CINOP Expertisecentrum verkent de thematiek van een leven lang leren van verschillende kanten. Een van de invalshoeken is de rol van het roc. Hoe kan een roc individuen ondersteunen in de loopbaanvorming voor een leven lang leren? In Roc als loopbaancentrum. Een beroepspedagogisch perspectief - een verkennende studie voor het Expertisecentrum van CINOP en de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk - heeft Jan Geurts "( ) een poging gewaagd om de idealen en principes nader te formuleren en te preciseren waaraan een roc dient te voldoen om te functioneren als loopbaancentrum." Al in zijn intreerede als lector pedagogiek van de beroepsvorming aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk (2004) stelt Geurts, dat roc's de omslag moeten maken van opleidingenfabriek naar loopbaancentrum. Een keuze voor een uitdagende visie is van belang, maar Geurts stelt dat een loopbaancentrum zich vooral in de praktijk moet bewijzen. Zonder een goede balans tussen idealen en realiteit wordt onderwijsvernieuwing het doel, terwijl het een middel moet zijn om de maatschappelijke functie van het mbo beter waar te maken. Volgens hem horen roc's bij onderwijsvernieuwing niet uit te gaan van meer marktwerking of vraagsturing, zoals nu meestal gebeurt, maar op de eerste plaats van een verhoging van hun eigen professioneel handelen. Hij werkt hiervoor een beroepspedagogisch perspectief uit. De kern vormt een pleidooi voor een herwaardering van het beroepsbegrip. Zo onstaat een vast en inspirerend oriëntatiepunt voor leerling, school en bedrijf als het gaat om het ontwerpen en realiseren van succesvolle loopbanen. Het geschetste perspectief ziet Geurts tevens als een kans voor revitalisering van niet alleen het initiële, maar ook het postinitiële beroepsonderwijs.
In het essay ‘Het andere perspectief’ reflecteert ervaringsdeskundige Henrike Kowalk op de onderwijspraktijk bij de opleidingen van HvA Maatschappij en Recht en op haar rol als medewerker bij het lectoraat Outreachend Werken en Innoveren. Zij beschrijft hoe docenten en studenten stoeien met het vinden van aansluiting bij de leefwereld van ervaringsdeskundigen en de inzet van ervaringsdeskundigheid in het hbo.
In Amsterdamse ontwikkelbuurten is de sociale fragmentatie vaak groot. In het onderzoek “Toegankelijkheid in divers perspectief” hebben onderzoekers van de HvA kwetsbare bewoners, sleutelfiguren en sociale professionals in de wijk Geuzenveld bevraagd op hun denkbeelden over het belang van ontmoetingsplekken-en voorzieningen in deze wijken. Een opmerkelijke bevinding is dat er een groot verschil is tussen de hooggestemde beleidsidealen over sociale inclusie en de alledaagse praktijken die vooral wijzen op zeer voorzichtige en bescheiden vormen van overbrugging tussen groepen in de ‘sociale basis’.
Gemeente Arnhem heeft als doel geformuleerd dat alle wijken klimaatneutraal moeten zijn voor 2050. Voor de wijk Elderveld-Noord is de uitdaging om een duurzame aardgasvrije energie-infrastructuur te ontwikkelen, bestaande woningen te verduurzamen én energielasten voor huurders gelijk te houden. Deze uitdaging is niet alleen technologisch, maar ook sociaal-maatschappelijk complex. Naast energetische verbetering en gebruik van circulaire materialen gaat het ook om een gezonde en leefbare omgeving voor een zich veranderende populatie met een eigen economische contextkenmerken. De wijk Elderveld-Noord is als proeftuin gestart om deze transitie vorm te geven vanuit technologisch perspectief. De vraag bleef: hoe kan de sociale kant van samenwerking, participatie en implementatie hierbij worden ingevuld in een dynamisch leerproces? Via een proces van vraagarticulatie met de stakeholders in deze proeftuin is de praktijkvraag ontstaan hoe een actieve ontwerpgerichte en lerende gemeenschap te realiseren, waarbij een cocreatieproces tot een integrale, succesvolle energietransitie leidt. Vanuit deze praktijkvraag is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: Op welke wijze kan een transdisciplinaire lerende gemeenschap worden gevormd die zich richt op meervoudige waardecreatie voor het aardgasvrij maken van de Arnhemse wijk Elderveld-Noord en hoe kan dit proces leiden tot de ontwikkeling van een lerende aanpak zodat in andere wijken van Arnhem hier ook mee gewerkt kan worden? Het beoogde resultaat is transformatieve kennisontwikkeling met een lerende gemeenschap ter ondersteuning van de energietransitie in de pilotwijk Elderveld-Noord, leidend tot een participatieve lerende aanpak voor energietransitie in andere wijken: De Arnhemse Lerende Aanpak. Dat vergt een systeemgerichte, transdisciplinaire opzet. De vraag is hoe we die cocreatie vormgeven en welke lessen we daaruit leren in een transdisciplinaire aanpak van integrale wijkvernieuwing. De beoogde impact van dit onderzoek is dat lerende gemeenschappen van publiek-private samenwerkingen voor de wijkgerichte energietransitie in hoge mate zullen bijdragen aan gezonde en klimaatneutrale wijken in Arnhem en in Nederland.
