De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (verder DMO te noemen) heeft het lectoraat School en Omgeving in de grote stad om een onderzoek gevraagd over scholierenparticipatie op
Amsterdamse vmbo-scholen. De volgende probleemstelling stond daarbij centraal: Hoe krijgt scholierenparticipatie op Amsterdamse vmbo-scholen gestalte en welke vormen zijn het meest kansrijk om zoveel
mogelijk scholieren te laten participeren? Dit onderzoek is een project van de Academie van de Stad (www.academievandestad.nl) – een
samenwerkingsverband tussen de gemeente Amsterdam (stadsdelen), woningcorporaties en opleidingen van de hogescholen en universiteiten in Amsterdam. Het initiatief is erop gericht om studenten in staat te stellen praktijkgerichte (onderzoeks)projecten uit te voeren, opdat zij enerzijds kennis kunnen opdoen van de stad en er anderzijds een bijdrage aan kunnen leveren. Het gaat om echte opdrachtgevers en echte projecten gericht op het verbeteren van de leefbaarheid van de stad. Studenten leren hierdoor verantwoordelijkheid te nemen, wat zowel
in het belang van hun eigen opleiding is als in het belang van de stad. Kenmerkend voor dit onderzoek is dus dat het is uitgevoerd door studenten van de Hogeschool van Amsterdam in een leersituatie. Het maakte deel uit van de Leerpraktijk Jeugd en Samenleven, een vak dat alle studenten in het eerste jaar van de pedagogiekopleiding volgen. De nadere analyses en rapportage zijn vanuit het lectoraat verzorgd door Hester van der Putten onder begeleiding van Edith Hooge.
Het doel van dit onderzoek is drieledig. Ten eerste streeft de gemeente Amsterdam naar participatie van jongeren bij de vormgeving van het jeugdbeleid. Een manier hiervoor is de studenten van de Hogeschool van Amsterdam, zelf vaak in de leeftijd tussen de 18 en 23, onderzoek te laten uitvoeren onder jongeren die ongeveer tien jaar
jonger zijn dan zijzelf. Hierdoor heeft het onderzoek een zogenaamd peer-to-peer-karakter. Ten tweede raken de studenten door het uitvoeren van dit onderzoek beter bekend met de leefwereld van jongeren, hetgeen een belangrijk doel is van de Academie van de Stad. Omdat dit onderzoek gericht is op Amsterdamse scholieren, leren de hogeschoolstudenten hen beter kennen en krijgen zij meer inzicht in wat hen beweegt en motiveert. Dit is belangrijk voor deze pedagogen-in-opleiding, omdat het waarschijnlijk is dat zij later in een grootstedelijke omgeving gaan werken, óók met vmbo-scholieren. Ten derde heeft dit onderzoek uiteraard een inhoudelijk kennisdoel. Het beoogt meer inzicht te geven in de participatie van vmbo-scholieren op school. Uit onderzoek is bekend geworden dat scholierenparticipatie op het vmbo lager is dan op de havo en het vwo (Bicknese, 2007, Elchardus, Kavadias, Siongers, 1998; De Groof, 2001). Tevens blijkt uit een onderzoek onder Amsterdamse jongeren dat adolescenten met een (v)mbo-opleiding minder participeren in het vrijetijdsaanbod en de brede talentontwikkeling van de stad Amsterdam (Bicknese, 2007). In dit onderzoek wordt onderzocht hoe vmbo-scholieren zelf wensen te participeren: waarbij (in welke activiteiten), op welke wijze (formeel, informeel), en waar (op school of erbuiten)? Ook wordt nagegaan naar wat voor soort scholierenparticipatie de schoolleiding van de vmbo-scholen streeft en hoe zij dit tracht te bereiken.
Het resultaat van dit onderzoek biedt inzicht in de scholierenparticipatie op vmbo-scholen in Amsterdam vanuit het
perspectief van de leerlingen zelf. Het geeft de huidige participatiemogelijkheden weer zoals die worden ervaren door leerlingen, evenals de ideeën die de leerlingen hebben over het versterken van hun positie op school. De participatie is onderzocht via de subjectieve percepties van leerlingen. Dat wil zeggen dat wordt nagegaan of leerlingen het gevoel hebben dat hun leerkrachten en schoolhoofd hen voldoende betrekken bij wat er in de klas en op school gebeurt (Hepburn, 1984). Ook wordt nagegaan wat leerlingen, en ook andere betrokkenen (schoolleiders, afdelingsleiders), zelf bijdragen aan de verbetering van de participatie van leerlingen op school. Dit
onderzoek levert daarmee ook kennis en inzichten op over de leefwereld van jongeren die aansluiten bij het perspectief van jongeren zelf. Deze kennis en inzichten kunnen gebruikt worden bij het vormgeven van beleid en activiteiten rondom participatie van jongeren