulpgoederen zijn grote hoeveelheden materiaal nodig, iets wat samengaat met een enorme milieu-impact. Hulpgoederen, waaronder shelters, hebben vaak een korte levensduur en er ontbreekt meestal een hergebruik oplossing aan het einde van de levensduur. Hulporganisaties zijn zich als geen ander bewust hoe uitputting van grondstoffen en uitstoot van CO2 een negatieve impact hebben op kwetsbare groepen in lage inkomenslanden. Het is daarom een groeiende wens van humanitaire organisaties en leveranciers om nadrukkelijk te kijken naar circulariteit van hulpgoederen. Op dit moment mist er een lijst met gewogen criteria om circulaire aankoop en ontwerpkeuzes te maken. In dit project ontwikkelen we een praktisch afwegingskader voor shelters. Hiermee kunnen zorgvuldig onderbouwde product keuzes gemaakt worden voor circulaire end-of-life oplossingen waarbij materiaalkeuze een belangrijke rol speelt. De projectpartners hebben cruciale kennis over de inkoop (Artsen Zonder Grenzen), het ontwerp (MKB-partner Wijnroemer Relief Goods), materiaaleigenschappen en circulariteit (Avans Hogeschool). Het afwegingskader wordt gebaseerd op uitgebreid deskresearch naar circulaire alternatieven, interviews naar het huidig materiaal gebruik en het huidige keuzeproces, en co-creatie sessies met verschillende hulporganisaties om wensen in kaart te brengen. Op basis daarvan wordt een overzichtelijke methodiek ontwikkeld die zowel materiaal technische als financiële afwegingen helpt maken. Het afwegingskader wordt dan in de praktijk getoetst en geëvalueerd op doelmatigheid, gebruiksvriendelijkheid en snelheid.
Bedrijven moeten flexibel zijn om hun concurrentiepositie te behouden en te vergroten. Flexibel inzetbaar personeel vormt hierbij een essentiële factor. Ondernemers staan daarbij voor de uitdaging de juiste mix aan flexibiliteitsmaatregelen te kiezen, waarbij ze rekening moeten houden met uiteenlopende eisen van de markt, de arbeidsmarkt en het productieproces. Daarbij is het een extra uitdaging om ook rekening te houden met te verwachten effecten van deze mix aan flexibiliteitmaatregelen op korte én lange termijn. Zo kan de inzet van flexkrachten op korte termijn effectief zijn voor het opvangen van pieken in het werk, maar kan dat op lange termijn ten koste gaan van het vakmanschap van het personeel. Rekening houden met de lange termijn effecten is lastig omdat MKB-ondernemers vaak vooral focussen op de korte termijn en te weinig tijd hebben voor het uitwerken van een lange termijn personeelsstrategie. MKB ondernemers hebben behoefte aan praktisch toepasbare instrumenten en hulpmiddelen die hen helpen om onderbouwde keuzes te maken. De belangrijkste doelstelling van het project is daarom om MKB bedrijven te helpen de voor hun situatie meest geschikte mix van flexibiliteitmaatregelen te kiezen, rekening houdend met de veranderende behoefte en met effecten van flexibilisering op zowel korte als lange termijn. Om dit doel te bereiken is het nodig de verschillende elementen (de MKB situatie, de mix van maatregelen en de te verwachten effecten) en hun onderlinge samenhang te onderzoeken. In dit project doen we dat met behulp van QCA-methodiek, geschikt om configuraties vast te stellen op basis van een beperkt aantal cases. In eerder onderzoek zijn de condities (zoals eisen van de markt, arbeidsmarkt, productieproces, organisatiestrategie) voor het kiezen van flexibiliteitsmaatregelen en de te verwachten effecten van maatregelen meestal los van elkaar onderzocht. Zo houdt het werk van Lepak & Snell (1999; 2002) bijvoorbeeld wel rekening met arbeidsmarkt en organisatiestrategie, maar niet met productieprocessen of fluctuaties op product/dienstmarkten. Zonder een integrale beschouwing van alle elementen en hoe deze met elkaar samenhangen, kan de MKB-ondernemer niet de juiste keuze maken. Daarom worden in dit project deze verschillende elementen in hun onderlinge samenhang onderzocht en staan twee onderzoeksvragen centraal: 1. Wat zijn de voornaamste determinanten uit de praktijk van het MKB (markt, productieproces, arbeidsmarkt) die de mix van maatregelen bepalen? 2. Wat zijn de verwachtte effecten van mix van flexibiliteitmaatregelen voor bedrijf en haar personeel op korte en lange termijn? De combinatie van deze twee vragen vormt input voor het bepalen van mogelijke configuraties van maatregelen, behoeften en te verwachten effecten. Om de vragen te beantwoorden voert het lectoraat nieuwe arbeidsverhoudingen samen met haar consortiumpartners case studie onderzoek uit bij 11 MKB bedrijven in de regio Flevoland. Op basis van zowel kwalitatieve als kwantitatieve data worden een instrumentarium ontwikkeld die het keuzeproces bij MKB-bedrijven faciliteren.
Het inhoudelijke doel van de opdracht, op basis van de behoefte vanuit Rijkswaterstaat (RWS), luidt: inzicht geven in de impact van ZE-zones in keuzes gemaakt door verladers en vervoerders en het (verwachte) resultaat op de vervoerstromen (en uiteindelijk op de verkeersstromen) en de rol van de instroom van ZE-voertuigen, waarbij het inzicht vertaald wordt in praktijkgericht (beleids)adviezen. ZE-zones worden vanaf 2025 ingevoerd, is het wenselijk om het keuzeproces de komende jaren te volgen. Niet iedere gemeente voert (tegelijkertijd) een ZE-Zone in. De looptijd van de opdracht is dan ook van 2022 tot en met 2025.Het onderwijsdoel is, naast het vergaren van praktijkinformatie (zie inhoudelijk doel) de professional van de toekomst o.a. inzicht geven in verschillende zaken, zoals:- De komst van de ZE-zones als middel en de ontwikkeling van ZE-voertuigen en instroom;- De keuzes, die verladers en vervoerders maken, en de weerslag daarvan op de vervoersstromen en uiteindelijk de verkeersstromen;- De rollen van diverse stakeholders, waaronder IenW en RWS; - De interactie tussen verschillende stakeholders én vooral die tussen beleid en de praktijk.Societal IssueZero emissie stedelijke logistiek: hoe is dat te realiseren in de praktijk?Benefit to societyReductie CO2 emissies; bijdragen aan duurzame ontwikkeling goederenvervoer.