Voor cliëntparticipatie in de zorg is volgens de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg gezamenlijke besluitvorming (GB) belangrijk omdat het tegemoet komt aan behoeften van zorggebruikers, bijdraagt aan gezondheidswinst en kostenbesparing. In de geboortezorg ervaren zorgverleners en de cliëntenorganisatie knelpunten in de uitvoering van GB tussen verloskundige zorgverleners en cliënten, die ieder deel uitmaken van hun systeem: cliënten van hun cliëntsysteem (partner, kinderen, ouders, vrienden, sociaal-maatschappelijke omgeving) en zorgverleners van hun interprofessionele verloskundige zorgverlenerssysteem (verloskundigen, verpleegkundigen, gynaecologen, kraamverzorgenden, sociaal-maatschappelijke omgeving). Zorgverleners en cliënten hebben behoefte aan een duidelijke interventie om GB in de dynamiek van de dagelijkse verloskundige praktijk daadwerkelijk toe te passen. De onderzoeksvraag van ons netwerk van zorgverleners, cliënten, onderzoekers en experts in GB is: Welke interventie kunnen we ontwikkelen om GB tussen cliënten en zorgverleners in de geboortezorg te realiseren en hoe bruikbaar en haalbaar is deze interventie in de dagelijkse dynamiek van de geboortezorg? Het doel van dit project is om samen met zorgverleners en cliënten in de geboortezorg een interventie te ontwikkelen en beschikbaar te maken om GB in de individuele zorgverlening te realiseren. De volgende subdoelen zijn voor dit project geformuleerd: - behoefteanalyse van cliënten en zorgverleners ten behoeve van GB in de geboortezorg (programma van eisen voor te ontwikkelen interventie); (WP1) - ontwikkeling van een interventie ten behoeve van GB in de geboortezorg (WP1); - procesonderzoek van deze interventie voor GB in de geboortezorg (WP2); - doorontwikkeling en landelijk draagvlak creëren bij cliënten, werkveld en onderwijs (WP3). De continue samenwerking tussen vertegenwoordigers van cliënten, zorgverleners, onderzoek en onderwijs bij de uitvoering van dit project en de gezamenlijke ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van de interventie bevordert hun gezamenlijke betrokkenheid en leren, en een duurzame inbedding van een haalbare praktische interventie voor GB in de geboortezorg.
Een op de drie Nederlanders heeft een chronische aandoening en dat aantal neemt sterk toe bij mensen boven de 75 jaar. De meeste mensen zijn niet zorgafhankelijk maar leven met de gevolgen van chronische gezondheidsproblemen. Dit vraagt andere inrichting van de zorg, waarin aandacht moet verschuiven van behandeling van ziekte en geven van zorg naar aandacht voor functioneren en zelfmanagement. Hierbij gaat het niet alleen om het omgaan met de medische consequenties en behandeling, maar ook om sociaal-maatschappelijke participatie en emotionele uitdagingen. Voor zorgverleners is de opdracht om dit zelfmanagement effectief te ondersteunen lang niet altijd vanzelfsprekend; zij zijn gewend aan de ‘expertrol’ maar worden nu geacht samen met de patiënt / zorgvrager te beslissen en om persoonsgerichte zorg te leveren. Bovendien vraagt het ondersteunen van zelfmanagement en eigen regie bij kwetsbare groepen zoals ouderen met multimorbiditeit, jongeren met chronische aandoeningen, mensen met lage gezondheidsvaardigheden of kwetsbare zwangeren extra aandacht. Ook voor veel mensen zelf – en vooral bij kwetsbare groepen – zijn zelfmanagement en eigen regie niet vanzelfsprekend. De afgelopen jaren is de nadruk steeds meer komen te liggen op het versterken van eigen kracht van burgers. Zelfmanagement en eigen regie worden steeds belangrijker in het omgaan met gezondheid en welzijnsvraagstukken, ook ten behoeve van participatie. Een kanteling naar een zorg- en welzijnsmaatschappij waarin zelfmanagement centraal staat, vergt een cultuurverandering in organisaties en attitude- en gedragsveranderingen bij professionals. Door met lectoren vanuit verschillende hogescholen en domeinen – samen met de praktijk en het onderwijs – aan praktijkgericht onderzoek te werken, wordt optimaal gebruik gemaakt van de expertise en het netwerk van deze lectoren en wordt samenwerking tussen hen bevorderd. De lectoraten zijn naar elkaar aanvullend in expertise waardoor kennis en oplossingen die worden ontwikkeld breed toepasbaar zijn in de praktijk en in de verschillende curricula van de betrokken opleidingen. Tevens worden uniforme definities ontwikkeld en wordt een gemeenschappelijke, (lectoraat)overstijgende benadering ontwikkeld voor het bevorderen van zelfmanagement en eigen regie, ook voor kwetsbare groepen binnen het domein zorg en maatschappelijke participatie. Hierbij kiezen we voor een persoonsgerichte aanpak. Hiermee wordt interprofessioneel samenwerken – zowel in lokale als in landelijke netwerken – gestimuleerd. Dit alles draagt bij aan het beter toerusten van huidige en toekomstige professionals. De initiërende lectoren willen met gezamenlijk praktijkgericht onderzoek bijdragen aan het versterken van het zelfmanagement en de eigen regie van burgers en vooral kwetsbare groepen en aan het goed toerusten van relevante beroepsgroepen. Ze beogen daarbij een langdurige samenwerking, ondersteund door de platformregeling.